Jonge Honden – Is er nog toekomst voor de journalistie? Samenstelling; Geert Zagers – Fonds Pascal Decroos voor bijzondere journalistiek. Uitg. Van Halewyck, Leuven. 192 blz. € 17,50. ISBN 9789056179489
Zal er in de toekomst nog plaats zijn voor bijzondere of onderzoeksjournalistiek en voor journalistiek tout court en wordt de journalist herleid tot een Twitteraar en een blogger die als enig doel heeft zijn medium en ook zichzelf zo goed mogelijk te verkopen? Die vragen rijzen na lectuur van ‘Jonge Honden – Is er nog toekomst voor de journalistiek?’ dat naar aanleiding van het tienjarig bestaan van het Fonds Pascal Decroos voor bijzondere journalistiek verscheen. In het boek geven jongere mediamensen hun visie op de toekomst van de media en de journalistiek.
De vragen die men zich over de toekomst van de journalistiek stelt gelden voor alle media, zowel de audiovisuele als de schrijvende pers. Wie zal over enkele jaren nog een krant lezen, naar een radio- of tv-journaal luisteren of kijken, als ‘het nieuws’ op internet te vinden is? Bart Becks noemt in zijn bijdrage de krantensector de meest bedreigde van alle industrieën. Bart Becks is voormalig CEO van Belgacom Skynet en van Skynet iMotion Activities (Belgacom TV). Voor hem is het voor de krantensector al vijf na twaalf. Waarom? Omdat de kranten ‘hun gezaghebbende stem in instant news verloren hebben’. Wie wacht nog op de krant van morgen om te weten wie vandaag de Tour de France heeft gewonnen of wat er op de beurs gebeurt? Die bedenking roept enkele vragen op. Slaat ‘het nieuws’ alleen maar op dat soort feiten of gegevens? En valt daarover niet meer te zeggen dan wat het instant news ons leert? Moet de krant verdwijnen omdat ze door andere nieuwsdragers in snelheid wordt gepakt, zoals de auteur beweert? Dan herleidt hij het nieuws en de journalistieke verwerking ervan tot de productie van hapklare brokken.
Voor Becks is het zeer eenvoudig: men moet ‘mensen laten beslissen wat het belangrijkste nieuws is’. De keuze van ‘de mensen’ wordt het uitgangspunt van de nieuwsverstrekking. Pas daarna komen de journalisten erbij te pas. Die mogen voor achtergrond en duiding zorgen bij het door ‘de mensen’ gekozen nieuws. Becks vraagt zich geërgerd af waarom de kranten zo nog niet werken. En waarom grijpen ze hun kans niet om via Twitter hun positie als leveranciers van instant news te herwinnen? Waarom schrijven ze alleen maar over Facebook en Netlog en maken ze geen gebruik van deze sociale netwerksites? Het mag duidelijk zijn dat voor de auteur de journalist die op grond van zijn kennis, ervaring, contacten, studie, lectuur, democratische ingesteldheid en ruime belangstelling weet wat er gebeurt en waarover hij moet berichten, tot het verleden behoort.
Ernst-Jan Pfauth, blogger bij nrcnext.nl, lijkt wel een lid van het ‘Simplistisch Verbond’. Omdat niemand weet wat de toekomst brengt, moet je ook naar niemand luisteren, zo stelt hij. Zijn devies: ‘Doe wat je denkt dat je moet doen.’ Voor wie niet meteen begrijpt wat dat wel betekent, voegt hij eraan toe dat dat voor een internetjournalist betekent dat hij een blog moet bijhouden die de lezer gidst door het internet. De journalist als verkeerspaal. De nieuwe journalist moet volgens Pfauth opnieuw leren praten. Hij moet online actief zijn, veel volgers hebben op Twitter, de nieuwe media in de vingers hebben en in discussie gaan met de lezers. Ike Picone, communicatiewetenschapper aan de VUB, citeert in dit verband Dan Gillmor, een verdediger van de burgerjournalistiek: ‘Journalistiek is een conversatie geworden’. Media moeten niet alleen praten met hun klanten, neen ze moeten ze volgens Picone ook goede raad geven. Hij wil dat de krant zich promoot als oplosser van problemen, een beetje zoals Test-Aankoop. Vraag het aan Vera.
Een andere ‘jonge hond’, Olaf Koens, Nederlands freelance buitenlandcorrespondent, ziet niet alleen de media als koopwaar, maar ook zichzelf. Zijn dogma: ‘Je moet als journalist commercieel durven denken.’ Hoe hij dat zelf doet: ‘Dertig procent van mijn tijd spendeer ik aan de zakelijke kant van de journalistiek. Waarom bijvoorbeeld een stuk één keer verkopen als je het ook twee keer kunt verkopen?’ Voor hem zijn er ‘massa’s mogelijkheden in de journalistiek’, tenminste ‘als je een beetje commercieel durft te denken’. Zo laat hij zich maar al te graag door bedrijven betalen om de naam of de foto van hun producten in zijn stukken te doen prijken. Ten slotte geeft Koens iedere beginnende journalist een goede raad: koop een cursus voor zelfstandige ondernemers.
Hopelijk wordt Olaf Koens een succesvol ondernemer. Hij zou zich echter best uit de journalistiek terugtrekken en schoenen of confituur verkopen. Want wie zich via de media tot het publiek richt, heeft respect voor dat publiek en verschaft het informatie, maar geen als journalistiek verpakte reclame.
