In Tsjetsjenië is de oorlog al een jaar officieel voorbij. Grozny is een “genormaliseerde” stad waar het leven zijn normale gang lijkt te gaan. Maar de aanslagen in de metro van Moskou en in de noordelijke Kaukasus alom, illustreren dat Moskou in Tsjetsjenië en de rest van de noordelijke Kaukasus met zware problemen zit.
Vooral voor premier Vladimir Poetin staat er bijzonder veel op het spel. Want hij heeft tien jaar eerder zijn populariteit gevestigd op het neerslaan van de Tsjetsjeense opstand. Na vorige aanslagen kondigde hij aan de terroristen tot in de toiletten te zullen aanpakken. In de noordelijke Kaukasus, deel van de Russische Federatie, etteren echter talrijke abcessen, van de Zwarte Zee tot de Kaspische Zee.
Met de implosie van de Sovjet-Unie in 1991, werden de Sovjetrepublieken van Transkaukasië de onafhankelijke staten Georgië, Armenië en Azerbeidzjan. De autonome republieken van de noordelijke Kaukasus bleven deel uitmaken van de Russische Federatie. De Kaukasische gebieden van die Federatie zijn een van de ingewikkeldste etnische lappendekens van Europa. De volkeren die er huizen hebben onderling niet zoveel gemeen, er zijn nogal wat onderlinge tegenstellingen die Moskou in eigen voordeel tracht uit te spelen. Zoals het dat ook in Transkaukasië doet.
In het hart
Maar een onverdeeld succes is het niet. Moskou heeft het steeds moeilijker in de noordelijke Kaukasus. De lange tijd onrustigste van die regio’s, Tsjetsjenië, lijkt dan wel “genormaliseerd”. Maar het dringt tot Poetin door dat “zijn” mannetje in Grozny, Razman Kadyrev, een eigen agenda heeft. Bij een recent bezoek aan Moskou zagen de begeleidende militiemannen van Kadyrev hun bewegingsvrijheid sterk ingeperkt.
Het gaat al lang niet alleen meer om Tsjetsjenië. Er waren de jongste tijd ook reeksen aanslagen in Ingoesjië, Dagestan en Kabardino-Balkarië, andere “autonome” gebieden uit die regio. Die aanslagen gaan meestal tegen lokale bestuurders en politie en hebben diverse achtergronden. Maar met de aanslagen van eind maart op de metro in Moskou wordt het Kremlin in het hart getroffen. Die aanslagen werden opgeëist door het Emiraat van de Kaukasus, een islamistische beweging die de onderlinge grenzen van de regio overschrijdt en zich niet beroept op enig zelfbeschikkingsrecht van één bepaalde volksgroep. In de actieve kern ervan zitten zowel militanten uit Tsjetsjenië, Dagestan als andere gebieden. Maar niet alleen zij hebben de hand in de honderden aanslagen van het voorbije jaar.
De grote leider ervan, Dokoe Oemarov, komt nochtans uit het Tsjetsjeens verzet. Met Oemarov is een nieuwe generatie aan zet. Veel Tsjetsjeense leiders zijn tijdens de lange en moorddadige oorlogen in Tsjetsjenië omgekomen (of in het buitenland vermoord), andere zoals Akmed Zakajev zitten in ballingschap en hebben op het terrein zelf nog weinig invloed.
Poetin plaatste na de aanslagen van 11 september 2001 het Tsjetsjeens verzet in het kamp van het internationaal islamistisch terrorisme. Maar het is de zeer zware repressie door de Russische troepen en vooral door de “pro-Russische” milities van de Tsjetsjeense krijgsheer-president Ramzan Kadyrov die zoveel militanten in de armen van die islamisten dreven. Oemarovs Emiraat van de Kaukasus is zwaar beïnvloed door de wahhabistische islam, maar die was jarenlang marginaal binnen dat Tsjetsjeens verzet. Het heeft er alles van weg dat deze strekking nu overheerst in de oostelijke regio’s Ingoesjië, Tsjetsjenië en Dagestan. Het idee van het Emiraat overstijgt de etnische indelingen en is daardoor een nieuwsoortige uitdaging voor Moskou.
Collaboratie
Moskou tracht van alle hout pijlen te maken. In Tsjetsjenië zette het in de oorlog van 1994-1996 volledig in op repressie, maar dat mislukte toen. In 1996 moest toenmalig president Boris Jeltsin na een militaire nederlaag zware concessies doen aan de opstandelingen. Jeltsin had toen zijn eigen Russische opinie tegen. Poetin keerde dat om: na enkele bloedige aanslagen in 1999 in Russische steden – waarin de geheime dienst FSB vermoedelijk de hand had – wees hij, toen nog als premier, de Tsjetsjeense opstandelingen als schuldigen aan en lanceerde een nieuwe oorlog. Hij kon kort daarop invloedrijke Tsjetsjeense clans tot collaboratie bewegen, met op kop de clan Kadyrov die daarvoor rijkelijk wordt vergoed. Die clan voert een waar schrikbewind en zorgt tegelijk voor een radicale islamisering van de samenleving, met onder meer invoering van de sharia.
