INTERNATIONALE POLITIEK

Journalistiek over journalistiek

Joris Luyendijk, Het zijn net mensen, Beelden uit het Midden-Oosten, uitg. Podium, 2006, 220 blz. 21ste druk. ISBN 9789057593161

H.J.A. Hofland, Step Vaessen e.a., Het maakbare nieuws, Antwoord op Joris Luyendijk – buitenlandcorrespondenten over hun werk, Balans, Amsterdam, 2008, 239 blz. ISBN 9789050189187

Tweehonderdduizend exemplaren verkocht, twee prijzen én journalist van het jaar. Dat ‘overkwam’ de Nederlandse buitenlandjournalist Midden-Oosten Joris Luyendijk(° 1971) met Het zijn net mensen dat intussen aan een eenentwintigste druk toe is. Dat gebeurt niet zo vaak in het Nederlandstalige gebied.

Ook niet dat er een collectieve reactie komt op het boek van deze klokkenluider en ‘nestbevuiler’. In Het maakbare nieuws reageren achttien vooraanstaande Nederlandse journalisten op de fundamentele vragen de Luyendijk opwerpt.

Vijf jaar – tussen 1998 en 2003 – was Joris Luyendijk Midden-Oostencorrespondent voor de Volkskrant, NRC Handelsblad en het NOS Journaal. Het is niet onbelangrijk te vermelden dat Luyendijk geen journalistenopleiding volgde, maar sociale wetenschappen en Arabisch studeerde. Voor deze studies had hij een jaar onderzoek gedaan onder leeftijdgenoten in Caïro en daarover schreef hij Egypte – een goede man slaat soms zijn vrouw (1998) en Een tipje van de sluier (2001). Zijn goede pen en scherp observatievermogen werden opgemerkt door de media en zo werd hij als niet-journalist correspondent in een regio waar hij woonde én waarvan hij de taal sprak. Die invalshoek maakte hem alvast tot een witte raaf tussen de Nederlandse buitenlandjournalisten. Hij coverde nieuws over de regio en dan vooral Egypte, Palestina-Israël en Irak.

Na zijn terugkomst begon hij aan een boek over de mechanismen bij beeldvorming over het Midden-Oosten. Hij had meer dan voldoende ervaring én woede in huis om te schrijven over de filters, vervormingen en manipulaties bij de mediabeeldvorming. In Het zijn net mensen legt hij de spanning bloot tussen werkelijkheid en het beeld dat de media daarover aan het publiek voorschotelen. Het is de stelling van Luyendijk dat nieuws nooit over het alledaagse gaat, maar over het uitzonderlijke. Dat vertekend beeld wordt voortdurend bevestigd door correspondenten die zich maar moeilijk kunnen ontdoen van hun westerse blik. De begrippen die zij overbrengen (democratie, publieke opinie, empowerment, civil society, gender, good governance, etc) hebben een heel andere inhoud of bestaan zelfs niet in dictaturen. Dictatuur en journalistiek zijn onverenigbaar. Dat is de harde kern van Luyendijks stelling. Corruptie, onderdrukking en angst beheersen een dictatoriale samenleving. Met de traditionele journalistieke methodes van hoor en wederhoor en scheiding van feiten en meningen valt in dergelijke maatschappelijke context de waarheid niet te achterhalen.

If it bleeds it leads

Luyendijks boek bestaat uit drie delen en veertien hoofdstukken waarvoor hij put uit zijn ervaringen in Egypte, Israël-Palestina en korte bezoeken aan Irak. De uitgangspositie van Luyendijk – een low budget westerse bewoner van Caïro – is min of meer te vergelijken met de manier waarop de Poolse journalist Ryszard Kapuscinski in de jaren vijftig aan journalistiek over derdewereldlanden deed: zonder noemenswaardige materiële middelen en daardoor veel dichter bij de gewone mensen. Luyendijk beschrijft hoe hij door zijn correspondentschap in een heel andere wereld van snelle interventies, dure hotels en straalverbindingen terechtkomt. Hij geneert zich voor zijn salaris, wetende dat zijn Arabische vrienden drie jaar konden leven van wat hij per maand aan huur betaalde.

