Volgens de Conflictbarometer 2009′ van het Heidelberg-instuut voor Internationaal Conflictonderzoek waren er afgelopen jaar zeven oorlogen en 24 ernstige crisissen die met hevig geweld gepaard gingen. Dat is een daling met 8 tegenover een jaar eerder. Optimisme dus? Laat ons voorzichtig zijn.
In 2008 noteerden we nog een stijging. Wat opvalt is dat het bijna allemaal om conflicten gaat die zich buiten de rijke wereld voordoen of er hun wortels hebben. Volgens het vermaarde Zweeds vredesinstituut SIPRI is er een duidelijk verandering gekomen in het karakter van de huidige conflicten. Er is een groeiende rol van niet-statelijke actoren, het geweld doet zich gefragmenteerd voor en is transnationaal, met verhoudingsgewijs niet alleen meer en meer burgerslachtoffers, maar waar ook burgers vaker rechtstreeks worden geviseerd. Tientallen jaren exploitatiepolitiek, grondstoffenroof, onevenwichtige handelsrelaties, (neo)koloniale interventies heeft hele regio’s in latente of acute armoede- of schaarsteconflicten gestort. Er gaapt een enorme kloof tussen de have’s and have nots, aan wie de voordelen van de globalisering voorbij gaan. Grootmachten stillen hun honger naar grondstoffen, nieuwe markten en belangrijke geostrategische posities desnoods via militaire macht. Dat is onveranderd gebleven: Irak, Afghanistan,…
Kapitalisme is oorlog. Naomi Klein illustreert in haar boek de ‘shock-doctrine’ hoe het absoluut kapitalisme zoals verdedigd door de Chicago-kliek van geestelijke vader Milton Friedman in werkelijkheid op niets anders neerkomt dan het stillen van de winsthonger van grote multinationale ondernemingen met een shockcocktail van privatiseringen, dereguleringen en snoeien in sociale uitgaven. Friedman verdedigde een model van een metabolisch laissez-faire kapitalisme, met een overheidsrol die tot quasi nul is herleid. Na de staatsgreep in Chili ging hij op de koffie bij generaal Pinochet, die zijn land graag leende als experiment voor Friedmans shocktherapie. Friedman overleed in 2006, maar zijn geest waart nog altijd rond. De tijd van Thatcher en Reagan is dan wel achter de rug, zijn model wat afgezwakt en minder fanatiek gebracht, toch blijft het inspirerend werken bij landen en internationale instellingen. De centrale idee blijft dat de overheid marktstorend werkt. Dat die overheid bijzonder nuttig kan zijn om een algehele crisis af te wentelen die nu net een gevolg was van het sterk gedereguleerd karakter van de financiële markten, dat is inmiddels alweer grotendeels vergeten. De oude praktijken vinden alweer ingang. Megabonussen worden uitgekeerd en opnieuw verrijken enkelingen aan de top op de rug van zij die de productiemiddelen bedienen. De financiële crisis verhindert niet dat het absoluut kapitalisme, in dit geval ook wel casinokapitalisme, in diverse gedaantes opnieuw op de mensheid wordt afgestuurd.
Ja, het kapitalisme werkt….. het werkt…. de armoede, een sociale kloof, instabiliteit in de hand. Het werkt voor zij die al rijk zijn. Maar het werkt niet voor de bijna 1 miljard hongerende mensen, niet in de sloppenwijken, niet in Centraal-Afrika.
De NAVO als wereldgendarme
Eind november is er een belangrijke NAVO-top waar er gesproken zal worden over een nieuwe strategie. Wat er over naar buiten komt voorspelt weinig goeds. Defensie wordt simpelweg interventie, want we moeten ons verdedigen buiten de verdragszone. Omdat het defensie is hebben we ook geen mandaat meer nodig van de VN-veiligheidsraad. Zo is het alvast gebeurt met de start van de oorlog in Afghanistan. Ook moeten we kernwapens blijven behouden. Nieuw is dat de NAVO nu over een eigen, peperduur rakettenschild moet beschikken. En vorige week liet NAVO-baas Rasmussen duidelijk verstaan dat het nieuwe strategische concept mobiele legers vereist met voldoende budget. In Europa is er genoeg gesnoeid op defensie, zo klonk het waarschuwend. De wereld heeft vorig jaar een record bedrag uitgegeven aan militaire bestedingen, meer dan 1,5 triljoen Euro, meer dan het tienvoudige van wat er wordt uitgegeven aan ontwikkelingssamenwerking. Bijna dri’ekwart wordt uitgegeven door de NAVO-lidstaten. Ook in het Verdrag van Lissabon staat er dat we ‘onze vermogens’ moeten verbeteren. In de jaren zeventig klonk het nog ‘ontwapenen om te ontwikkelen’, maar dat is verleden tijd. Begrippen als ‘ontwapening’ of conflictpreventie komen niet voor in het Verdrag van Lissabon, hoewel vele pagina’s gewijd zijn aan het veiligheids- en Defensiebeleid.
