INTERNATIONALE POLITIEK

Kabylische Berbers in Algerije: motor van verandering of kind van de rekening?

“On ne peut comprendre l’Algérie sans comprendre la Kabylie” vertelde mij Najeeb hoofdredacteur van la Dépêche de Kabylie en nochtans geen Kabyliër. Kabyliërs (naar het Arabisch “kebal” =stam) behoren tot de Berbersprekende volkeren(1) die als oorspronkelijke bewoners zich uitstrekten van de Marokkaanse Atlas tot de Siwa-oase in Egypte.

Gearabiseerd in de 7e eeuw wisten ze hun cultuur en taal te behouden ondanks de kolonisatie en natiestaatvorming die een tweede arabisering inluidde (na de onafhankelijkheid). Ontkenning van taal en sociale structuren, tweederangsburger en onderinvestering van de regio’s(2) waar Berbers leven, was het gemeenschappelijke lot van Berbers over de grenzen heen. Hoewel de meerderheid van de bevolking een Berberafkomst heeft, spreken in Marokko naar schattig nog enkel 50% en in Algerije 30% Tammazigh. De Berber-identiteit kent echter een revival in de jaren 1970 uitgerekend in Kabylië.

De Kabylische eigenheid

Kabylië kent veel overeenkomsten met andere Berber-regio’s maar ook haar eigenheid. Het is de tweede dichtstbevolkte agrarische regio in Noord Afrika, na de Nijl-vallei, maar heeft in tegenstelling tot deze geen vruchtbare bodem. Hierdoor ontstond een traditie van tijdelijke arbeidsmigratie in Algerije en later het buitenland. “In de tijd van de Fransen was ons symbool de valies” vertelde mij een Kabyliër die in een bergdorpje rijkelijk geniet van zijn “Frans” pensioen. Frankrijk had een eerste golf arbeiders geïmporteerd om in 1914 arbeiders te vervangen die naar het front geroepen werden. In de jaren die volgden waren Kabyliërs in Frankrijk vooral actief waren in de horeca. In de koloniale metropool verwierven ze geld en ideeën. Beide stelden hen in staat hun kinderen een goede opleiding te gunnen met toegang tot beter werk.

Ze verwierven een elitestatus binnen de Maghrebijnse diaspora in Frankrijk waar ze aan de oorsprong lagen van verschillende onafhankelijkheidsbewegingen(3). Dit sociaal historisch feit had een determinerende invloed op de eigenheid van Kabylië.

Kabylië is een droge regio, bar en bergachtig, zonder rijkdommen, geen agricultuur geen industrie, dus vertrokken de mensen opzoek naar werk om hun familie te voeden. Ik denk dat deze massale volksbeweging bij iedere terugkeer culturele verrijking bracht, bijvoorbeeld voor alles wat betogingen aangaat. Onze werkers die in Frankrijk gingen werken kwamen in contact met syndicale bewegingen“(4)

De arbeidsmigratie van andere Berbers verliep later en in een andere context, en voor minderwaardig werk (bv;België). De Kabylische arbeidsmigratie bracht ook een verdere verfransing(5) en vooral een geldtoevoer op gang.

Die invloed merk je tot op vandaag als je Kabylië doorkruist. In de vele bergdorpen van Groot-Kabylië zie je lege huizen van arbeidsmigranten die in Frankrijk leven en kleine villa’s van teruggekeerde gepensioneerden. Even kenmerkend zijn de “ici alcool” panelen zodra je de provincie binnenrijd. In Algerije kan je wel bier kopen (discreet in zwarte zakken)(6) maar men houdt het liever stil. In Kabylië geen probleem, de mensen zijn er ook openlijk atheïst en men kan gerust over politiek spreken, veel zaken die elders ongehoord zouden zijn. Neem er nog de bijzonder vrije status van vrouwen en het feit dat Kabyliërs etnisch niet echt “Arabisch” maar eerder Italo-mediteraans overkomen en je hebt de ideale migrant, die in Frankrijk makkelijk restaurants en cafés openhouden.

