In de evolutiewetenschap is onlangs vastgesteld dat schepsels, voorzien van neuronen – de bouwstenen van de hersenen – deze zenuwcellen opnieuw kunnen verliezen indien ze niet voldoende worden gebruikt. Dit lijkt in tegenspraak te zijn met de algemeen geldende betekenis van “evolutie”, waarvan wordt verondersteld dat er altijd verbetering plaats heeft van de organismen.
Neuronen zijn cellen, gespecialiseerd in het overbrengen van informatie naar andere zenuwcellen, zoals in de hersenen. Genetisch onderzoek uit 2023 toont aan dat binnen de groep Animalia (dieren) de stam Ctenophora (ribkwallen) de eerste stam was die zich afsplitste van een niet-dierlijke voorouder en dus neuronen kreeg.
Spons
In dat verband werd aan de universiteit van Bristol een vergelijkende studie gemaakt tussen sponzen en kwallen, twee van de meest primitieve diersoorten. Recent wetenschappelijk onderzoek uit 2023 bevestigde deze vroege evolutie van de oer-voorouders van alle dieren.
Bij een vergelijking van eerste primitieve dieren, ribkwallen en sponzen, is vastgesteld dat sponzen in een nog vroegere periode, beschikten over neuronen, de bouwstenen die later tot de hersenen zouden leiden, maar dat ze die neuronen in een latere evolutie weer zijn kwijtgespeeld. Het leven van sponzen is traag en passief, en door die passiviteit raakten ze langzamerhand hun neuronen kwijt. Vooral omdat het ze geen voordeel opbracht.
Biowetenschappers uit diverse universiteiten kwamen hierdoor tot de conclusie dat een centraal zenuwstelsel met neuronen, te veeleisend was in betrekking tot het ganse organisme. Professor Casey Dunn, die evolutiebiologie onderwijst aan de Yale University, formuleerde dit als volgt: “Wanneer een groep dieren het niet nodig vindt “na te denken” om te overleven, dan verdwijnen de hersenen langzaam uit hun systeem. Ze verbranden te veel calorieën in hun hoofd. Waarom zouden ze dan dit duur systeem van informatieverwerking behouden?”
Afsterven
Dat is Darwinistische evolutietheorie in omgekeerde richting. Iets dat het lichaam niet nodig heeft, zal na verloop van tijd langzamerhand worden afgestoten. Dit leidt regelrecht naar de logische conclusie dat de mens, wanneer hij onvoldoende gebruik maakt van zijn hersenen – omdat de moderne vormen van informatie die zullen vervangen – langzamerhand hersenneuronen zal verliezen en afstoten. Dit is trouwens een vaststelling die de laatste tijd wordt gemaakt in het onderwijs: een gevoelige achteruitgang van het leerniveau bij jongeren die hun kennis te veel halen uit de nieuwe media, zoals AI en internet in het algemeen.
Artificiële Intelligentie (AI) neemt al een groot deel van onze activiteiten uit onze handen. Volgens professor Michael Wooldridge van de Universiteit van Oxford, kan AI de ‘baas uit de hel’ zijn, die iedereen controleert, voortdurend feedback geeft, en cruciale beslissingen neemt in onze plaats.
Waar gaat het heen in de toekomst, wanneer mensen via het web een dialoog aangaan en niet meer weten of de tegenpartij een levende persoon is of niet? Jongeren die ondoordacht van de nieuwe systemen gebruik maken, zullen niet meer onderzoeken met welke tegenpartij ze te doen hebben. Maar ook ouderen hebben er baat bij hun hersenen te blijven gebruiken.
En zoals we zagen bij de sponzen: indien een organisme onvoldoende gebruik maakt van de neuronen, dan zit het risico erin dat ze langzamerhand afsterven.
Zie ook: