Op 6 februari trekken de Israëli’s naar de stembus om te kiezen tussen huidig premier Ehud Barak en oppositieleider Ariel Sharon. In woorden verschillen beide politici misschien wel, maar niet in daden. Labour en Likoed hebben de Israëlische kolonisatiepolitiek met evenveel ijver verder gezet en weten zich daarin gesteund door de VS, die in hun vredesvoorstellen elke referentie naar de VN-resoluties mijden, met Israël militair samenwerken en het Israëlische leger al miljarden dollar steun hebben toegestopt. Met een dergelijke bemiddelaar is een vredesproces dan ook weinig waarschijnlijk.
Barak heeft de aanzet tot nieuwe verkiezingen gegeven door op 10 december onverwachts zijn ontslag aan te kondigen. Het ging om een tactische zet vanuit de hoop alsnog politiek te overleven, nadat de Palestijnse intifada (volksopstand) de centrum-linkse regering in moeilijkheden hadden gebracht. Dat was en is zijn belangrijkste motivatie. Israëlisch links, of wat daarvoor doorgaat, speelt dat spel vooralsnog op een schaamteloze manier mee.
Baraks zet was er op gericht zich te ontdoen van zijn twee belangrijkste rivalen: Benyamin Netanyahoe van Likoed en Shimon Peres van Avoda, zijn eigen Arbeiderspartij. Barak wilde normale verkiezingen (t.t.z. na ontbinding van het parlement) vermijden. Door enkel verkiezingen voor het premierschap te houden werd Netanyahoe uitgerangeerd omdat hij, sinds zijn nederlaag in 1999 geen lid meer was van de Knesset, wat op dat ogenblik een wettelijke voorwaarde was voor kandidaatstelling. Bleef over Likoed-leider Ariel Sharon, die door zijn extreem-rechtse standpunten en zijn verleden, te verbrand zou zijn, een makkie dus.
Vertrouwen kwijtgespeeld
Tenminste dat dacht Barak. Uit de opiniepeilingen is inmiddels gebleken dat Barak zich behoorlijk heeft misrekend en het merendeel van de Israëlische publieke opinie alle vertrouwen in hem is kwijtgespeeld. Voor de rechterzijde treedt hij veel te laks op tegen de intifada en is hij veel te toegeeflijk in de onderhandelingen met de Palestijnen. Voor de linkerzijde en de Arabische bevolking heeft hij zijn onkunde getoond om eindelijk een vredesproces op poten te zetten. Resultaat: Sharon ligt in de peilingen ver voor op Barak.
Een paar dagen voor Baraks aftreden had Israëlisch links een ultimatum afgekondigd: "Wanneer er voor 20 januari (de laatste dag van Clintons presidentschap) geen akkoord is getekend met de Palestijnen, zullen we een andere kandidaat tegen Barak naar voor schuiven, omdat alleen een echte duif op de steun kan rekenen van de Arabische kiezers en de verkiezingen kan winnen".
Barak had het signaal begrepen en kondigde meteen na zijn spectaculair ontslag nieuwe vredesinitiatieven aan en slaagde er zo in de Arbeiderspartij en Meretz achter zijn kandidatuur te krijgen. Het verstrijken van de deadline van 20 januari zonder dat er een vredesakkoord tot stand is gekomen, heeft niet verhinderd dat Barak nog steeds in de running is. Blijft de vraag of de linkervleugel alsnog Shimon Peres naar voor zal schuiven. Dit kan in theorie tot 96 uur voor de verkiezingen. Peres gaat door voor ‘duif’ en is volgens de opiniepeilingen wel in staat Sharon te verslaan.
De kolonisatiepolitiek van Barak én Peres
Uit electorale overwegingen is het onbegrijpelijk dat de Arbeiderspartij en Meretz de kandidatuur van Peres niet hard maken. Er verschijnen immers talrijke oproepen naar Arabische en linkse kiezers om bewust blanco te stemmen. Kiezen tussen Barak en Sharon is kiezen tussen pest en cholera, zo luidt het. Peres’ kandidatuur zou daarin verandering kunnen brengen. Vraag is of Peres inderdaad wel zo’n fameuze ‘duif’ is. Onder de regering Rabin-Peres is de kolonisatiepolitiek in de Palestijnse gebieden immers gewoon doorgegaan. Meer nog, het aantal joodse kolonisten nam onder dit duo met meer dan 32.000 toe, de grootste stijging tot dan.