Waartoe dienen al die wapens. De NAVO moet de belangen van ‘oude’ rijken beschermen tegen de ambities van de ‘nieuwe’ opkomende rijken. Maar de grote uitdaging van dit product van de Koude Oorlog is dat ze naar buiten uit elke dag haar postkoudeoorlog relevantie moet bewijzen. Eerst was dat de veiligheidsuitdaging als gevolg van het instabiele Oost-Europa, nadien kwam het discours van de humanitaire interventie en sinds 9/11 luidt de gezamenlijke strijdkreet: oorlog tegen de terreur. De NAVO moet sindsdien absoluut bewijzen dat ze dé organisatie is voor internationale veiligheid, de wereldgendarme die zich ook als onderaannemer wil profileren van de VN. Het trans-Atlantisch bondgenootschap zegt dat het instaat voor de vrijheid en veiligheid van zijn leden en sinds een decennium treedt ze ook buiten haar grenzen op om, zoals je op de NAVO-site kan lezen, eveneens “stabiliteit en veiligheid te brengen”. Niet weinig Afghanen zullen daar anders over denken.
Obama, van wie we dachten dat hij de grote ‘Change’ zou brengen, vaart op buitenlands vlak geen revolutionair andere koers. De Nobelprijswinnaar besliste tot een grote troepenverhoging, om in Afghanistan ‘orde op zaken’ te stellen. Als antwoord op de Taliban die alsmaar meer terrein winnen. Maar de militaire opbouw brengt alleen meer geweld, dat wordt nu wel duidelijk, geweld dat nu ook meer en meer de grens over gaat richting Pakistan. Maar wat is die ‘orde ‘dan? Een orde die er voor zorgt dat de pijpleidingen uit Centraal-Azië ongestoord het Afghaanse grondgebied kunnen doorkruisen? Dat huurlingenlegers en andere oorlogsprofiteurs er hun zaakjes kunnen doen? Dat een corrupt regime, bevolkt met krijgsheren, hun marionettentaak verder kunnen opnemen? De modale Afghaan heeft daar niet veel aan. Hij ziet de nu al schrijnende armoede nog toenemen, ondanks een stijgend nationaal inkomen. Een kleine toplaag verrijkt zich, de basis blijft even arm, de vele miljarden dollar investeringen en ontwikkelingsprogramma’s ten spijt.
De militaire aanpak heeft geen toekomst en is een ontzettende verspilling van mensen en middelen. Buitenlands geweld kan onmogelijk vrede, welvaart en democratie brengen. Toch is het dat waar de westerse Alliantie zich op wil voorbereiden. In het Nieuwe strategische concept bestaat de wereld vooral uit bedreigingen, overal loert het gevaar en we moeten daar voortdurend alert voor zijn. Veel wapens en moderne uitgeruste expeditielegers, dat is wat we nodig hebben. Dat is de saus waaronder de oorlogsmachine aan de bevolking wordt verkocht.
Kapitalistische verelendung in Centraal-Afrika
Militarisme heeft zijn beperkingen. Hoe komt het toch dat in Congo de duurste en grootste VN-missie ooit, niet slaagt in haar opdracht? Meer nog, ontaardt in een ware oorlog die niet meer, maar minder stabiliteit brengt. Iedereen is het er over eens dat de strijd om de bodemrijkdommen in de regio de belangrijkste oorzaak vormt voor het voortduren van het geweld. Krijgsheren, milities, commandanten van het Congolese leger, Rwanda, Oeganda, Burundi, etc… allemaal hebben ze er op hun manier belang bij dat de chaos aanhoudt en de oorlog voortduurt. Maar laten we niet vergeten dat er ook internationale actoren zijn die er voor zorgen dat het conflict warm wordt gehouden. De Congolese bodemrijkdommen zijn gegeerd want er is grote vraag naar op de internationale markten. Daar zijn grote multinationale ondernemingen actief, die weinig morele bezwaren inroepen voor het bloed dat aan de ingekochte waren kleeft. Hun rugdekking bestaat uit machtige politieke actoren, die er sinds de jaren ’90 hun groot geostrategisch schaakspel spelen. De groeiende invloed van het Angelsaksische duo Groot-Brittannië en VS ten koste van de Frans-Belgische as en de prominente rol die China er speelt. Elk beschikken ze over hun pionnen. Laat ons geen illusies maken dat het de miserie van de wanhopige plaatselijke bevolking is die de belangrijkste drijfveer vormt voor hun aanwezigheid in Centraal-Afrika. Vanaf begin ’90 steunden de VS de rebellen van het FPR, waarna voorman Kagame het tot Rwandese president schopte. Sindsdien bestaan er intense politieke en militaire relaties. Een telefoontje vanuit Washington naar Kigali volstond om krijgsheer Laurent Nkunda van het Nationaal Congres voor de Verdediging van het Volk (CNDP) van het toneel te doen verdwijnen. Dus: zouden nog zo’n een paar telefoontoestellen met de juiste onderlinge rode lijnen niet meer wonderen verrichten dan duizenden tot de tanden gewapende militairen?
