In “Groot-Israël” was het feest in de nacht van 26 op 27 november. Het overigens nooit nageleefde “vrijwillig moratorium” van tien maanden van president Banjamin Netanyahu op de bouw en uitbouw van joodse kolonies in de bezette Palestijnse gebieden verviel toen immers. Overal waar de kolonisatiebouwwerken op een laag pitje stonden werd met groot enthousiasme volop opnieuw aan het werk gegaan. Het verzoek van president Obama en van het “kwartet” (de Verenigde Staten, de Europese Unie, Rusland en de Verenigde Naties) om dat niet te doen, werd niet ingewilligd.
Waarom zou Israël dat overigens doen? De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Hillary Clinton, onderstreepte al onmiddellijk bij het begin van het directe vredesoverleg tussen Israël en de Palestijnen in Washington dat Israël geen enkele Amerikaanse druk hoefde te vrezen. Ook van de Europese Unie hoeft Israël geen krachtdadige houding te verwachten – Israël, dixit de voormalige hoge vertegenwoordiger van de EU voor buitenlands beleid Javier Solana vorig jaar, is feitelijk lid van de Unie, enkel (nog?) niet van de Europese instellingen. Hetzelfde geldt voor de NAVO, waar Israël zeer nauw mee samenwerkt. “Waarden”, waar de EU en de NAVO de mond van vol hebben, spelen geen enkele rol. Door de ongelijkheid in de krachtsverhoudingen is het Israël dat bepaalt wat het wil, en neemt het Westen, en ook Rusland en de VN, het recht van de sterkste aan. Israël mag alles doen, waar het zin in heeft. En dat is kolonisatie en sluipende annexatie, niet vrede.
Sedert de zesdaagse oorlog van 1967, toen Israël de Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem veroverde, hebben zich al ruim 500.000 kolonisten in de bezette gebieden gevestigd. Met de volle steun van het Westen, dat af en toe wel lippendienst bewijst aan het internationaal recht maar niets doet behalve ervoor zorgen dat Israël de middelen heeft om te koloniseren. Zo betaalt het zelfs de Israëlische bezetting onder het mom van “hulp aan de Palestijnen”. En door zijn feitelijk optreden heeft het vrede onmogelijk gemaakt, want 500.000 Israëli’s doen opkrassen is onmogelijk. Maar dat ligt in de westerse logica: Israël is gepositioneerd als de westerse regionale grootmacht en moet dus zo groot worden als mogelijk om zijn gewicht te behouden.
Iedereen weet dat er al jaar en dag vrede zou zijn, moest het Westen de krijtlijnen uittekenen van een akkoord en Israël voor het blok zetten: vrede, in overeenstemming met het internationaal recht, of sancties. Israël kan immers niet zonder het Westen. Dat bleek in 1956 toen het tijdens de Suez-oorlog in samenwerking met Frankrijk en Groot-Brittannië de Egyptische Sinaï-woestijn bezette en premier David Ben Goerion al luidop van een nieuw joods koninkrijk droomde. De toenmalige president Dwight D. Eisenhower was het echter niet eens met dat koloniale avontuur van Parijs en Londen met medewerking van Israël. En binnen de kortste keren waren de Israëli’s vertrokken. Nu is er geen enkele Amerikaanse of Europese beleidsman meer die echt iets van Israël durft eisen.
Palestijnse staat
Niettemin verkondigt de Amerikaanse president Barack Obama nog steeds dat er in 2011 een Palestijnse staat zal zijn, die hij dan hoopt te verwelkomen als nieuw lid van de Verenigde Naties. We mogen aannemen dat Obama, die vorig jaar beloofde zich in te zetten voor een oplossing van het Israëlisch-Palestijns probleem, niet naïef is. Dat wil zeggen dat hij gewoonweg liegt zoals zijn voorganger George W. Bush, die verklaarde ook al snel een Palestijnse staat te zullen realiseren, nog vóór het einde van zijn ambtstermijn. De vervaldata van die staat volgen zich sedert 1991, toen om de Arabieren te paaien na de oorlog tegen Irak, in Madrid een show-“Conferentie over het Midden-Oosten” werd gehouden – vrede werd op verzoek van Israël uit de officiële benaming gehouden – in snel tempo op.
De Palestijnse president, als men hem zo mag noemen, Mahmoed Abbas, beloofde steevast dat hij pas direct met Israël zou onderhandelen als de kolonisatie werd stopgezet. Het fictieve “moratorium” van Netanyahu maakte het hem mogelijk direct te gaan praten, alhoewel Abbas ermee dreigde de gesprekken stop te zetten als de kolonisatie officieel zou worden hervat. Al tien dagen voor dit gebeurde,gaf hij echter al te kennen dat er geen alternatief was voor praten. Dus stopte hij het overleg maandag 27 september niet, maar zou daarover eerst de diverse Palestijnse groepen, de Arabische landen en met de Arabische Liga gaan horen. Iets wat hij al had kunnen doen vooraleer hij het “vredesoverleg” begon, zeker daar bijna geen enkele waarnemer een mogelijkheid van overeenkomst zag, laat staan van een nieuw “moratorium”. Bij de Palestijnse bevolking is er sterk verzet tegen de voortzetting van “nutteloze” palavers. Dus kan het dat Abbas er onder druk van de basis er de brui aan geeft. Maar er zal sterke westerse druk zijn, en misschien ook geld, om hem ervan te overtuigen toch door te gaan. En Israël voort te laten koloniseren.
Maar ook al gaat het vredescircus door, dan zal het niets opleveren. Dat bleek al bij de eerste gespreksronden na Washington in het Midden-Oosten. De Israëlische tactiek om “tijd te winnen” en ondertussen voldongen feiten te scheppen, behoort nog altijd niet tot het verleden. Dat bleek al onmiddellijk toen Netanyahu eerst over “veiligheidsregelingen” wilde onderhandelen terwijl de Palestijnen eerst de grenzen van een Palestijnse staat wilden vastleggen. Ook eiste Netanyahu dat Abbas Israël als “joodse staat” zou erkennen, zoals de Europese Unie en de VS dat doen. Maar dat is zelfs voor Abbas onaanvaardbaar, want dat zou inhouden dat hij instemt met de blijvende discriminatie van de Palestijnen die Israëlisch staatsburger zijn. Kortom, er waren sedert het begin van het overleg al direct blokkades op alle niveaus. In die optiek heeft het zeker geen zin te “onderhandelen om te onderhandelen” en nutteloze gesprekken te voeren.
(Uitpers nr. 124, 12de jg., oktober 2010)