De verwoestende tsoenami van 26 december heeft Diego Garcia gespaard. Dit eiland in het midden van de Indische Oceaan heeft geluk gehad. De vraag die bij mij rijst is wel waarom er op Diego Garcia, een gigantische Amerikaanse militaire basis, geen waarschuwingssysteem is uitgewerkt tegen tsoenami’s. Want op Hawaï zei de directeur van het Amerikaanse centrum voor het opsporen van aard- en zeebevingen in en rond de Stille Oceaan nogal meewarig niet te begrijpen waarom er geen gelijkaardig systeem is voor de Indische Oceaan.
Er zijn twijfels aan het nut van dergelijke opsporingsystemen. Ze zouden toch maar weinig tijd laten om de mensen in de risicogebieden te waarschuwen en ze zouden toch niet kunnen inschatten hoe hoog het water zal reiken. Waarom is er dan zo een centrum in Hawaï? En al is de tijd om te waarschuwen beperkt, het zou alleszins tienduizenden mensenlevens kunnen schelen.
Diego Garcia is uitstekend gelegen voor een dergelijk centrum. Maar dit eiland van nog geen 50 km² dient uitsluitend voor militaire doeleinden. Diego Garcia speelt een cruciale rol bij de brandstofbevoorrading van oorlogsschepen en gevechtsvliegtuigen. In 1991 gebruikten de Amerikanen het bij de toenmalige aanvallen op Irak, in 1998 lanceerden ze vanop Diego Garcia Cruise-raketten op Irak, in 2001 werden vanaf dit eiland raketten op Afghanistan losgelaten, Diego Garcia was van strategisch belang in de oorlog van 2003 tegen Irak.
Op Diego Garcia zitten rond 3.500 manschappen militair personeel, bijna uitsluitend Amerikanen ook al staat het eiland onder Britse soevereiniteit. De andere bewoners van het eiland, de Ilois, hebben er geen last van, zij werden tussen 1967 en 1973 tegen hun zin gedeporteerd naar Mauritius waar ze nu in sloppenwijken wonen. De bewoners vochten die gedwongen verhuizing aan. In 2000 stelde een Britse rechtbank hen in het gelijk, maar die rechtbank bevestigde tegelijk het militair karakter van het eiland zodat er niets veranderde. In 2003 vonniste een andere Britse rechter dat die bewoners slecht waren behandeld maar toch geen recht hadden op terugkeer of compensatie. Ze wachten nu op de behandeling in beroep.
Diego Garcia is ook een spionagecentrum om een groot deel van de wereld van daaruit in de gaten te houden. Het zou een geschikte plaats zijn, in het midden van de Indische Oceaan, voor de uitbouw van een opsporings- en waarschuwingssysteem voor tsoenami’s.
Focussen
Dat Diego Garcia in die immense catastrofe niet wordt vermeld, is zeker niet erg, er vielen geen slachtoffers. Maar andere plaatsen waar wél slachtoffers zijn gevallen, vallen buiten de aandacht van de meeste media die “focussen” op de plekken waar ook Europese toeristen verbleven en slachtoffer werden. Het is natuurlijk volkomen normaal zich toe te spitsen op Phuket en omgeving waar zoveel landgenoten door de ramp werden getroffen. Maar behalve op dag twee van de ramp, werd er nog nauwelijks (of helemaal niet) melding gemaakt van de vernieling die de tsoenami veroorzaakte in Somalië, Kenia, Tanzania en op de Seychellen.
Bush
Hopelijk spoort de ramp er ook toe aan om internationale hulpverlening bij noodsituaties te organiseren. De Verenigde Naties en hun instellingen werden drie dagen na de ramp doorkruist door de Amerikaanse president Bush die vond dat de VS met onder meer Japan en India de coördinatie van de hulpoperaties op zich moesten nemen. Het Witte Huis profiteerde zelfs van deze ramp om de VN te verzwakken. Daar het in de lijn van de verwachtingen lag, lokte dit niet eens veel felle reacties uit.
Atjeh
Het duurde ook een tijdje eer er aandacht kwam voor de catastrofale toestand op Atjeh, op het feit dat het Indonesische leger in dat gebied een schrikbewind voert. Gewezen president Megawati Sukarnoputri verleende de regio wel zogenaamd autonomie, maar dat bleef in de praktijk dode letter. De slechte infrastructuur waardoor het dagen duurde eer men zelfs maar zicht kreeg op de omvang van de ramp, heeft vooral met die bezetting door 40.000 Indonesische militairen te maken. Rapporten van mensenrechtenorganisaties klagen al jaren de massale schendingen van mensenrechten in dit gebied aan. Voor 2004 kan daar ene flink hoofdstuk over het niet verlenen van hulp aan mensen in nood bijkomen.
Atjeh is op zich, met zijn olierijkdommen, een “rijk gebied”, maar de rijkdommen zijn voor de generaals-zakenlui en hun andere zakenvrienden. De legerleiding heeft liefst zo weinig mogelijk buitenlandse pottenkijkers in het gebied, vandaar dat de Indonesische regering zo lang mogelijk geprobeerd heeft de “hulpverlening” volledig naar zich toe te trekken. Dat er van effectieve hulpverlening niets in huis kwam werd na enkele dagen wel duidelijk. Door die houding zijn de gevolgen van de ramp in Atjeh nog stukken erger.
(Uitpers, nr. 60, 6de jg., januari 2005)