Met een inbreuk op de Japanse grondwet wil de Japanse premier Koizumi zijn land een ‘echt leger’ bezorgen en het in Irak inzetten. Het parlement in Tokio heeft in juli het licht op groen gezet om 1.000 Japanse soldaten naar Irak te zenden en zo de Amerikaanse regering militaire bijstand te verlenen in de bezetting van dat land. Dit is de eerste militaire buitenlandse operatie van het Japanse militair apparaat buiten haar landsgrenzen na de Tweede Wereldoorlog.
Na de aanslag van 11 september 2001, bevindt de Japanse regering zich mentaal in oorlogsstemming. Japan voelde zich bij deze aanslag als een rechtstreeks slachtoffer. Men had in de puinhoop van het World Trade Center nog speciaal naar Japanse slachtoffers gezocht. Van deze gelegenheid heeft de Japanse premier Junichiro Koizumi gebruik gemaakt om een antiterreur pakket door het parlement te laten stemmen, dat Japan de mogelijkheid biedt, in tegenspraak met de Japanse grondwet, om een militaire verbintenis aan te gaan die veel verder reikt dan de Stille Oceaan.
Zonder rekening te houden met de bezwaren van de oppositie liet de Japanse regering hierop in het voorjaar van 2003 , een ‘wet voor een militaire crisis’ stemmen, die de Japanse strijdkrachten van een landsverdedigingopdracht muteerde naar een out of area strategie, die ook aan de regering ruime volmachten toekende .
De Japanse premier Koizumi heeft hiermee stap voor stap doorgezet wat hij zich van bij zijn aanstelling tot premier, twee jaar geleden, had voorgenomen. Hij wil Japan terug een leger geven, om zo de beperking op militair gebied te beëindigen die de VS na de nederlaag in de Tweede Wereldoorlog had opgelegd. Hij wil Japan naar de zogenaamde ‘staatsnormaliteit’ terug laten keren. Hiermede wordt de inhoud van de Japanse doctrine over veiligheid volledig gewijzigd, waarvan Japan gedurende tientallen jaren niet alleen geprofiteerd heeft, maar waar ook de buurlanden goed konden mee leven.
Met ongeveer 250.000 soldaten, uitgerust met de modernste wapens, kan de huidige Japanse zelfverdedigingstrijdmacht zich nu reeds als een machtige regionale militaire macht voelen, maar die zich grondwettelijk uitsluitend tot verdedigingstaken moet beperken. Hierdoor heeft het leger wel een gebrek aan bommenwerpers, aan operatieve tactische raketten, aan vliegdekschepen en precisiewapens met een grote reikwijdte. Dit is geen toeval, daar de ‘vredesgrondwet’ van 1946 het voeren van oorlog voor alle eeuwigheid had verboden. Daarmee werd een veiligheidsprincipe geschreven, dat een louter defensieve militaire doctrine voorzag.
Dit vond zijn weerslag in de basisbeginselen van de nationale Japanse verdedigingspolitiek In 1957, en later nog in de parlementsresoluties van 1968, werden ook duidelijk de drie niet nucleaire principes (geen bezit, geen productie en het niet opslaan van kernwapens) omschreven, en de resolutie van 1969 verbiedt het heelal voor militaire doelen te gebruiken.
Conservatieve Japanse politiekers hebben altijd pogingen ondernomen het principiële veiligheidsconsensus van de naoorlogse jaren op te breken om het land onbelemmerd te herbewapenen, in hun taalgebruik heet dat ‘normaliseren’. Echt succesvol waren ze hiermede pas na de implosie van de Sovjet-Unie en de aanslag op het World Trade Center van 11 september 2001. In 1978 moest de toenmalige voorzitter van het verenigde oppercommando, Generaal Hiromi Kurisu, nog ontslag nemen, omdat een herziening van de grondwet volgens hem nodig was ten behoeve van de verbetering van de militaire behoeften. Een kwarteeuw later zijn deze overwegingen een bestanddeel geworden van de Japanse regeringspolitiek. Koizumi was hierover in mei zeer duidelijk toen hij in het Japanse parlement verklaarde, dat hij er diep van overtuigd is dat er een dag zal komen dat de Japanse verdedigingsstrijdmacht de eer en de status zal krijgen die het verdient. Enkele dagen later eisten de deskundigen van de Liberaal Democratische Partij (LPD) een correctie en wijziging van de grondwet om de verdedigingsstrijdmacht om te vormen tot een regulier leger. Hierdoor zou men beter kunnen reageren tegen de ‘schurkenstaten’ in de regio.
Wat dit concreet moest betekenen werd begin juli door 100 parlementsleden in een nota geformuleerd. De leider van de nationale verdedigingsraad Boeicho Shigeru Ishiba, onderstreept in zijn noodtoestandverklaring de noodzaak voor Japan het recht te hebben om een preventief militair optreden door te voeren tegen vijandige raketbasissen, in het bijzonder deze die opgesteld staan op het Koreaanse schiereiland. Onder dit gesternte is het nog maar een kwestie van tijd dat ook twee andere taboes zullen vallen: het beschikken over kernwapens en het militair gebruik van de ruimte.
Midden de jaren negentig heeft het Boeicho in een interne studie de ontwikkeling van eigen kernwapens nog strikt afgekeurd. Dat hinderde de kabinetssecretaris en Koizumi intimusYasu Fukuda niet in het voorjaar te eisen dat Japan zich zou uitrusten met atoombommen en langeafstandsraketten voor ‘zelfverdediging’.
Met soortgelijke verklaring heeft de toenmalige landbouwminister Tadao Kuraishi in 1968 een groot tumult in het naoorlogse Japanse parlement uitgelokt. Zo erg zelfs dat hij verplicht werd af te treden. Yasu Fukuda bekleedt echter nog altijd publieke ambten en wordt door de Japanse premier beschermd.
Toen de Japanse regering in 1994 besloot om het budget voor het ‘vreedzaam gebruik van het heelal’ tegen 2010 te verdubbelen, beseften zeer weinigen dat hiermede ook ‘militaire doelstellingen’ bedoeld konden zijn. Het gaat hem hier om een eigen satellietbewaking en spionagesysteem. Dit werd voor de buitenwereld pas duidelijk toen in maart 2003 de eerste twee Japanse spionagesatellieten in de ruimte werden geplaatst.. In de herfst van dit jaar zullen er nog twee in een baan om de aarde gebracht worden. Om Noord-Korea de klok rond te kunnen bewaken moet Japan tussen 16 tot 20 satellieten in te ruimte plaatsen, becijferden de veiligheidsdeskundigen in Tokio.
De huidige Japanse politieke generatie beschouwt deze evolutie als een bevrijdingsopgave om de oude Amerikaanse betutteling te overwinnen. Of is het niet de ongeschreven bedoeling van Japan om zijn economische machtspositie in de regio en de wereld ook een militaire macht en gewicht te geven?
(Uitpers, nr. 46, 5de , oktober 2003)
Bron: Peter Linke – Eine Art befreiungsschlag
Vertaald en bewerkt door Antoine Uytterhaeghe