Toch hebben Kabyliërs hun bestaan enkel binnen de Algerijnse staat gezien. Zelfs het FLN (Nationaal Bevrijdingsfront) werd mee opgericht door Kabyliërs(7) en hun bijdrage in de onafhankelijke staat was bepalend (onder meer door hun opleiding en goede kennis van het Frans waren ze geknipte functionarissen bij de overname). Zelfs de poging van de Fransen om in 1958 enig nationalisme en separatisme op te wekken in de provincie (naar voorbeeld van de Flamenpolitiek van de Duitse bezetter in België) faalde(8). Het ironische is dat het heropleven van de Kabylische identiteit het gevolg is geweest van een politieke handeling die in 1962 plaatsvond: het FLN nam de macht en werd eenheidspartij. Toen ontstond “le maquis Berber” met het opsplitsen van de 7 historische leiders, waarvan HocineAït Ahmed zijn FFS (Front des Forces Socialistes) zou oprichten.

Er vond geen de-Kabylisering plaats, maar een clan had zich de macht toegeëigend en daar zaten ditmaal geen Kabyliërs, daarbij werd het Amazigh (de taal) niet erkend zoals voorafgaandelijk was afgesproken. Deze twee aspecten, identitair (de taal) en staats-cliëntelisme waar Kabylië geen deel van uitmaakte, vormen de kernproblemen die tot opstand en eisen voor erkenning zouden leiden in de jaren 1970.

 

Het ontstaan van een militante culturele identiteit

Na de “eerste zonde van het regime”, nl. het FLN en haar militaire vleugel (het ANP van Boumedienne) als partijstaat, volgde het Berber-maquis van 1963 tot ‘65. De ontkenning van de Berbercultuur/identiteit binnen de Arabische moslimnatiestaat(9) zou echter de volgende stap inluiden met de verbanning van drie Kabylische universiteitsdocenten die voor erkenning van hun identiteit opkwamen (1965). Het verbod op Amazigh-literatuur was een logisch gevolg. In 1976 wordt een structuur voorzien om de eisen rond taal en cultuur kracht bij te zetten: Mouvement Culture Berber. Wanneer in 1980 een lezing rond de Berbertaal aan de universiteit van Tizi Ouzou(10) tot arrestaties leidt met daarbij de gebruikelijke “dérapages” van de ordetroepen ontpopt zich de Kabylische lente.

Opstanden, algemene stakingen, schermutselingen met de ordetroepen …allemaal voor een taal? In feite zou dit een verkeerd beeld zijn van het Kabylische beweging. De identiteit mag dan wel de aanleiding geweest zijn, het zijn de politico–economische aspecten die het volk in beweging brachten. Naast de culturele eisen waren er die voor meer investeringen in de regio en hervormingen van het politieke stelsel. De Kabylische beweging wankelt sindsdien tussen de eigenheid en de algemeenheid: de problemen in Kabylië zijn grotendeels dezelfde als in de rest van het land maar toch slagen ze er niet hun beweging uit te breiden naar andere regio’s (het regime belet dit te alle kosten). Men eist rechten voor Berbers en niet exclusief Kabyliërs, voor de het Amazigh (taal) en niet het Taqbailith (Kabylische dialect), men denkt nationaal en niet communautiar-regionaal.

Kabylië is tegelijkertijd een miniatuurversie en laboratorium voor Algerije, het kan de motor van veranderingen zijn of een laatste obstakel voor het regime.

Belaid Abrika, Berberleider en lid van de “trojka” (foto Luc Lurk)

 

Berber-leider Belaïd Abrika: “Kabylië heeft altijd al een motorfunctie gehad voor de rest van het land, reeds lang voor de onafhankelijkheid, reeds bijna een eeuw geleden, en ze zal deze functie blijven vervullen omdat het een regio die al veel gegeven heeft en ervaring heeft. De regio engageert zich voor Algerije uit te bouwen tot een rechtsstaat, een democratie…”

De overheid heeft er dus geen belang bij dat de contestatie die in Kabylië plaatsvindt zich verspreidt naar andere regio’s met gelijkaardige problemen. De Berberlente van 1980 schiep een bewustzijn dat modern was in zijn eisen maar steunde op identitaire en traditionele structuren. Voordeel was dat het een sterke mobilisatiefunctie had, wat tevens de zwakheid was gezien de mobilisatie enkel de eigen regio betrof. Om de beweging te neutraliseren deed de overheid oppervlakkige toegevingen waarbij ze erkende dat Algerije niet exclusief Arabisch was.Verbeteringen kwamen er pas met de hervormingen aan het eind van de jaren ‘80. Er komen radioprogramma’s en een faculteit in het Tammazigh (Institut des Etudes Ammazigh, Tizi Ouzou). In 1991 komt er zelfs een publieke omroep in het Tammazigh (“la chaîne deux”). Het zal echter pas na nieuwe acties, scholen-boycot vanuit Kabylië met de eis om een Tammazigh onderwijs, zijn dat de constitutionele wijziging (1996) de Berbertaal naast het Arabisch (maar niet gelijk aan!) zou erkennen.

