Marc Joly, ‘Le mythe Jean Monnet’ , CNRS Edtions, 238 blz. 15 euro.
Waarborgen dat het kapitalisme in West-Europa kon blijven groeien en bloeien en daartoe een supranationale instelling oprichten die aan ieder ideologisch debat en aan de normale parlementaire werking ontsnapte, dat was het ware oogmerk van de zogenaamde ‘Vader van Europa’ Jean Monnet. Hoe rond de persoon van Monnet en rond het ‘Europa’ dat hij vormgaf een mythe groeide, toont de Franse socioloog Marc Joly aan in ‘Le mythe Jean Monnet’.
De Fransman Jean Monnet (1888-1979) staat in de geschiedenisboeken vermeld als de inspirator van de verklaring die de toenmalige Franse minister van Buitenlandse Zaken Robert Schuman op 9 mei 1950 ten gunste van een Europese eenmaking aflegde. Als eerste verwezenlijking stond de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) op het programma. Die zou onder leiding van een Hoge Autoriteit, met aan het hoofd Jean Monnet, functioneren. Vandaar dat Monnet samen met Schuman en nog enkele anderen, zoals de Belg Paul-Henri Spaak, de Vaders van Europa worden genoemd. De mythe die rond Monnet ontstond leidde er al vlug toe dat hij nog tijdens zijn leven als dé Vader van Europa werd beschouwd.
Jean Monnet was de zoon van een handelaar in Cognac. Al op 18-jarige leeftijd trok hij de wereld in om overal het familiebedrijf uit te breiden. Maar het bleef niet bij het handeldrijven. Tijdens de Eerste Wereldoorlog kwam hij aan het hoofd van tal van supranationale instellingen. Hij werd ‘Amerikaans’ bankier en internationaal financier. Na de Tweede Wereldoorlog werd hij in Frankrijk hoofd van het Planbureau, destijds een machtige instelling. Pas nadien ging hij zich op de Europese eenmaking storten. Zowel in Europa als in de Verenigde Staten van Amerika incarneerde Monnet de mythe van de politieke actie die los van het volk staat. Hij leek de droom te verwezenlijken van een elitaire soevereiniteit (een kleine groep die zichzelf de macht toeeigent) waardoor geen rekening meer moet worden gehouden met de parlementaire democratie die zeker voor de Tweede Wereldoorlog als machteloos werd beschouwd. Die elitaire soevereiniteit zou ook boven de nationale politieke mythes staan die al te dikwijls tot oorlogen leidden. Kortom, Monnet verpersoonlijkte het streven van vele machthebbers om los van ideologieën en dogma’s een regering op te richten die zich met de ‘werkelijkheid’ zou bezighouden, alsof zo iets mogelijk is. De mythe Monnet werd daardoor vooral de mythe van de ‘Macht Europa’. Die Macht Europa zou vooral op een groepje technocraten steunen; zich niets aantrekken van de publieke opinie en de politici voor haar karretje spannen. Dit zou volgens een bepaalde methode moeten gebeuren, die dankzij de mythevorming de methode Monnet werd genoemd: vooruitgaan met kleine stappen ondanks crises en conflicten. De mythe van de ‘Vader van Europa’ kwam er ten slotte op neer om via de economische eenmaking het politieke Europa uit te bouwen.