Misschien lopen we te hard van stapel en gaan we er wat te vlug vanuit dat het Westen politiek greep kan krijgen op de Centraal-Afrikaanse oorlogslogica, voor zover er enige logica in te bespeuren valt natuurlijk. Een aantal prominente Belgische politieke leiders lijkt op het eerste zicht oprecht begaan met het leed van de burgerbevolking. Mogen we ondanks onze scepsis niet stellen dat er ethische bevlogenheid schuilgaat achter de politiek van heel wat Europese politici, geïnspireerd door de verlichting en gezaghebbende teksten als de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens. Zijn we in Europa tenslotte niet de inspiratoren van het internationaal gerechtshof dat oorlogsmisdadigers effectief bestraft?
Mensenrechten, so what?
Hoewel, geregeld wordt de ware hypocriete aard duidelijk. De Franse minister van Buitenlandse Zaken, Bernard Kouchner, liet zich eens ontvallen dat de mensenrechten het buitenlands beleid hinderen. Naar analogie kunnen we in het verlengde daarvan wellicht stellen dat dezelfde bedenking ook meespeelt als het over het internationaal recht gaat. De tragedie die de Palestijnen al decennia treft, schetst wellicht het best dat bij internationale relaties macht nog altijd de bepalende factor is en primeert boven het recht. Machtige naties en hun bondgenoten kunnen dus met veel meer gemak de spelregels aan hun laars lappen en het internationaal recht naar eigen goeddunken respecteren dan wel schenden. Tenminste als daar niet in overdreven wordt zoals Saddam Hoessein heeft mogen ervaren die met zijn inval in Koeweit, teveel solo speelde en zoals we hem achteraf nog hebben mogen kennen, behoorlijke inschattingsfouten maakte. Israël is een beetje het vliegdekschip geworden van de het Amerikaanse Militair Industrieel Complex. Het is niet olie maar politieke loyaliteit en politiek-culturele gemeenschappelijkheden die van Israël een westerse voorpost maken in deze zee van ‘Arabische barbarij’. De VS schrijven elk jaar meer dan 2,5 miljard dollar militaire steun over op de rekening van Tel Aviv. In de Veiligheidsraad speelt Washington met verve de rol van advocaat voor zionistische belangen. Voorstellen van resoluties die kritisch zijn voor Israël blokken de VS systematisch af. De Palestijnen moeten meewerken aan iets wat in onze pers eufemistisch vredesproces wordt genoemd, terwijl Israël van zijn beschermheer gewoon kan verder bouwen aan zijn kolonies en met de regelmaat van de klok Palestijnen de dood blijft injagen (we zijn dat inmiddels zo gewoon geraakt, dat deze doden amper nog het nieuws halen). De tientallen resoluties die het dan toch hebben gehaald en waarin Israëls verplichtingen staan ingeschreven, liggen helemaal onderaan in de verstofte lades van het VN-hoofdkwartier in New York,… wachtend op Godot.