Het regime had andere katten te geselen, het land verkeerde in een open en door de macht welgekomen burgeroorlog waarbij de islamisten snel geïnfiltreerd en zodoende gemanipuleerd werden. Het Front Islamiste du Salut had met zijn programma uiteraard geen voet aan de grond in Kabylië(11). Ondanks alle verkiezingsfraude en boycotten van de verkiezingen door het FFS had ook het FLN hier geen invloed, het besloot dan maar via beïnvloeding, infiltratie en coalitie te ageren. Met het meerpartijenstelsel werd het FFS eindelijk legaal maar kreeg het onmiddellijk te kampen met een afspinsel van sommige leden, die het RCD (Rassemblement pour la Culture et la Démocratie) oprichtte. Deze partij richtte zich in het bijzonder op de Kabylische identiteit en de heilige “laïcité” die men bij de Fransen had opgelopen. De partij verfoeide het ook niet om deel uit te maken van de regerende FLN-coalitie.

Kabyliërs hadden in de jaren ‘90 eigen media, scholen, mochten hun taal spreken en zelfs de keuze tussen verschillende politiek partijen…

De toegevingen van het regime richtten zich vooral op het identitaire luik om zich des te beter van de politieke en economische problemen te ontdoen. In wezen werd de Berbertaal meer getolereerd dan gelijkwaardig beschouwd en investeringen in de regio bleven uit zeker met de economische liberalisering die de crisis niet hielp. Daarbij verminderde de geldtoevoer vanuit Europa. Door de burgeroorlog keerden minder families terug en dus ook minder geld. Er ontstond een nieuwe generatie ontevreden jongeren zonder perspectieven noch vertrouwen in de politieke partijen. Hun idool: Matoub Lounes(12). Geen politieker maar een zanger, een soort Berberversie van Bob Dylan, rebels, atheïst en aanklagend in zijn teksten. Hij werd onder meer ontvoerd en weer vrijgelaten om in 1998 vermoord te worden. Sindsdien is hij martelaar van de jeugd, ziet men overal fresco’s waar hij naast andere martelaren van de regio afgebeeld staat. Dit is een ander wezenlijk verschil: in de rest van het land vindt men gelijkaardige eerder propagandistische stèles rond thema’s als de partij=volk en de onafhankelijkheidsstrijd met militairen, terwijl men in Kabylië meer poëtische, met bloemen versierde afbeeldingen ziet. Een schril contrast met de militairen. “Matoub” blijft leven in de politieke graffiti’s die men zowel in Tizi Ouzou als langs de bergwegen op muren ziet staan. Deze vorm van directe politieke meningsuiting werpt een ander licht op de vrije meningsuiting die het regime voorhoudt. Nergens in Algerije vind je muren met opeenvolgende slogans en opinies.

De tweede lente, “de zwarte lente”

De manifestaties na de dood van Matoub Lounes, de onbeholpen nieuwe generatie(13) en het uitblijven van een gedegen proces tegen de moordenaars, gaven duidelijk aan dat een nieuwe ontploffing van het kruidvat nabij was. Het “misprijzen” van de machthebbers, “hogra” genoemd, was een factor van blijvende onrust. Dit misprijzen zag men bevestigd in de corruptie van de staat op ieder niveau en vooral de straffeloosheid van de moorden waar de hand van het regime achter schuilde. De repressie van het regime, de manipulaties van de geheime diensten (DRS en SM) die allen vrijuit gingen versterkte dit gevoel, om zijn climax te kennen nadat de gendarmerie in Tizi Ouzou een jonge Kabyliër, Massinisi Guermah, doodde (april 2001). De daaropvolgende repressieve houding van de gendarmerie ten aanzien van betogers was een haast geplande escalatie van het geweld aangestuurd door clans van het regime, met de 123 “martelaars” van de zwarte lente als gevolg. Het protest zou echter tot een unieke en bijzonder efficiënte burgerbeweging leiden en als zodanig een bedreiging vormde dat geneutraliseerd moest worden.