Het hoeft dan ook niet te verbazen dat de mythe Monnet, in tegenstelling tot de grote politieke mythes van de voorbije twee eeuwen, de massa’s nooit kon mobiliseren. De mythe Monnet is immers onlosmakelijk verbonden met de uitbouw van een elitaire macht; met het altijd nastreven van een consensus en het verhullen van de ware belangen die door de uitbouw van het verenigd Europa worden gediend. Marc Joly noemt de mythe Monnet een horizontale mythe. Ze wordt instandgehouden door een elite uit politieke, bureaucratische, economische en mediakringen. Die elite is nauw verbonden met de Macht Europa en vereenzelvigt er zich zelfs mee. Voor die elite staat er geen heil buiten het Europa zoals het bestaat. Inhoudelijke debatten over Europa moeten niet worden gevoerd. Er moet alleen steeds ‘meer Europa’ komen, zoals de voormalige Belgische eerste minister Jean-Luc Dehaene het honderden keren herhaalde. De houding van het grootste deel van de Europese pers is een ander voorbeeld van die vereenzelviging met de Macht Europa. Na de verwerping van de Europese grondwet in Frankrijk en Nederland werden de tegenstanders van die grondwet meteen anti-Europeanen genoemd. Wie niet akkoord gaat met het Europa zoals het door de elite wordt uitgedokterd, is tegen Europa. Marc Joly formuleert het aldus: ‘De mythe Monnet schakelt iedere kritiek op de Macht Europa uit.’ Het enige wat volgens de Europese elite, met lieden als de voormalige voorzitter van de Europese Commissie Jacques Delors aan kop, moet gebeuren is ‘Europa beter uitleggen aan de mensen’. Of zoals de voormalige Franse president Valéry Giscard d’Estaing, voorzitter van de Conventie die de Europese grondwet opstelde, het zei: ‘Er moet een campagne worden gevoerd om alles te verduidelijken (…) Daarom weiger ik debatten: ik zoek een consensus’. De Luxemburgse eerste minister, Jean-Claude Juncker, denkt er net zo over: ‘Het komt erop aan overeenstemming te bereiken over de goede uitleg die men moet geven.’ Als die gegeven wordt moeten de burgers gewoonweg slikken wat de Europese elite heeft beslist.
Volgens de mythe Monnet was die laatste een geniale denker die na de Tweede Wereldoorlog een methode zocht om de vrede in Europa te handhaven en daarom op samenwerking tussen de Europese landen aandrong. Een eerste stap werd de samenwerking tussen de Franse en Duitse steenkool- en staalnijverheid, de EGKS. Een sector werd van buitenaf geïntegreerd en aan een supranationale instelling, de Hoge Autoriteit, onderworpen, die volledig onafhankelijk van de regeringen zou zijn. Nog los van het feit dat het verenigde Europa op die manier, zonder het uitdrukkelijk te zeggen, een liberaal of kapitalistisch model en een ondemocratische instelling kreeg opgedrongen, speelde bij de start van de Europese eenmaking nog tal van andere factoren mee. Zo was de EGKS voor Duitsland, dat na de nazi-periode een toontje lager moest zingen, een ideale gelegenheid om opnieuw op voet van gelijkheid met andere Europese landen te worden behandeld. Die moesten in het raam van die EGKS immers ook een deel van hun soevereiniteit prijsgeven. In de officiële geschiedschrijving over de Europese eenmaking wordt bovendien verzwegen dat die eenmaking in grote mate onder Amerikaanse druk totstandkwam. Het waren de Amerikanen die Duitsland ertoe dwongen de bevoegdheden en instellingen van de EGKS te aanvaarden. De Amerikaanse hoge commissaris in Duitsland, John Mac Cloy, speelde hierbij een grote rol. Zonder zijn aandringen zou Duitsland nooit bereid zijn geweest het machtige staalkartel van de Ruhr te ontbinden. Het opgeven van kartels was een voorwaarde om tot de EGKS toe te treden. Maar vooral de Amerikaanse obsessie rond een Sovjet-dreiging dwong Duitsland ertoe zich in een West-Europese supranationale constructie in te schakelen. Op dezelfde manier mag de latere Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) niet zozeer het kind van Jean Monnet, maar wel van Washington worden genoemd. Als de Verenigde Staten de wet Mac Mahon over het atoomgeheim niet hadden opgegeven en Europa het programma ‘Atoms for peace’ niet hadden voorgesteld, had Euratom wellicht nooit het licht gezien. Het was er Washington vooral om te doen zijn strategie voor de niet-verspreiding van atoomwapens te versterken. Jean Monnet nam die doelstelling over. Met de oprichting van Euratom wou hij niet alleen de Europese energie-onafhankelijkheid bewerkstelligen, maar ook de ontwikkeling van een Franse atoombom voorkomen. Dat laatste mislukte omdat generaal de Gaulle niet aan de Franse ‘force de frappe’ liet tornen en Euratom als al te afhankelijk van de VS beschouwde.