Zijn groot dilemma was dat hij zeer graag ‘lokale contacten’ wilde onderhouden, maar dan moest hij leven op een manier die niet samenging met zijn correspondentschap. Hij moet meereizen met de ‘mondiale nieuwskaravaan’ die zich bliksemsnel naar de brandhaarden in de wereld bewoog. Zij maken in no time het nieuws van de dag om zich de volgende dag alweer verder te haasten. Dramatische taferelen worden in beeld gebracht volgens het cynische principe If it bleeds it leads en dan snel weer vergeten. In de jaren tachtig waren in Managua naar schatting 150 journalisten ‘gestationeerd’. Welke journalist houdt zich vandaag nog bezig met Nicaragua nu het sandinisme en de contra-oorlog een gepasseerd station zijn? Dat conjunctuurgebonden optreden van de pers die steeds aangezogen wordt door uitzonderlijk dramatische feiten gaat voorbij aan het leven van de gewone man.

Luyendijk opent zeer sterk met de beschrijving van zijn bezoek aan een Zuid-Soedanees hongerkamp. In de eerste twee barakken had hij een ernstig gezicht opgezet om zijn tranen binnenboord te houden bij de lusteloos voor zich uitstarende skeletten – “ze leken door me heen te kijken, alsof iemand het licht in hun ogen had uitgedraaid” -, maar in de derde barak deed hij het anders. Hello everybody, zei hij. “En toen gebeurde het. Opeens ging bij mensen het licht aan. Meisjes giechelden, een oud mannetje ging verzitten en kinderen stootten hun moeders aan van: Kijk mama. Een kereltje van een jaar of twee maakte zich los van zijn zusje, greep met beide knuisten mijn knie, en kukelde om. De moeders met uitgeteerde peuter schoten in de lach, en gebruikten hun vrije hand om te zwaaien.” (12) Deze mediatieke skeletten stapten even uit het verstilde beeld van hun lijden: ze werden ineens mensen.

Donor darlings

Luyendijk is ook niet mals voor de geliefkoosde entourage van vele buitenlandjournalisten, met name de expats (“Zij zaten hoog in de boom, de regimes konden hen weinig maken en velen dronken graag – wat makkelijk praat”) en ngo-mensen en mensenrechtenactivisten die hij de donor darlings noemt. Voor deze laatsten wordt hun kans op subsidies groter naarmate ze meer naamsbekendheid hebben, en westerse journalisten kunnen die bekendheid leveren. “Het gevolg is een dubieuze tango van journalisten op zoek naar prachtige quotes en mensenrechtenactivisten op zoek naar publiciteit”. (p. 54)

Luyendijk kan deze vlijmscherpe observaties maken omdat hij als insider geleefd heeft en daardoor nog scherper het outsidersgedrag van de internationale pers aanvoelt. Anders gezegd: embedded, zoals velen van zijn collega’s, is Luyendijk zeker nooit geweest. Om die buitenstaanderspositie te verduidelijken keert hij de rollen even om en schetst hij de situatie van een Marokkaanse correspondent die geen Nederlands of een andere Europese taal spreekt, maar wel in Den Haag wordt ‘gestationeerd’. Wat gaat die ervan bakken? Stel dat de Nederlandse overheid over dezelfde uitgekiende pr-mensen beschikt die de internationale pers even voorbeeldig weet te bespelen als de Israëlische wat zal dan het resultaat zijn van zijn berichtgeving?

Helemaal op het einde verwijst Luyendijk in extremis nog naar een essentiële filter bij het nieuws en dat zijn de afnemers. “Ook in Europa blijkt uit alle kijk-, luister- en oplagecijfers dat mensen liever meeleven met het vertrouwde gezicht van de anchorman dan met de saaie kop van een deskundige. Ze zien liever korte filmpjes over wij tegen zij dan complexe analyses over botsende belangen, laat staan historische achtergronden waar het eigen land slecht uit komt.” (p. 214) Wat Piet Pirijns al jaren geleden de verkleutering van de mediawereld heeft genoemd, blijft nog steeds manifest aanwezig. Het ‘ingewikkeld’ buitenland verdwijnt en maakt plaats voor enkele snelle, sensationele beelden zonder degelijke achtergrondsduiding.