Place des Martyrs du Printemps (foto Luc Lurk)

De Burgerbeweging

Hoe is een beweging erin geslaagd in amper een paar weken 500.000 mensen te laten betogen in Tizi Ouzou en later 1.000.000in de straten van de hoofdstad Algiers? En dit alles volgens een democratisch representatiesysteem van raden die hun besluiten bij consensus nemen! De sterkte van de beweging was eens te meer hun zwakte: Kabylische sociale structuren. De beweging, die in haar eisen modern-democratisch was, ankerde zich op een reeds bestaande archaïsche structuur van dorpsraden: de Aarch (mv. Arouch). Hierdoor verwierf de beweging een janus-karakter: modern en nationaal in zijn eisen (daardoor gevaarlijk voor het regime) en regionalistisch in zijn organisatiestructuur. De aarch bevinden zich in het stadium tussen de dorpsraden met vertegenwoordigers van de “lineages”(14) (vaak een familie die een huis deelt) en de provincieraden.

Onder de Ottomanen werden zelfs coalities gesloten met andere regio’s voor een gezamenlijk standpunt te hebben tegen de bezetter. Ondanks het hernemen van een oude – zij het gewijzigde(15) – structuur en de bijbehorende praktijken, was de beweging overwegend modern. Boven de Arouch bevonden zich namelijk de “Coördinations”, deze hadden een reizend hoofdkwartier, waren resoluut voor een pacifistisch verzet, hadden een voorzitterschap volgens het “trojka” principe van de EU(16) en namen besluiten bij consensus. Daartegenover stonden overgeërfde functionele principes: er waren geen vrouwen in de raden (en dus ook de coördinatie ervan) en er gold een strikte erecode met sociaal uitsluiting als sanctie(17).

Coördinaties waren succesvol in hun eerste vijf weken, iedereen was enthousiast. De beweging was echt vanuit het volk gekomen, waarbij de dorpen hun stempel hadden gedrukt in plaats van de steden. De politieke partijen waren in eerste instantie totaal buitenspel gezet. De RCD dacht dat het enkel om een identitaire kwestie ging en maakte op het ogenblik dat 123 betogers de dood vonden, deel uit van de regering waar het portefeuilles onder meerdere transport gekregen had. Het FFS vreesde een concurrent meer te hebben die delen van zijn programma en ordewoorden overnam (“pouvoir assassin”, smah ulac smah = geen pardon). Het RCD(18) zou uit de regering stappen en zoals het FFS, maar om andere redenen, de beweging steunen.De beweging zou echter gesloten blijven voor “professionele” activisten (syndicaten, politieke partijen…).

Wat waren de eisen van de beweging?

Deze werden bezegeld in een platform tekst opgesteld in El Kseur de 11e juni 2001, drie dagen voor de mars op in Algerije. Deze grondverklaring weerspiegelt de ambiguïteit die het regime weldra zou uitbuiten tegen de burgerbeweging:

Verwarring tussen lange termijn en korte termijn eisen, nationale en regionale programma’s. Er is de eis van rechtvaardigheid voor de moordenaars, de gendarmes en andere politieke verantwoordelijken van de repressie voor een burgerlijke rechtbank. Men wil ook een martelarenstatuut voor de 123 slachtoffers die daardoor ook recht krijgen op compensatie. Het onmiddellijk stoppen van alle processen tegen betogers, intimidaties en provocaties van het regime, terugtrekking van de gendarmerie uit Kabylië, tegen de “hogra”, tegen de overheidspolitiek van pauperisatie van het Algerijnse volk, voor een staat die de socio-economische rechten (oa een werkloosheidsuitkering) en vrijheden verzekert. Slechts twee artikels dragen een Kabylish-Berberse stempel: de gelijke behandeling van het Tammazigh als officiële taal en een economisch noodplan voor Kabylië.

In hoofdzaak een modern programma waar andere regio’s zich in kunnen terugvinden. Om dit platform kracht bij te zetten werd een (te vroege) mars op Algiers georganiseerd. Kabylië is centraal gelegen op 100km van de hoofdstad, het aantal en de efficiënte organisatie op dorpsniveau zorgde voor een indrukwekkende mobilisatie van 1miljoen mensen. Waarschijnlijk was dit een stap te ver want het regime was al aan de tegenaanval bezig.

Manipulaties en neutralisering

Vooreerst dient duidelijk gemaakt te worden dat het Algerijnse regime, goede leerling van de Franse kolonisator, meester is in het manipuleren van haar tegenstanders. De Fransen pasten het toe tegen de FLN en na de onafhankelijkheid deed de FLN, en haar generaals (Boumedienne), het tegen eenieder die het machtsmonopolie bedreigde.

