La Sinistra is zoek (1)
De Partido Democratico (PD), Democratische Partij, zit in een zeer diepe crisis. Ontslagnemend partijleider Enrico Letta steekt de schuld voor de zware nederlaag op “friendly fire”, de schuld van Giuseppe Conte en zijn Vijfsterrenbeweging. De schuld ligt niet daar, ze ligt bij de PD zelf, in 2007 een fusie van de schamele overblijfselen van de communistische PCI en de christendemocratische DC. De PD was van in het begin een wangedrocht.
PCI als model
Vandaag, september 2022, is de vaststelling simpel: links is in Italië zoek. Hoe is het zover kunnen komen. Het is een lang verhaal.
We keren terug naar 1976, de PCI van Enrico Berlinguer haalt 34,4%. Het is nog niet de ‘sorpasso’, de angst van de Italiaanse burgerij dat de communistische PCI op een dag meer stemmen zou halen dan de Democrazia Cristiana, dé partij van de burgerij met haar klasseverzoening. Miljoenen Italianen hadden alweer hun neus dichtgeknepen en DC gestemd om de communisten van de macht weg te houden.
De ganse Europese linkerzijde, en ook daarbuiten, keek op naar de PCI, een linkse partij diepgeworteld in de samenleving, die het stalinisme had afgezworen, afstand had genomen van Moskou. De PC I stond model. In feite was de PCI toen een linkse sociaaldemocratische partij van communistische origine. Zeker niet revolutionair, maar een lichtend voorbeeld vergeleken bij andere communistische partijen zoals de Franse PCF. De PCI was de baken van het Eurocommunisme, een sterke linkerzijde voor wie de diplomatieke en andere belangen van de USSR niet langer prioritair waren. Bovendien een partij waarbinnen diverse stromingen konden samenleven.
Historisch compromis
Berlinguer had een groot binnenlands project: het ‘compromesso storico’, een historisch compromis van alle partijen van de “constitutionele ark” (allemaal behalve de neofascisten). Rond een as PCI-DC.
Er was één groot probleem: het veto van Washington tegen communistische ministers. In 1978 werd bovendien de architect van de toenadering aan DC-zijde, Aldo Moro, door de Rode Brigades ontvoerd en vermoord. Minister van Binnenlandse Zaken Francesco Cossiga (yDC) weigerde ook maar ets te ondernemen om hem te redden. De CIA kon tevreden zijn.
De jaren daarop blijven in mist gehuld, jaren van de “strategie van de spanning”, met aanslagen door de Rode Brigades en vooral grote terreuraanslagen door uiterst-rechts. Zoals de bomaanslag van 2 augustus 1980 op het station van het “rode Bologna”, 85 doden.
Het jaar daarop kwam aan het licht hoe de samenzweerdersloge P2 achter de schermen aanstuurde op de instelling van een “sterke staat”. In die loge zaten generaals van leger en geheime diensten, politici, zakenlui (Silvio Berlusconi). Hun grondideologie: anti-communisme.
In 1979 had Giulio Andreotti, een DC-politicus met zeven levens en stevige banden met de maffia, nochtans een meesterzet gedaan om de communisten te verzwakken. Hij vormde een ‘regering van nationale eenheid’ waarin de PCI mee verantwoordelijkheid kreeg, maar zonder portefeuilles: het was een monocolore DC-regering. De PCI mee verantwoordelijk voor het beleid: Bij de verkiezingen daarop leed de PCI voor het eerst verlies 30,4%, – 4). De neergang was begonnen.
Mars der 40.000
Op 14 oktober 1980 was er een ander teken aan de wand: de “Mars van de 40.000” in Turijn. Het was een anti-syndicale mars van 40.000 personeelsleden van Fiat, overwegend kaderpersoneel. De vakbonden organiseerden al 35 dagen stakingspiketten om een loonakkoord met Fiat af te dwingen.
Na de “Mars van de 40.000” stemden ze in met de voorstellen van de directie.
Die Mars wordt gezien als een radicaal keerpunt in de krachtsverhoudingen tussen patronaat en vakbonden. Het enorme elan van arbeidersstrijd vanaf 1969 tot dan, was er minstens door verstoord. Die Mars van de 40.000 kan in zekere mate vergeleken worden met de nederlaag van de Britse mijnwerkers tegen Margaret Thatcher in 1984 en met het breken van de staking van de luchtverkeersleiders door VS-president Ronald Reagan in 1981.
De Europarlementsverkiezingen van 1984 schiepen even de illusie dat er een nieuwe linkse opmars kwam. Berlinguer bezweek in volle verkiezingscampagne, waarop de PCI met 34% eindelijk meer stemmen haalden dan de DC. De ‘sorpasso’, maar zonder concreet gevolg.
Scala mobile
In juni 1985 leed de linkse arbeidersbeweging een nieuwe nederlaag: ze verloor het referendum over de ‘scala mobile’. Die scala was een systeem van indexering van de lonen op de levensduurte, maar met een gemiddelde zodat de lonen door indexering niet verder uit elkaar groeiden.
De regering van Bettino Craxi (van de socialistische PSI) had per decreet die indexering afgeknaagd. De PCI en de linkse vakbond CGIL hadden volop gemobiliseerd om met dat referendum die maatregelen ongedaan te maken, maar kregen slechts 45% van de kiezers achter zich. Het was een bittere pil.
De socialist Craxi, leider van een partij rond 10 % van de stemmen, bleek later – met de operatie Mani pulite (Schone Handen) in 1992 – een van de meest corrupte politici van het continent te zijn. Die PSI werkte tot 1964 samen met de PCI maar ging vanaf toen regeren met de DC. De partij verdween toen bleek hoe erg ze door corruptie was aangetast.
1989
Inmiddels had het einde van het Sovjetimperium in 1989, van de Sovjet-Unie en het Sovjetstelsel in 1991, de PCI een stap verder doen zetten in haar sociaaldemocratisering. Partijleider Achille Occhetto vond dat men het etiket communist beter kon opgeven zonder de wortels te verloochenen. De PCI werd ineens Partido Democratico di Sinistra, Democratische Partij van Links. De volgende partijleider, Massimo D’Alema, vond dat Partij ook niet echt moest, het werd dan maar DS, Democratici di Sinistra, Democraten van Links. Later zou ook Sinistra sneuvelen.D’Alema verving ook de hamer en sikkel door de sociaaldemocratische roos.
Volgend artikel: Erfgenamen PCI regeren, de Ulivo bloeit en verwelkt, ziedaar de PD.