De schendingen van joodse graven en aanslagen op synagogen in West-Europa zijn door de Israëlische autoriteiten en media met beide handen aangegrepen om een groeiend antisemitisme aan de kaak te stellen. Die aanslagen worden dan dikwijls in één adem genoemd met al wie kritiek heeft op Israël. Al meer dan vijftig jaar verdedigt de Israëlische propaganda zich – succesrijk – met de stelling dat kritiek op Israël en antisemitisme hetzelfde zijn. Maar zijn de talrijke joden die de voorbije weken zware kritiek hadden op de Israëlische moordmachine dan ook antisemieten?
« In Frankrijk is er een gevaarlijke golf van antisemitisme », zei Ariel Sharon half februari tegenover een groep Amerikaanse joden, eraan toevoegend dat Israël zich klaarmaakte om die ‘vervolgde joden’, die midden zes miljoen moslims leven, op te vangen. Sharons vice-minister van buitenlandse zaken, rabbijn Michael Melchior, had kort daarvoor ook al gelijkaardige uitspraken gedaan, waarop de Israëlische regering speciale kredieten uittrok om de inwijking van Franse joden aan te moedigen. Er is plaats genoeg in Israël, we zullen plaats maken door de Palestijnen te verdrijven, zegt uiterst-rechts luidop.
De regering Sharon giet dagelijks olie op het vuur. Zij en haar medestanders buiten Israël blazen het bestaande antisemitisme op tot een enorm gevaar voor het voortbestaan van de joodse gemeenschappen buiten Israël. De linkse kritieken op Israël worden afgedaan als ‘judofobie van uiterst-links’, op dezelfde voet te plaatsen als het klassieke antisemitisme van rechts. De aanhang van Sharons Groot-Israël gedachte mobiliseert in diverse landen. Duizenden betogers in Rome, 100.000 in Parijs in betogingen waarin Sharon als een held wordt vereerd en elke kritiek op Israël wordt afgedaan als een uiting van antisemitisme en judofobie.
In Israël bevecht de beweging ‘Vrede nu’ die stellingen met de moed der wanhoop. « Ik wil die kanker uit het lichaam van Israël rukken, want de bezetting is een kanker », zeggen vredesmilitanten over de bezetting van de Palestijnse gebieden. Alleen al voor dergelijke voorzichtige uitspraken worden ze door regeringskringen uitgescholden als verraders. De beweging Yesh Gvoul, voor steun aan de gewetensbezwaarden die niet in de bezette gebieden willen dienen, gaat een stapje verder. Op ‘Onafhankelijkheidsdag’ organiseerde zij met enkele honderden mensen een alternatieve herdenking om zich te distantiëren van de officiële. « Het enige wat we nu moeten doen is roepen en blijven roepen, anders worden we medeplichtig », zegt Yesh Gvoul. De beweging stelt zich niet louter moreel op maar veroordeelt uitdrukkelijk de bezetting. Sommigen gaan een belangrijke stap verder en noemden de strijd van de Palestijnen «rechtvaardig ».
De historicus Tom Segev waarschuwt dat de bezettingspolitiek dagelijks kandidaten voor zelfmoordacties voortbrengt. « Drie maanden geleden kondigde de Israëlische minister van Binnenlandse Zaken Ouzi Landau aan de Palestijnen te zullen bestrijden tot wanneer ze geen greintje hoop meer hebben. Deze koelbloedig onderhouden wanhoop vormt de voedingsbodem voor extreem geweld », schrijven een twintigtal Franse joodse intellectuelen die duidelijk stellen dat het Sharons moordmachine is die Palestijnse kamikazes voortbrengt. "Wij eisen de onmiddellijke toepassing van de Uno-resoluties, de onvoorwaardelijke terugtrekking van Israël uit de bezette gebieden, de ontmanteling van de kolonies en de onmiddellijke erkenning door de Europese Unie van een soevereine Palestijnse lekenstaat"", besluit die groep die de oorlogsmisdaden van Sharon aanklaagt.
De joodse stemmen tegen Sharons oorlogspolitiek zijn nog niet massaal. Niet iedereen gaat even ver als de auteur Georges-Arthur Goldschmidt die het heeft over de vroegere slachtoffers van het nazisme die beulen zijn geworden. Er zijn veel critici van de Israëlische regeringspolitiek voor minder als antisemiet bestempeld. Maar dergelijke stemmen zijn de beste remedie tegen het gevaar dat de Israëlische politiek het antisemitisme massaal aanwakkert – zoals Sharon het nochtans zou willen.
(Uitpers, mei 2002)