Een ander gegeven is dat de strijd in de hoogste machtskringen in Algerije, indirect op andere gebieden beslecht wordt. Deze praktijken werden doorheen de burgeroorlog ruim toegepast. Zo werd een beleid dat te gericht was op een vroeg compromis met de islamisten teniet gedaan door operaties van militairen vermomd als islamisten, om nog maar te zwijgen van GIA (Groupe Islamique Armé), opgericht door veiligheidsdiensten) en het huidige GSPC (Groupe Salafiste pour le Predication et le Combat) met “de Ben Laden van de Sahara”, El –Para zelf een infiltrant binnen de islamisten(1). Het bewind haalde het zodoende van het terrorisme die ze op een laag pitje laat sudderen totdat ze weer als politiek instrument kan gebruikt worden (bvb.ten aanzien van de VS). Het regime had zich ontdaan van het islamitische probleem en zou dezelfde techniek toepassen op het Kabylische “probleem”.

Na het half miljoen betogers in Tizi Ouzou had de Kabylische burgerbeweging moeten werken aan haar verspreiding over andere regio’s. In plaats daarvan maakte ze de tactische fout op het presidentschap te stappen en haar mobilisatiekracht uit te spelen. De overheid had er alle baat bij het fenomeen als Kabylisch, etnisch en identitair, voor te houden om de verspreiding ervan te beletten. Hierin werd de sterkte van de beweging haar zwakte. Het werd als regionalistisch voorgehouden gevangen in zijn eigen regio ondanks het nationale programma. De beweging werd via manipulaties en infiltraties geradicaliseerd en gebruikt tegen de Bouteflika-clan. Bouteflika stelde in 2001 een geleidelijke rehabilitatie van de verloren zielen van het FIS voor waaronder geïnfiltreerde overheidsagenten (voor de welke hij momenteel een amnestie via referendum bewerkstelligd). Het hoofd van de gendarmerie Bousteilia is een Bouteflika-getrouwe, diens autoriteit aanvallen is onrechtstreeks Bouteflika in moeilijke papieren zetten te voordele van de andere stroming binnen de macht die uit was op een “eradicatie” (uitroeiing) van de FIS elementen (geïnfiltreerde geheime diensten die Bouteflika trouw waren).

Via een radicalisering van de Kabylische zat de clan rond Bouteflika in de val. Deze radicalisering werd gestaag opgebouwd in de loop van de zomer 2001. De interne contradicties, Kabylisch of nationaal / modern of archaïsch, werden geëxploiteerd om verdeeldheid te zaaien. In augustus werd op een conclaaf van de beweging beslist dat de eisen van de El Kseur –platformtekst niet onderhandelbaar waren. De gendarmerie moest zich ook terugtrekken uit Kabylië een eis die de druk op Bouteflika en diens aanhangers verhoogde en de situatie blokkeerde.

Figuren traden naar voor als zelfgekroonde leiders van het volk. Ook nieuwe partijen zoals het MAK (Mouvement pour l’Autonomie Kabyle) rond Ferhat Mehenni die een onafhankelijke regio wil en zo indirect de beweging “regionaliseert” (=neutraliseert). Dit terwijl noch de Aarch noch de politieke partijen, noch het volk regionale autonomie wenste. Er volgt ook een oproep om de komende verkiezingen (parlementsverkiezingen in voorjaar 2002 en gemeentelijke in het najaar te boycotten).

In retrospectief kan men zeggen dat het FFS hier de fout begaan heeft om die boycot te steunen. We dachten dat het de wil was van het volk, het zou ook ongepast zijn verkiezingen te houden nadat meer dan honderd mensen de dood hadden gevonden door de hand van het regime, en dan doen alsof er niets gebeurt was. Er is echter een verschil tussen boycot en anderen beletten en zelfs verbieden te gaan stemmen. Toen zagen we dat er “prédateurs” waren die de beweging wilden overnemen.”