Maar bij dit alles moeten we zeggen dat de VS tenminste enige consequentie tentoonspreiden. De Europese Unie beschikt over prachtige verklaringen, referenties aan het internationaal recht en noem maar op. De uitspraak van het internationaal Hof in Den Haag over het illegaal karakter van de muur die Israël in de Palestijnse gebieden bouwt is door de EU als blok bevestigd in een resolutie van de Algemene Vergadering van de VN. En zo zijn er heel wat signalen vanuit Europa aan Tel Aviv. Maar vraag niet aan de EU om die standpunten ook hard te maken in haar beleid. Tijdens zijn bezoek aan Israël in het najaar van 2009 zei de toenmalige Hoge Vertegenwoordiger van het Europese Buitenlandse beleid (ik citeer): “Israël is, staat u mij toe om dat te zeggen, lid van de Europese Unie, zonder lid te zijn van de instellingen (…) Het is een lid van alle programma’s.” En hij vervolgde: “Geen enkel land buiten het continent heeft het soort van betrekkingen zoals Israël die heeft met de Europese Unie”. Solana verwees nadrukkelijk naar de deelname van Israël aan de EU-programma’s voor onderzoek en technologie. Israël is het enige niet-Europese land dat van een volledige toegang geniet tot het Zevende Kaderprogramma voor Onderzoek. Eind 2008, net voor de bloedige Gaza-oorlog, beslisten de Europese ministers zelfs om de relaties met Israël verder op te waarderen. Er zijn daar tal van verklaringen voor. Ongetwijfeld speelt het historische schuldbewustzijn nog altijd een niet onbelangrijke rol, zeker in een land als Duitsland, maar het besef lijkt niet goed door te dringen dat we de Palestijnen die schuld laten afbetalen en we Israël zelfs aanmoedigen om mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden verder te zetten.
Het valt te vrezen dat we Kouchner zullen moeten geloven. Mensenrechten en na deductie het internationaal recht vormen niet de echte leidraad in de internationale verhoudingen. Wel wie er waar, hoe en wanneer het best uitkomt. Platte machtsrelaties gebaseerd op een belangenstrategie. Dat is de ware fond van de internationale verhoudingen.
Niet de mensenrechten, het lot van de Afghanen en Irakezen vormen de drijfveer, maar de productie en distributie van fossiele brandstoffen. Logisch toch, hoe houden we onze economie anders draaiende. Het retorisch sausje dat appel doet aan mensenrechten en het internationaal recht heeft vooral een PR-functie. Ontwikkelingshulp wordt dan een instrument om ons geweten te sussen. We zorgen er voor dat het water de Palestijnen niet aan de lippen komt, maar slechts tot aan de kin.
Dit alles hoeft geen defaitistisch verhaal te zijn: de ontwikkelingen in Irak en Afghanistan stemmen ons weliswaar weinig hoopvol, maar zeggen ons ook dat er grenzen zijn aan de imperiale macht en willekeur. Irak is uit het nieuws gevallen, de rust is er verre van teruggekeerd. Het verzet blijft actief en op het terrein is de hele VS-operatie op een grote mislukking uitgelopen. Dat is de les: geen volk zal de bevelen en wensen van een buitenlandse mogendheid zomaar volgen. Dat volk trakteert de bezetter op een trap tegen de westerse kont. Irak is weliswaar in een puinhoop herschapen, maar komt dit ooit te boven…Als het volk werkelijk de macht in handen heeft kan het ook echt de eigen belangen centraal plaatsen. En het kan daarbij de ‘hulp’ van het Westen missen als kiespijn.
In Latijns-Amerika ligt een kiem van hoop. Op enkele jaren tijd overspoelde een linkse golf een continent waar nog niet zo lang geleden generaals en multinationals de plak zwaaiden. De poging van de VS om heel Latijns-Amerika tot een vrijhandelszone om te vormen is mislukt. In 2004 richtten de Cubaanse president Fidel Castro en de Venezolaanse Hugo Chavez het ‘Bolivariaans Alternatief voor de Amerikas’ (ALBA) op als reactie op de Vrijhandelszone van de Amerika’s (FTAA) dat de economische dominantie van de VS moest verzekeren. Ondertussen telt het ALBA 7 leden en verwezenlijkte het op diverse vlakken regionale samenwerkingsverbanden. Deze politieke veranderingen staan voor een herstel van nationale (en grootregionale) soevereiniteit ten opzichte van de neoliberale globalisering met controle over de eigen natuurlijke rijkdommen, voedselzekerheid en regionale integratie. De overheidsrol werd opnieuw benadrukt evenals de herverdeling van de rijkdom. Het is geen gemakkelijke weg met veel hinderpalen en valstrikken. Ook linkse leiders hebben in de geschiedenis maar al te vaak de stem van het volk aan de kant geschoven. Maar in Latijns-Amerika doet men tenminste een poging om te tonen dat de samenleving maakbaar is, geen zelfregulerend metabolisme is, maar iets waar aan gewerkt moet worden waarbij het belangrijkste doel erin bestaat tegemoet te komen aan de reële noden van de bevolking, aan de armen en niet aan die van het kapitaal.
