Bij de begrafenis van Jacek Kuron, 70, op 26 juni in Warschau, waarschuwde Karol Modzelewski, de man met wie Kuron in 1964 een "Open brief" schreef aan de Poolse Verenigde Arbeiderspartij (CP), dat het bij deze plechtigheid moeilijk was politiek correct te zijn.
Modzelewski dacht ongetwijfeld aan enkele prominente aanwezigen, zoals president Aleksander Kwasniewski die op het einde van het bureaucratisch bewind minister van Sport en Jeugd was, een vooraanstaand lid dus van de nomenklatura.
Kuron en Modzelewski werden voor mezelf de symbolen van links verzet tegen de stalinistische en neostalinistische bureaucratie. De open brief die ze in 1964 schreven, was voor mezelf en generatiegenoten het levend bewijs dat een marxistische kritiek op die bureaucratie in die bureaucratische wereld wel degelijke leefde. Kuron en Modzelewski analyseerden daarin hoe die bureaucratie met haar machtsmonopolie en haar voorrechten functioneerde en de opbouw van een socialistische maatschappij tegenwerkte.
Kuron werd prompt uit de communistische partij gestoten en het jaar daarop tot drie jaar opsluiting veroordeeld. Hij zou in totaal meer dan negen jaar in de gevangenis doorbrengen.
Die eerste veroordeling en opsluiting braken zijn verzet niet. Na de arbeidersopstanden van 1976 in Ursus en Radom richtte hij samen met enkele andere intellectuelen, onder wie Adam Micnik, het Comité voor Zelfverdediging van de Arbeiders, het KOR, op. Dat was een bijzonder lastige taak, op alle vlakken. Mijn eerste ontmoeting met Kuron en Micnik was in die periode, toen ik voor het KOR stencils naar Polen smokkelde om vlugschriften te kunnen maken. In die periode konden ze op weinig steun rekenen, zeker niet van de katholieke kerk die deze atheïsten meer dan wantrouwde. Dat wantrouwen was er nog in de zomer van 1980 toen de arbeiders van de scheepswerven in Gdansk in staking gingen. Het KOR, tot dan toe een geïsoleerde groep, speelde een belangrijke rol in de oprichting van "Solidariteit", Kuron werd een adviseur van de vakbond.
Het lag voor de hand dat Kuron bij de militaire coup van 13 december 1981 van generaal Jaruzelski weer in de gevangenis belandde waar hij tot de zomer van 1984 zat. Kuron en zijn vrienden daagden de bureaucraten ook uit door samen te werken met verwante groepen in andere landen, in de eerste plaats Charta 77 uit Tsjecho-Slovakije. Vaclav Havel stuurde bij zijn begrafenis een boodschap van dank "in naam van het Tsjechische volk".
Ik zag Kuron terug in mei 1989, toen hij campagne voerde voor de halfvrije verkiezingen die het einde van het bureaucratische regime inluidden. In maart van dat jaar was er de "ronde tafel" geweest waar onder andere Kuron en vakbondsleider Lech Walesa met de vertegenwoordigers van het regime het einde van datzelfde regime hadden onderhandeld. Kuron werd in die verkiezingen volksvertegenwoordiger. In de regering van Tadeusz Mazowiecki die daarop werd gevormd, werd hij minister van Arbeid. Uit die periode stamt het woord Kuroniowka, de soep van de soepkeukens die hij voor de behoeftigen instelde.
De verdere evolutie van Solidariteit werd voor Kuron een desillusie. Hij was zeker een van de populairste politici, maar zowel ziekte als politiek isolement deden hem uit de politiek stappen. Vorig jaar kwam hij even in het nieuws omdat hij zowat de enige Pool van aanzien was die zich kordaat tegen de Amerikaanse oorlog in Irak en tegen de Poolse deelname daaraan keerde, terwijl de bureaucraten van gisteren, aan de macht als "sociaal-democraten", verantwoordelijk zijn voor die deelname aan wat hij "een schandalige onderneming" noemde.
(Uitpers, nr. 55, 5de jg., juli-augustus 2004)