De radicalisering bracht fascistoïde tinten in de beweging: eerst werd enkel de gendarmerie sociaal uitgesloten, later al wie niet akkoord was met de hardere lijn, waardoor vele gematigden de beweging verlieten. Bij de algemene staking werden winkels die het ordewoord niet respecteerden bestookt en soms in brand gestoken. Ook de pers werd een mikpunt wanneer deze zich negatief uitliet over de “Coördinatie” van Tizi Ouzou(20). De politieke partij FFS zou toch tot augustus 2002 wachten vooraleer het zich officieel afsplitste van de beweging en zou deelnemen aan de gemeentelijke en provinciale verkiezingen (itt de andere Berberpartij RCD). De FFS bracht hiermee ook de manipulaties en de verloren eenheid aan het licht.

(Foto Luc Lurk)

Woordvoerders van de Aarch beweging kregen van hun kant een ongekende toegang tot de nationale media(21) die in handen is van de overheid. Men zegt zelfs dat Belaïd Abrika de laatste vier jaar (en dit ondanks zijn korte gevangenschap) iedere maand op tijd zijn loon gestort krijgt. Voor ons evident maar als je weet dat zelfs de werknemers van Sonatrach (nationale oliemaatschappij en de kip met de gouden eieren) soms twee maand moeten wachten op hun loon. Daarbij is zijn constante aanwezigheid als woordvoerder in diverse raden van Tizi Ouzou niet coherent met het principe van wisselend executief die de Aarch voorstaat.

Naast interne verdeeldheid en radicalisering gebruikte de overheid. En dan is er nog het RCD dat de Aarch bleef steunen. De RCD was overtuigd dat Bouteflika en diens premier verantwoordelijk ware en niet het gehele regime. Hiermee vervulden ze de wensen van de anti-Bouteflika vleugel.

Consensus rond een status-quo

Uiteindelijk vonden de verkiezingen plaats en deed het FFS mee aan de gemeente en provinciale raden, al werd er op vele plaatsen een opkomst onmogelijk gemaakt door de geradicaliseerde Aarchs. De FFS zag de uitslag gevalideerd maar de overheid wou niet ingaan op de eisen van het platform. Men bevond zich in een status-quo dat vier jaar later verbroken werd door de ontbinding van de raden. Alle partijen hadden hun voordeel gevonden in een status-quo. In de loop van 2003 ontstonden gesprekken tussen leden van de beweging en de overheid. Eerst met gematigden, die daardoor uitgesloten werden, later met de radicalere strekking en werd het aanvaard. De bevolking bleef burgerlijk ongehoorzaam door hu gas- en waterrekeningen niet te betalen…

Ook hier mag men de strijd in de hogere kringen van de macht niet uit het oog verliezen. Waarom nu? Om de gemeenteraden te kunnen ontbinden waren legislatieve ingrepen nodig die de regering in alle haast liet goedkeuren. Waarom al deze moeite als het nieuwe mandaat slechts 18maanden zal tellen, tot de volgende gemeentelijke en provinciale verkiezingen die op nationaal vlak plaatsvinden? Het is alleszins duidelijk vanwaar het initiatief komt: Bouteflika. Tijdens de zwarte lente van 2001 werden twee verkiezingen gehouden (parlementaire en gemeente-provinciale), enkel aan de tweede nam het FFS deel en het zijn net deze resultaten die geannuleerd worden. Het FFS voelt zich uiteraard “geviseerd”:

Iedere Algerijn weet dat het een illegale daad is. We hebben gezien hoe de machthebber zich heeft moeten beroepen op juridische kunstgepen om de ontbinding van de dorps en provincieraden te legitimeren.”.

Als reactie hielden de verkozen FFS-leden een mars in Algerije, waarmee ze het manifestatieverbod van de laatste drie jaar verbroken. Uiteraard staan de 300 à 700 betogers in schril contrast met het miljoen, maar de symbolische waarde is essentieel. Het FFS is de enige gestructureerde oppositie die zich inzet terwijl andere groeperingen, de aarch communiqués produceren waarin ze de ontbinding betreuren. Tegelijkertijd lopen ze in de identitaire val, want al heeft het FFS een nationaal programma blijft haar invloed gering buiten de provincie. Hierdoor moet deze oppositiekracht zich verdedigen op haar terrein in plaats van zich over andere regio’s uit te breiden. De FFS-militanten hebben zich de 2e september uitgesproken over deelname aan de Kabylische verkiezingen en een boycot van het referendum.