Het maakbare nieuws

Het bericht van Luyendijk viel niet op een koude steen, want een groot aantal buitenlandjournalisten voelde zich geroepen om te reageren op Het zijn net mensen. Monique van Hoogstraten en Eva Jinek brachten achttien journalisten bij elkaar (Gerbert van der Aa, Jan Blokker, Paul Brill, Stanley Greene, Bertus Hendriks, H.J.A.Hofland, Ad van Liempt, Kadir van Lohuizen, Tom-Jan Meeus, Conny Mus, Minka Nijhuis, Tim Overdiek, Garrie van Pinxteren, Paul Sneijder, Bram Vermeulen, Coen van Zwol en Joris Luyendijk zelf) om te reageren op een boek dat intussen door 200.000 handen was gegaan. Het maakbare Nieuws bestaat uit twee delen. In Uit het veld toetsen dertien journalisten Luyendijks stellingen aan hun eigen ervaringen op buitenlandberichtgeving. In deel twee In perspectief wordt de buitenlandjournalistiek verbreedt niet naar plaats, maar naar tijd. In dat deel krijgt ook Joris Luyendijk de gelegenheid om te reflecteren op de reacties in de periode na het verschijnen van zijn bestseller.

Het maakbare nieuws is een boeiende poging om in te gaan op de journalistiek van de journalistiek, zoals Luyendijk dat deed in Het zijn net mensen. In die zin was het een invitation à la danse waarop gretig werd ingegaan door Nederlandse journalisten al was het maar om een genuanceerd pleidooi pro domo te laten horen. Zoals ook de nestor van de Nederlandse journalist Jan Blokker opmerkt, kiezen een aantal correspondenten een overwegend defensief uitgangspunt (Luyendijk brengt niets nieuws, het boek is anti-propaganda voor de journalistiek, mensen krijgen een te negatief beeld van de nieuwsgaring, etc.) waardoor zij het Luyendijk-effect willen minimaliseren. Het is jammer dat een lichte ondertoon van verongelijktheid en irritatie over die jonge collega en gedecoreerde nestbevuiler aanwezig blijft. Gelukkig zijn er ook een aantal journalisten die zich niet op hun pik getrapt voelen en heel hard willen meedenken over de journalistiek van de journalistiek.

Vrouwenwerk

Achttien reacties bespreken is veel, te veel. Toevallig werd ik getroffen door uitspraken van vrouwelijke journalisten. Een ervan is zeker Step Vaessen, die als Nederlandse journaliste voor al-Jazeera English in Indonesië werkt. Zij noemt zichzelf een Limburgse boerendochter die in haar beste Engels voor een Arabische zender live gesprekken voert en reportages maakt voor een internationaal publiek. Zij benadrukt dat het een misvatting is dat Al-Jazeera een moslimzender zou zijn. Bij Al-Jazeera is de derde wereld de eerste wereld geworden en dat trekt nieuwe kijkers.

Minka Nijhuis die al jaren verslag uitbrengt over Zuidoost-Azië en conflictgebieden vindt het niet alleen veiliger om een vrouw te zijn, maar het vergroot ook de mogelijkheid tot contacten. “ik word vaak niet als man of vrouw beschouwd, maar als een derde soort en heb daardoor toegang tot de mannen- en de vrouwenwereld.” (p. 61)

Ook Conny Mus, Midden-Oosten correspondent voor RTL Nieuws doet enkele naar mijn smaak sterke uitspraken. Hij benadrukt zijn langdurige aanwezigheid waardoor hij, zoals Luyendijk, veel contacten heeft kunnen leggen waarvan enkele tot vriendschappen zijn uitgegroeid. “Mijn vrienden en kennissen vertellen me dingen die ik vaak niet direct of letterlijk kan gebruiken, maar die ik anders nooit zou horen. Ze nemen me in vertrouwen en weten dat ik te vertrouwen ben – dat is de afspraak. Voor een correspondent die hier maar een paar jaar zit, laat staan voor een journalist die voor een paar weken wordt ingevlogen, is het veel moeilijker zo’n vertrouwensband op te bouwen.” (p. 126).

Over zijn moeilijke positie als verslaggever in het Palestijns-Israëlisch conflict zegt hij zeer terecht: “Ik beschouw het maar als een compliment dat beide partijen niet te spreken zijn over ons werk. De enige keuze die ik maak, is dat ik meeleef met de gewone mensen die lijden onder dit, de gewone Palestijnen en gewone Israëliërs.” Dat inleefvermogen, waarover ook Luyendijk het heeft, kun je alleen verwerven als je langdurig ter plaatse bent.

Goede doel?