Multipolaire wereld
De unipolaire post-koudeoorlogsmacht van de VS is tanende. We evolueren naar een multipolaire wereld. Een complexe wereld waarin de machtsrelaties worden herschikt. Naarmate de politieke, economische en binnenkort ook culturele hegemonie slinkt, proberen de VS dit te compenseren met stijgende militaire budgetten. De geschiedenis leert dat dit wel eens het signaal kan zijn dat het imperium zijn beste tijden heeft gehad. De BRIC-landen (Brazilië, Rusland, India en China) eisen hun plaats op. Ook zij willen grondstoffen om hun economie te doen groeien. Die concurrentie is de inzet van de strijd in Afghanistan, in Afrika en elders in de wereld, openlijk of achter de schermen, economisch of militair. De G-8 heeft al afgedaan, in de nieuwe G-20 bepalen nieuwe machtige spelers mee de regels van het economische spel.
Kunnen we de toekomst hoopvol tegemoet treden? Moeilijk te zeggen, maar laat ons met de nodige voorzichtigheid toch ook positieve zaken zien in de komst van de nieuwe Amerikaanse president. Hoewel het soort mensen waarmee hij zich lijkt te omringen niet de grote ’change’ lijken aan te kondigen waar velen op hoopten, realiseerde hij toch een breukje met het rampzalige beleid van zijn voorganger en maakte hij (voorlopig?) een einde aan het neoconservatieve tijdperk in zijn land. Ok, er is nog geen echt klimaatbeleid, zijn banden met Israël blijven uitermate sterk, in Afghanistan stapt hij mee in een oorlogsscenario,….Maar hij heeft een akkoord kunnen sluiten over de vermindering van de atoomwapens en hij doet pogingen voor een iets betere sociale zekerheid voor zijn onderdanen. Het is en blijft natuurlijk een president die niet een echt een breuk wil en vooral kan maken. Nieuwe oorlogskredieten voor Afghanistan zorgden er voor dat het defensiebudget nog nooit zo groot was. En Guantanomo gaat wel dicht, de detentiefaciliteit in het even afschuwelijke Afghaanse Bagram breidt dan weer uit. Met wellicht enige naïviteit mogen we optimistisch hopen dat hij de grote ‘change’ voor zijn tweede legislatuur bewaart. We geven hem nog wat krediet. Hij moet immers opboksen tegen een machtige neoconservatieve lobby waar zijn voorganger zo schatplichtig aan was. Let’s hope.
Europa toont zich dan weer vooral als een grote logge machine die er maar niet in slaagt om haar economische kracht tot een positieve politiek te verzilveren. In Kopenhagen werd het oude continent gepasseerd door de VS en China die het op een akkoord gooiden voor een klimaatbeleid dat die naam niet verdient. Laat ons ook niet vergeten dat veel oorlogen rond energiebevoorrading draaien. Bij de bevolking groeit het bewustzijn dat er iets moet gedaan worden, dat we moeten evolueren naar een minder energie-intensieve economie. Dat moet zich nu nog uiten in gedragswijzigingen en strengere milieuregels. Europa heeft een gemeenschappelijk buitenlands beleid, maar op cruciale momenten voeren de afzonderlijke lidstaten een eigengereid beleid. Soms denk ik, gelukkig maar, maar volgens mij heeft de EU nog altijd het potentieel om een meer sociaal en vreedzaam intern en buitenlands beleid te komen.
Gelukkig beperkt de politiek zich niet tot het stemhokje, tot vertegenwoordigingspolitiek. Als vredesbeweging hebben we de afgelopen jaren meermaals samen met andere sociale bewegingen, er toe proberen bijdragen dat de politieke discussie en strijd zich daar afspeelt waar ze thuishoort: op de straat, thuis, op café, bij de mensen. We proberen druk te zetten voor een menswaardig en vreedzaam beleid. Het gaat om soms ‘slechts’ kleine succesjes, zoals het bannen van de landmijnen, het verbod op Verarmd Uranium (in België) en het recente verbod op clustermunitie. Stel je eens voor dat er wereldwijd geen miljoenen mensen op straat waren gekomen tegen de oorlog in Irak? Dat er destijds geen grote massabeweging was tegen de atoomwapens? Kijk eens hoe uiteindelijk mensen als Aznar of Blair en uiteindelijk ook Bush door hun oorlogszucht alle krediet verloren hebben. De internationale solidariteit is bovendien soms het enige houvast dat een volk als de Palestijnen hoop geeft, dat hen help om deze schijnbaar hopeloze strijd verder te zetten. In Palestina zie je geregeld de slogan: ’to resist is to exist’, wel daar ligt de kern van en onze hoop op een andere wereld.
(Uitpers nr. 125, 12de jg., november 2010)