Commercialisering
Even terug naar Bart Becks. Die moet het niet alleen van de tips van de mensen hebben, maar ook van de reacties van de lezers van nieuwssites. Koppel die reacties van de lezers aan hun Facebook- of Netlogaccount en je bouwt een community rond je website, zo luidt het advies. Interessant voor de lezers en de krant? Ja, maar vooral voor de adverteerders. Jana Wuyts, regionaal coördinator van nieuwsblad.be, verwacht eveneens alle heil van de online advertenties. Ze aarzelt zelfs niet om te stellen dat ‘als die advertenties niet werken, we op zoek moeten naar een ander soort journalistiek dat wel rendabel kan zijn’. Daar komt het volgens haar op aan: ‘uitzoeken welke vormen van journalistiek online haalbaar zijn’. Goede journalistiek is dus uitsluitend journalistiek die advertenties oplevert.
Bart Becks heeft nog een andere gouden tip. Dat kranten alleen maar nieuws verdelen is ouwe koek. Nog meer dan ze nu al doen moeten ze andere producten op de markt brengen. Nog meer boeken en cd’s bij het dag- of weekblad. Of is het niet eerder andersom: je koopt een boek of cd en je krijgt er een krant bij. Het werd eerder al gezegd: welke journalist kan nog kritisch schrijven over een boek of cd die zijn medium als promotiemiddel verspreidt? Weet Becks dan niet dat de commercie tot iedere prijs de persvrijheid doodt?
Pieter Baert, digital planner bij het reclamebureau VVL BBDO, doet er nog een schepje bovenop. Zoals Bart Becks wil hij dat krantensites een community opbouwen. De site moet dan zeggen ‘welke cd’s ik deze week moet kopen’; hij moet ‘mij links naar interessante nieuwsartikels laten doorsturen naar mijn vrienden op Facebook’ en acties lanceren bijvoorbeeld via Amazon, ‘net zoals kranten jarenlang papieren bonnen bij hun krant hebben gestoken’. Een krant als promotiemiddel voor andere producten? Wat heeft dat nog met informatie en journalistiek te maken? Maar laten we eerlijk en volledig zijn. Na zijn pleidooi voor een verdere commercialisering van de media beantwoordt Bart Becks een vraag over de toekomst van de kwaliteitsjournalistiek als volgt: ‘Kwaliteitsjournalistiek – en zeker onderzoeksjournalistiek – is een uitstekende manier om een relatie op te bouwen met je lezer.’ Oef.
Brecht Decaestecker, coördinator van de mediabijlage Media.com van De Morgen, waarschuwt voor de toenemende commercialisering van de pers. De buitenwereld is zijns inziens het probleem. Iedere dag ontvangt hij tweehonderd mails van pr-bureaus die op een plaatsje in Media.com hopen. Een half uur na iedere mail volgt een telefoontje van het pr-bureau dat net een persbericht heeft verstuurd om te vragen of de mail al werd gelezen en om de inhoud ervan nog eens te herhalen. Decaestecker wijst op de logica van deze reclamejongens: ‘als we in de krant staan met een gewoon stuk, moeten we geen advertentieruimte meer kopen’. Hij voegt er eerlijkheidshalve aan toe:’We hebben er zelf om gevraagd. We bespreken elke week een reclamespot in de rubriek In de spots.’ De krant als dienstmaagd van de adverteerders.
Mediabelasting
Leigh Phillips, Canadees EU-correspondent, verwijst naar klachten van BBC-journalisten die bij de ‘National Union of Journalists’ binnenlopen. De reclame op de BBC-site beïnvloedt immers de redactionele beslissingen. De adverteerders krijgen te veel invloed op de redactionele lijn. Meer gesubsidieerde journalistiek lijkt Phillips de enige manier om aan het keurslijf van de commerciële logica te ontsnappen. Het geld voor dergelijke subsidies kan men volgens de auteur bij telecombedrijven en zelfs bij Google halen. In Frankrijk en Spanje denkt men daaraan.
Telecombedrijven maken immers gigantische winsten door internetaansluitingen te verkopen. Maar niemand gaat op internet voor het internet zelf, wel voor de zogenaamde ‘content’. De telecombedrijven maken dus winst dank zij de content van andere spelers. Vroeger waren de telecombedrijven overheidsbedrijven en ging de winst naar de staat die op zijn beurt de pers zou kunnen steunen. Nu de telecombedrijven geprivatiseerd zijn, gaat de winst naar de aandeelhouders. Waarom die geen belasting laten betalen om goede online journalistiek mogelijk te maken?
En om tussen al het commercieel en digitaal geweld door op een positieve noot te eindigen, citeren we nog even Brecht Decaestecker. Hij ziet wel degelijk een toekomst voor de krant, op voorwaarde dat de krant een selectie maakt van het nieuws, zodat de lezers niet de hele dag op sites naar nieuws moeten speuren. Hij aarzelt niet om te stellen dat journalisten moeten beslissen wat voor hun lezers belangrijk is, iets wat voor Twitter- en blogjournalisten als een vloek moet klinken. Ook Leigh Phillips gaat tegen de hedendaagse u-vraagt-wij-draaien mentaliteit in. Zijns inziens moeten de kranten afstand nemen van het commerciële businessmodel. Dat staat de kwaliteitsjournalistiek in de weg. Kranten moeten artikels publiceren niet opdat ze tot meerdere eer en glorie van de adverteerders door zoveel mogelijk mensen worden gelezen, maar wel omdat ze belangrijk zijn. Er is nog hoop.
(Uitpers nr. 117, 11de jg., februari 2010)
U kunt dit boek via de link hieronder rechtstreeks bestellen bij:
en wie via Uitpers bestelt, helpt Uitpers!
De link:
http://www.groenewaterman.be/anne/index.dll?webpage=index.htm&inpartcode=926304&refsource=uitpers