Niet de overwinning van Obama is het grote nieuws van de Amerikaanse verkiezingen, maar wel de manier waarop een mix van geld, politiek en media het kiesproces meer dan ooit grondig beïnvloedde.
De Verenigde Staten vormen wellicht de beste illustratie van hoe de westerse democratieën dreigen te degeneren als gevolg van een groeiende greep van het kapitaal op het politieke bedrijf. In de Amerikaanse verkiezingen van 2012 werd zomaar even 5 miljard dollar aan de politieke campagnes uitgeven, waarvan meer dan de helft voor TV-spotjes. Dat gebeurt door zogenaamde PAC’s (Politieke Actiecomités) die campagne voeren voor of tegen een kandidaat. Die krijgen donaties van bedrijven en superrijken. Bij de top 100 donors is deze laatste groep goed voor 80% van het opgehaalde geld. Met deze praktijk kopen ze niet alleen de verkiezingen, maar investeren ze ook in hun eigen rijkdom. Een verkozen president of parlementslid zal wel twee keer nadenken voor hij een miljonairstaks oplegt. Obama trok in 2008 de verkiezingen in met een programma waarin hij de belastingen op de hoogste inkomens – verlaagd onder Bush – opnieuw wou verhogen. Maar na hevig verzet van de republikeinen, maar ook een aantal democraten die hun geldschieters niet voor het hoofd wilden stoten, kwam daar niets van in huis. Het resultaat is er naar. Het overheidstekort steeg in de Bush-jaren van 161 miljard (2007) naar 1.413 miljard dollar (2009). Onder Obama bleef de belastingsinning ver onder het OESO-gemiddelde, met bijgevolg nog steeds een hallicunant groot overheidstekort van 1.089 miljard. Dat is niet zonder gevolgen. Noodzakelijke investeringen in onderwijs en gezondheidszorg blijven uit, terwijl het aantal armen tijdens de eerste termijn van Obama met 6 miljoen is toegenomen (van 13,2 % in 2008 naar 15,1% in 2011). Neen, Obama maakt blijkbaar niet echt het verschil. De echte beslissingscentra liggen in de hoofdkwartieren van de grote bedrijven, de villa’s van de superrijken, de banken, verzekeringsmakelaars, beurzen en ratingbureaus. Via de politieke financiering zorgen ze dat hun belangen primeren boven die van de bevolking en die van de rest van de wereld.
Toen Obama zich voor het eerst als presidentskandidaat presenteerde, vertolkte hij de hoop op een echte verandering. Vier jaar later zijn veel democratische kiezers ontgoocheld thuisgebleven omdat hij de vele verwachtingen niet kon inlossen. Dat geldt zeker ook voor het buitenlands beleid, dat ook onder Obama in eerste instantie wordt gestuurd vanuit diezelfde economische belangen: controle over grondstoffen en behoud en veroveren van afzetmarkten. De vertaling daarvan zie je in de manier waarop het netwerk van honderden militaire basissen en marineschepen geconcentreerd ligt langs olierijke gebieden, vitale zeevaartroutes en op plaatsen waar concurrerende economische machten zich bevinden. Het is net onder Obama dat de militaire concentratie in de Zuid-Aziatische regio is opgevoerd. Volgens de nieuwe militaire strategie van zijn Defensieminister Panetta moet 60 % van de Amerikaanse vloot zich in de Stille Oceaan bevinden en zo grote concurrent China verder inkapselen. Dat kost natuurlijk veel geld.
Onder Obama steeg het defensiebudget naar een recordhoogte van 711 miljard dollar of 4,8 % van het Bruto Binnenlands Product, het hoogste percentage sinds 1990. Tijdens zijn eerste termijn als president voerde hij ook de oorlog in Afghanistan op. De beloofde aftocht na 2014 wordt maar half vervuld, want ook nadien zullen enkele tienduizenden troepen in het land blijven. Ondertussen zal deze Nobelprijswinnaar voor de vrede de geschiedenis ingaan als de president die het toekomstige model van de risicoloze oorlog gestalte gaf met de inzet van onbemande vliegtuigen. Met deze ‘killing machines’ worden op grote schaal en zonder enige vorm van rechtspraak executies op afstand georganiseerd, waarbij tegelijk ook duizenden onschuldige burgers mee de dood worden ingejaagd. De kernwapenvrije wereld van Obama in zijn speech van 2009 in Praag, is in werkelijkheid uitgedraaid op een nucleair moderniseringsprogramma van vele miljarden dollars. De leidende macht binnen de NAVO zorgde er onder Obama ook voor dat kernwapens verder de hoeksteen vormen van de NAVO-strategie. Dat terwijl Iran een batterij sancties over zich heen heeft gekregen voor een vermeend kernwapenprogramma. Een schuchtere poging om Israël in de pas te dwingen en de bouw van nederzettingen in de Palestijnse gebieden te stoppen, is met een complete knieval van Obama voor de zionistische lobby afgelopen. Terwijl Washington elk jaar 3 miljard dollar op de Israëlische militaire rekening stort, antwoordt de Israëlische regering op arrogante wijze met een nooit eerder geziene opvoering van de kolonisatie.
Obama mag dan misschien als president de minst slechte keuze zijn in vergelijking met zijn Republikeinse rivaal, het enthousiasme van een deel van progressief Europa over zijn herverkiezing is moeilijk te verantwoorden.
Dit artikel verschijnt als editoriaal in het Tijdschrift Vrede van nov/dec 2012