Want een ander aspect van Bouteflika’s timing heeft te maken met het referendum rond de amnestie voor misdaden tijdens de burgeroorlog. Bouteflika’s plannen waren hieromtrent al zichtbaar tijdens de opstand van 2001 en vormde toen de twistappel tussen Bouteflika die amestie en rehabilitatie wenste voor bepaalde FIS-aanhangers (en daardoor zichzelf en de eigen infiltranten). Men wou een streep trekken onder de terroristische manipulatie en praktijken van de overheid. Smah Ulac Smah en “pouvoir assassin” waren ordewoorden van de Kabylische opstand tegen de straffeloosheid van het regime. Net voor zijn referendum rond deze kwestie laat Bouteflika hun sudderende Kabylië opwarmen. Is het uit veiligheid ? Om te vermijden dat een andere fractie het tegen hem zou gebruiken op een mider gelegen moment? Of nu reeds vermijden dat de “hogra” en onrechtvaardigheid een nieuwe generatie op straat brengt, nu de werkloosheid en ontevredenheid weer hoog oploopt en nieuwe “grassroots” beweging het voortouw neemt…

Bouteflika zit sinds de laatste presidentsverkiezing goed in het zadel en kan zich nu over het probleem buigen. Misschien voelt hij dat zijn derde kandidatuur voor het presidentschap, in combinatie met de amnestie en economische privatiseringsgolven net iets te veel ironie zou zijn voor de lijdende bevolking. De bevolking vormt geen bedreiging voor Bouteflika wel de concurrerende fracties in de hogere machtskringen die de ontevredenheid zouden manipuleren.

(Uitpers, nr. 68, 7de jg., oktober 2005)

Voetnoten

(1) Berbers naar het Griekse “Barbaros”de gebruikelijke benaming waarmee de hegemonische machten in de oudheid de volkeren buiten hun rijk beschreven. In feite spreken ze dialectvormen van het Amazigh een taal verwant met het oud Egyptisch en het Ethiopische. Iedere regio (Riff, Souss, Chaouia, Tamachek) heeft echter zijn dialect en sociale structuren. Dat het intellectueel goedstaat om over Amazigh en niet Berbers te spreken is net een gevolg van het Kabylische réveil dat zich over andere regio’s spreidde, ondersteund door de diaspora in Europa

(2) Zeker voor de Shleuh-Berbers in het atlasgebergte (Marokko) waar volledige dorpen zonder elektriciteit of regelmatige watertoevoer voorzien is. Dit leidde tot betogingen in de administratieve stad Er Rachidia. De reden voor onderinvestering kunnen tweeërlei zijn, enerzijds betreft het vaak onherbergzame regio’s vaak is echter een probleem van representatie binnen en relaties met het regime

(3) In 1926 met l’Etoile Nord Africaine opgericht in Frakrijk en bestond voor 95% uit Kabyliërs, en het latere Parti du peuple Algérien

(4) Interview met FFS-militant Majid Lamdani, Algerije 2005

(5) Frankrijk had de regio al ter plaatse gelatiniseerd, zonder teveel resultaat gezien de relaties die Kabylië met de macht onderhoudt (voor de Fransen waren de Ottomanen en daarvoor de arabiere reeds langsgeweest)

(6) In Algiers kan je wel een caféreclame vinden van Stella Artois, zeer populair merk bij de Algerijnen, maar men houdt het liever verborgen

(7) Abou Ramdane Kabylische leider va het FLN (Front de la Liberation Nationale, de latere staatspartij) tussen 1957-1959, die afstand nam van het pan-Arabisme en de invloed van de islam minimaliseerde

(8) Dit feit wordt nog altijd aangehaalde in de hedendaagse debatten tegen regionalistische onafhankelijkheidstendensen zoals het Mouvement d’Autonomie Kabyle

(9) In die mate dat men Egyptisch en Syrische leraren Arabisch importeerde om een gedegen onderwijs in het standaard Arabisch te verzekeren om het pan-Arabisme te versterken en afstand te nemen van de taal van de kolonisator. Taal speelt een dubieuze machtsrol ook buiten Kabylische provincies. De stille VS-invasie voorziet bijzondere cursussen Engels voor de militairen die ze trainen, ook daar is het te doen om de invloed van Frakrijk te tempen

(10) Hoofdplaats van Groot-Kabylië dat het actieterrein zou vormen voor de Berber-lente in tegenstelling tot latere opstanden (2001) die meer vanuit de dorpen groeiden

(11) Arabisch, anti-alcohol, vrouwonvriendelijk en bovenal religieus, alles waar Kabyliërs niet voor stonden

(12) “Gelanceerd” door jaren de in de jaren ‘70 bekende zanger Idir (leeft momenteel in Frankrijk).