Freelance journalist Gerbert van der Aa, gespecialiseerd in Noord- en West-Afrika, trapt in navolging van Luyendijk ook enkele heilige huisjes in. Volgens hem worden ten bate van het goede doel journalistieke principes zomaar aan de kant geschoven. “Wat journalisten zelden aan de orde stellen is dat hulporganisaties hun eigen agenda hebben. Net zoals voor bedrijven en overheidsinstellingen geldt, is voor hulpverleners de waarheid in veel gevallen minder belangrijk dan een goed verhaal waarmee hun organisaties positief in het nieuws komen.” (p. 84-85). Van der Aa’s kritische verhalen over ontwikkelingshulp leveren hem geen lucratieve klusjes van hulporganisaties op. “Unembedded naar Afrika kost extra tijd en geld. Slechts een kleine minderheid neemt die moeite of kan zich dat veroorloven.” (p. 89)

De journalist als mens

Enkele jaren vóór Joris Luyendijk schreef Freddy De Pauw Handelaars in nieuws. Deze ex-buitenlandjournalist van De Standaard, [en nu één van de boegbeelden van Uitpers, nvdr] snijdt ongeveer dezelfde thema’s aan als Luyendijk, maar zijn boek dat nochtans zeer goed opgebouwd en geschreven is, heeft lang niet zoveel aandacht gekregen als Het zijn net mensen. Hoe komt dat? Wat maakt Het zijn net mensen dan zo anders dat het een onverhoopte bestseller is geworden over een thema waarvan maar weinig mensen in het westen wakker liggen?

Luyendijk doet méér dan het analyseren van filters, vervormingen en manipulaties bij de mediabeeldvorming. Hij schrijft zichzelf ook het verhaal in. Zijn confrontatie met vreselijke toestanden – confer zijn Hello everybody – filtert hij in dit boek niet totdat er alleen een sec nieuwsfeit overblijft. De mens achter de journalist is voortdurend aanwezig met zijn emoties. Het zijn net mensen… ook journalisten. Hij aarzelt ook niet om zijn twijfels kenbaar te maken. Daardoor krijgt dit boek een diepmenselijk eerlijkheidsgehalte.

Luyendijk is een a-typische figuur in het wereldje van een steeds maar jakkerende nieuwskaravaan, die zich als een oppervlakkige reiziger gedraagt die snel grote afstanden wil overbruggen zonder dichter bij de mensen te komen. Hij is zeker geen nieuwsjager in de traditionele betekenis van het woord. Van hem moet je geen nieuwsprimeurs verwachten. Even een ‘kwootje’ halen is zeker niet zijn betrachting. Zijn vooropleiding en langdurig verblijf brachten hem dichter bij de (Arabische) gewone mens met zijn angst, verdriet, pijn, woede en onmacht.

Inderdaad, kun je uit zijn boek besluiten, dat journalistiek niet mogelijk is in de omstandigheden waarop in het Midden-Oosten moet worden gewerkt. “Een alternatief zie ik ook niet, maar media zouden opener kunnen zijn over de beperkingen waarmee ze te maken hebben bij hun werk,” schrijft Luyendijk in zijn verantwoording achteraan. “Hopelijk draagt dit boek aan die openheid bij, vanuit het klassieke journalistieke idee dat de wereld beter wordt naarmate we er meer van snappen – zelfs als neerkomt op beter snappen wat we allemaal niet kunnen snappen.” Journalistiek over journalistiek is nodig, want die maakt deel uit van de wereld. “Media controleren de macht, maar media hebben ook macht. Het idee van democratie is dat alle machten verantwoording afleggen, en vanuit die gedachte heb ik dit boek geschreven.” (p. 217) Het is ook vanuit die gedachte dat een initiatief als Uitpers gegroeid is.

Zeker lezen!

(Uitpers, nr 102, 10de jg., oktober 2008)

Laatste bijdrages

Tax the rich!

Ja, maar hoe ? Het debat is nu al enkele jaren aan de gang en zoals gebruikelijk is wanneer het over belastingen gaat, kan het nog wel even duren. Vooral…

Barnier spaart Macrons vrienden

Na de 7 vette jaren voor de rijken, enkele jaren “soberheid” voor iedereen. President Emmanuel Macron heeft zijn reputatie van “président des riches” teveel eer aangedaan: Eén procent werd…

Nobelprijs voor de Vrede gaat naar Hibakusha

Het Noorse Nobelcomité heeft besloten de Nobelprijs voor de Vrede voor 2024 toe te kennen aan de Japanse organisatie Nihon Hidankyo. Deze organisatie van overlevenden van de atoombommen op…

Fascisme: geen verleden tijd

You May Also Like

×