Europa is een markt
Het democratische deficit van de EGKS, en dus van de start van het eengemaakte Europa, blijkt duidelijk uit de verklaring van 9 mei 1950. Hierin worden de landen die aan de EGKS deelnemen ertoe verplicht hun bevoegdheden in de staal- en steenkoolsector volledig aan de onafhankelijke Hoge Autoriteit over te dragen. Van een parlementaire vergadering, een ministerraad of een Hof van Justitie was in de verklaring van Schuman geen sprake. Op aandringen van de Benelux-landen werd Jean Monnet verplicht de nationale regeringen bij de werking van de EGKS te betrekken. Dat Monnet deed alsof de totstandkoming van die ministerraad van de EGKS zijn werk was, is een van de vele elementen van de mythe die hij zelf rond zijn persoontje schiep. Tijdens de onderhandelingen over het EGKS-verdrag hamerde hij immers voortdurend op de onafhankelijkheid en de eigen bevoegdheden van de Hoge Autoriteit, de voorloper van de Europese Commissie. De ministerraad, de nationale regeringen, zag Monnet alleen maar als een doorgeefluik om zijn beslissingen in de lidstaten uit te voeren. Zijn doel was zeer duidelijk: alle economische bevoegdheden van de lidstaten sector per sector naar de Hoge Autoriteit overhevelen. Zo’n streven staat uiteraard haaks op iedere elementaire democratische visie. Het eengemaakte Europa moest het werk worden van experts die de regeringen opdroegen hun richtlijnen uit te voeren, terwijl de nationale parlementen alleen maar moesten toekijken.
Was het dan helemaal niet de bedoeling van Jean Monnet via de Europese constructie de vrede in Europa te vrijwaren? Het was ongetwijfeld zijn doel de betrekkingen tussen de Europese landen te pacificeren. Vandaar dat hij die landen wilde verplichten een door een onafhankelijke supranationale instelling opgelegde consensus te aanvaarden. Geen conflicten meer. Geen gewapende, maar ook geen ideologische conflicten en dus geen parlementaire spelbrekers meer. De vredesvlag waarmee de Vader van Europa zwaaide diende op die manier ook om het liberale karakter van zijn project te verstoppen. Die uitgesproken liberale dimensie van de EGKS had ook alles te maken met de overweldigende invloed van het Amerikaanse kapitalisme in het na-oorlogse West-Europa. Het einddoel van de EGKS was dan ook een zo doeltreffend mogelijk werkende markt: geen invoerbeperkingen en geen douanerechten meer, terwijl discriminerende transporttarieven en kartels tussen producenten er moesten aan geloven. Monnet wou van Europa een grote markt maken. Die moest door een onafhankelijke scheidsrechter, de Hoge Autoriteit, aan de regeringen en de bedrijven worden opgelegd. De efficiëntie van de markt werd het nieuwe dogma. Nationale belangen en bijgevolg de traditionele democratische praktijken moesten daarvoor wijken. Een kleine groep van altijd dezelfde mensen (experts, vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en van de vakbonden) ontwierpen het EGKS-project, onderhandelden erover en werden met de uitvoering ervan belast. De EGKS werd aldus op de leest van het Franse Planbureau geschoeid, waarvan Jean Monnet de ‘commissaris’ of voorzitter was. Dit Planbureau werkte met een beperkt aantal experts de economische en industriële modernisering van Frankrijk uit. Op zijn beurt was het een kopie van het ‘American War Production Board’ dat tijdens de Tweede Wereldoorlog door niemand minder dan Jean Monnet werd geleid. De Europese constructie werd op die manier het ideale instrument om de massaproductie door de integratie van de nationale markten op te leggen, om daardoor de voorwaarden te scheppen voor een politieke en sociale stabiliteit in Europa.
Vrede in Europa werd aldus synoniem van nooit te verstoren sociale vrede, uitholling van de democratie, onderwerping aan het marktmechanisme en de liberale ideologie, toenemende kloof tussen een minderheid die van de kapitalistische globalisering profiteert en een meerderheid die er de negatieve gevolgen steeds meer van ondergaat.
(Uitpers, nr. 93, 9de jg., januari 2008)
U kunt dit boek via de link hieronder rechtstreeks bestellen bij:
en wie via Uitpers bestelt, helpt Uitpers!
De link:
http://www.groenewaterman.be/anne/index.dll?webpage=index.htm&inpartcode=751889&refsource=uitpers