Voor Poetin is de “tsjetsjenisering” – het gezag doorspelen aan een plaatselijke clan – een succes. Met zeer veel geld uit Moskou is Grozny heropgebouwd en is het leven schijnbaar weer normaal. Maar wie ook maar uit de pas loopt, riskeert zoals zovele anderen “te verdwijnen”. De moorden op journalisten en verdedigers van mensenrechten leiden zeer zelden tot processen, of zelfs maar tot een onderzoek, of ze nu in Tsjetsjenië of in Moskou plaats vinden. Hetzelfde repressieve antwoord vinden we ook in de rest van de noordelijke Kaukasus terug. Het antwoord op de onrust – bijna 300 aanslagen in Dagestan in één jaar – blijft in de eerste plaats repressie.
Blijkbaar vindt vooral president Dimitri Medvedev dat er meer nodig is. Armoede en massale werkloosheid worden deels opgevangen door de bloeiende “zwarte” en criminele economie. Maar dit en de enorme corruptie zijn ook een gunstige voedingsbodem voor islamistische groepen als het “Emiraat” dat etnische grenzen overstijgt. Vandaar dat Medvedev althans de indruk wekt dat er absolute voorrang moet gegeven worden aan economische ontwikkeling en strijd tegen corruptie.
Nieuwe aanpak?
Onder meer daarom is de territoriale organisatie van de regio veranderd: vorig jaar werd een nieuw federaal district in het leven geroepen: Noord-Kaukasus, bestaande uit de republieken van die regio en het naburige gebied van Stavropol. Het is een merkwaardige evolutie, want eerder had Moskou elke poging tot eenmaking van het noordelijk Kaukasisch gebied getorpedeerd, onder meer begin van de jaren 1990 toen er een Federatie was geproclameerd die o.m. de Abchazen in Georgië ging helpen.
Na enig getouwtrek met Poetin benoemde Medvedev begin dit jaar Alexander Chloponyn tot gouverneur van het nieuwe district. Die man zou enig tegengewicht moeten bieden tegenover de door Poetin beschermde leiders van de diverse republieken. In 2004 had Poetin na het gijzelingsdrama in een school in Beslan (344 doden minimum) de verkiezing van gouverneurs in de regio afgeschaft en eigen gouverneurs benoemd. De nieuwe supergouverneur is tegelijk vice-eerste minister en heeft daarmee zeer uitgebreide bevoegdheden inzake administratie, ordehandhaving, economisch beleid. Hij zou in theorie boven iemand als Kadyrov staan. Een zet tegen Poetin? Of veeleer een maatregel van het Kremlin om een Kadyrov, die een eigen agenda heeft, onder toezicht te plaatsen?
Op die manier heeft het Kremlin alvast het gebied hertekend binnen grenzen die iets ruimer zijn dan die van het “Emiraat van de Kaukasus”. Maar de strijd speelt zich ook buiten de regio af, zoals de aanslagen in Moskou aantoonden.
Zeker vanuit Georgië worden de crisissen in de noordelijke Kaukasus van zeer nabij gevolgd. De Georgische leiders wijzen met leedvermaak op het feit dat Moskou de afscheiding van de Georgische gebieden Abchazië en Zuid-Ossetië steunt in naam van het zelfbeschikkingsrecht, maar datzelfde recht ontkent binnen eigen grenzen.
Kaukasische regio
Het gebied tussen Zwarte Zee en Kaspische Zee heeft een zeer complexe etnische samenstelling, een erfenis van een bewogen geschiedenis. Het is een vlechtwerk van Kaukasische, Iraanse, Turkse en Slavische volkeren die vooral naast elkaar leven Alleen al in Dagestan, minder dan 3 miljoen inwoners, zijn er twaalf belangrijke volksgroepen die alles samen 40 talen spreken. Maar zelfs binnen één taalgroep zijn er grote verschillen.
De islam is sterk ingeplant onder de Turkse en talrijke Kaukasische volkeren zoals de Tsjetsjenen, Ingoesjen en de diverse Circassiërs. Op de meeste Osseten na, zijn de meeste inwoners van de regio moslims. De gemeenschappen zijn ook veelal gebaseerd op clanstructuren, wat in het geval van Tsjetsjenië bijv. een grote rol speelt (de loyauteit tegenover de clanchef).
De Russische tsaren controleerden het grootste deel van het Kaukasisch gebied vanaf de 18de eeuw. Maar in het oostelijk deel van de noordelijke Kaukasus moesten ze tientallen jaren strijd leveren eer ze, in 1859, hun gezag konden vestigen. De grote verzetsleider toen, de Avaar imam Sjamyl uit Dagestan, is vandaag erg populair in de regio.
In 1943 deelden diverse volksgroepen hetzelfde lot. Stalin beval de totale deportatie van o.m. alle Tsjetsjenen, Ingoesjen, Karatsjiërs, Balkaren naar Centraal-Azië. Pas in 1957 konden ze terugkeren. In sommige gevallen was hun plaats ingenomen, wat tot interne conflicten leidde. Zo werden in 1992 in Noord-Ossetië de Ingoesjen, die indertijd waren teruggekeerd, in één weekend massaal brutaal verdreven – daarbij vielen ca 600 doden.
(Uitpers nr. 120, 11de jg., mei 2010)