(13) Sommige Algerijnse en Franse sociologen hebben de jongere FIS (islamitische) aanhanger vergeleken met de jonge betogende Kabyliër, waarbij ondanks radicale tegenstellingen in filosofie en idealen, dezelfde problemen aangetroffen werden

(14) Aarch arabisch woord voor troon, een aarch kan bestaan uit dorpsraad-vertegenwoordigers van verschillende dorpen. Deze bestonden uit vertegenwoordigers van familie in de patriarchale zin, hierdoor werden traditioneel geen vrouwen opgenomen in deze raden. In de raden werden 3 thema’s behandelt verdediging van het gebied, verdediging van de marktplaats en de relaties met andere Aarchs.

(15) Het huidige Kabylië komt niet volledig overeen met het oude Kabylië en zelfs de dorpen en gemeenten werden in 1984 administratief heringedeeld, het is op basis van die gewijzigde indeling dat de vertegenwoordigers van de dorpsraden samenkwamen

(16) Het voorzitterschap telt drie voorzitters: de vorige, de huidige en de toekomstige. De korte mandaten hadden tot doel vertrouwenspersonen te hebben maar geen “leiders”, informeel zouden enkele figuren zoals Abrika via de media hun leiderschap laten erkennen. Ook het reizende hoofdkwartier dat moest verhelpen dat er een machts-locus (plaats) was die men kon “veroveren”

(17) Gezien de Kabylische gemeenschappen zeer onderling afhankelijk zijn, waren dergelijke straffen uitgesproken in kleine dorpen bijzonder hard, eenieder die toch sprak of communiceerde met de uitgesloten persoon kon dezelfde straf krijgen. De zwaarst mogelijke sanctie was destijds de verbanning.

(18) Het RCD maakte deel uit van de coalitieregering van Bouteflika tussen 1999 en 2001

(19) Zie Mellah (Salima); Jean Baptiste Rivoire, Enquête sur l’étrange “Ben Laden du Sahara”, Le Monde Diplomatique, février 2005. Waar wat iedereen in Algerije al wist bevestigd wordt : dat de acties van El Para, ontvoeringen en aanslagen, telkenmale de agenda van de machthebbers volgde, o.m. voor de relaties tussen Algerije en de VS. El Para, Adou Haiddara is een voormalige militair geïnfiltreerd in radicaal salafistische groeperingen

(20) RSF, Algérie, Rapport Annuel 2003, een correspondent van de krant El Watan werd door mensen van de Aarch van Tizi Ouzou herhaaldelijk bedreigd, geslagen en verweten en pleegde later zelfmoord

(21) Trouwens al decennialang een eis van FFS leider Hocine Aït Ahmed om de Algerijnse nationale media uit de handen van het regime te bevrijden

Relevant

Sahel-Exit

Mali, Burkina Faso en Niger vertrekken uit regionaal blok ECOWAS Mali, Burkina Faso en Niger kondigden eind januari aan dat ze uit ECOWAS stappen, de Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse…

Turkije breidt invloed in Afrika uit

Economische motieven vormen een belangrijke drijfveer, maar daar blijft het zeker niet toe beperkt. In toenemende mate vertaalt de Turkse aanwezigheid zich in Afrika ook vanuit militair-strategische motieven waardoor…

Opflakkering van geweld en jihadisme in Sahel-regio

Terwijl wij al enige tijd geveld worden door dé grote dreiging, Covid-19, strijden enkele Afrikaanse landen noodgedwongen aan verschillende fronten. Naast de aanhoudende druk van de pandemie die de…

Laatste bijdrages

Gaza, rivièra of piratenkust? 

De vraag.  Het antwoord van Donald Trump, de Amerikaanse president, mag dan een provocatie zijn of gewoon onbeleefd en idioot, dat neemt niet weg dat de vraag reëel en…

“Trump is erg hypocriet”

Er gaat geen dag voorbij of er komt een of ander gruwelverhaal uit Washington. President Trump gaat door met dreigen en alweer dreigen. Van Palestina naar Panama en Mexico.…

Armenië lonkt naar VS na teleurstelling in Rusland

Met een lopend proces in Bakoe tegen de voormalige leiders van Nagorno-Karabach en een steeds brutalere president Ilham Alijev, is Jerevan op zoek naar nieuwe strategische partners. De desillusie…

Alles anders en beter?

You May Also Like

×