‘Vredesonderhandelaar’ Barak was een al even groot kampioen van de nederzettingenpolitiek. In 1999 alleen al nam het aantal joodse kolonisten toe met 7,5 procent (13.600) terwijl de gemiddelde aangroei van de Israëlische bevolking slechts 2,4 procent bedroeg. Sinds het begin van het ‘vredesproces’, zoals de onderhandelingen sinds Oslo tegen beter weten in worden genoemd, is het aantal kolonisten bijna verdubbeld, namelijk van 120.000 tot 200.000 in 2000. Het ‘vredesproces’ was dan ook niets anders dan een grote show, die de Israëlische regeringen in staat stelde tijd te winnen om de kolonisatiepolitiek in versneld tempo door te duwen.
Dat was ook, en vooral, Baraks politiek. Sinds Baraks aantreden zijn de werken gestart aan 1.924 wooneenheden (waarvan 1.384 in Jeruzalem) tegenover 1.845 in 1998 en 1.160 in 1997. De begroting van 2.000 staat bol van indicaties over alles behalve een vredesproces: 1,2 miljard BEF (eigen omrekening op basis van 1 shekel = 10 BEF, nvda) voor de verdere uitbreiding van de Joodse nederzettingen, 2,16 miljard BEF voor de onteigening van Palestijns land, 270 miljoen BEF voor de aanleg van by-pass roads, verbindingswegen tussen de verschillende Joodse nederzettingen en verboden voor Palestijnen. Daarvoor wordt nog altijd Palestijns land onteigend. Volgens LAW zijn 15.180 bomen (olijfbomen!) gekapt alleen al in 1999. Voor dit jaar (2001) is 3 miljard BEF gereserveerd voor de joodse kolonisten, met opnieuw o.m. 1,2 miljard voor huisvesting.
De vernietiging van Palestijnse huizen is ook na Oslo onverminderd doorgegaan. Sinds ’93 zijn 973 huizen met de grond gelijk gemaakt (195 in Jeruzalem en 778 in de Westbank), een strafmaatregel tegen families van ‘terroristen’ en militanten of onder het prétext van geen of onvoldoende bouwvergunning. Het is immers voor Palestijnen verboden om te bouwen in groot deel van de Westbank (60 procent) en Jeruzalem (87 procent).
Zoveel verschil valt er dus niet te ontwaren tussen ‘duiven’ of ‘haviken’. Het grote verschil ligt in de stijl. Als de Arbeiderspartij in het regeringspluche zetelt is het discours wat subtieler en vermijdt men veel ruchtbaarheid te geven aan de daarnet geschetste politiek in de bezette gebieden. Of anders gezegd, bij Likoed weten de Palestijnen ten minste waar ze aan toe zijn: "De Palestijnen weten dat ik ‘ja’ bedoel wanneer ik ‘ja’ zeg en ‘neen’ als ik neen zeg", zoals Sharon dat heel graag laat verstaan.
Bantoestans
Sharon heeft inderdaad erg duidelijk gemaakt wat hij de Palestijnen wil geven en vooral niet wil geven. Als het van Sharon afhangt krijgen de Palestijnen niet meer dan 42 procent van de Westelijke Jordaanoever. Hij is ook niet van plan om de joodse kolonies te ontmantelen. In Sharons plan moeten de Palestijnen het maar doen met een serie van kleine afzonderlijke eilandjes of ‘bantoestans’, omcirkeld en doorspekt met kolonies en by-pass roads. Wat Sharon wel verzwijgt is dat hij uiteindelijk het plan van de ultra-orthodoxe en extreem-rechtse joden wil uitvoeren: de volledige annexatie van de Gaza en Westbank.
In het Egyptische Taba, waar Israëlische en Palestijnse onderhandelaars nog voor de verkiezingen tot een akkoord probeerden te komen, leek Barak in elk geval veel guller dan Sharon. Hij zou bereid zijn om 92 procent aan de Palestijnen over te dragen. Maar bij Barak heb je geen enkel idee of hij te vertrouwen is. In elk geval, zowel Sharons als Baraks ‘toegevingen’ staan mijlenver van wat de Israëliërs volgens het internationaal recht moeten uitvoeren. Volgens resolutie 242 moet Israël zich niet voor 42 of 92 procent, maar volledig uit de bezette gebieden terugtrekken. De vierde Conventie van Genève bepaalt dan weer dat de joodse nederzettingen illegaal zijn, iets waar Barak noch Sharon zich aan storen. De Israëli’s weigeren verder ook de uitvoering van resolutie 194 over het ‘recht op terugkeer’ en compensatie van de Palestijnse vluchtelingen. Barak heeft al openlijk gezegd dat er bij een nieuw vredesakkoord een nieuwe VN-resolutie zou moeten komen die de resoluties 242, 338 (over terugtrekking uit de bezette gebieden) en 194 zou vervangen. De rol van de VS daarin is nefast. De Amerikaanse president Clinton, inmiddels opgevolgd door George W. Bush jr., heeft ten aanzien van de Palestijnen al gedreigd met zo’n nieuwe resolutie die alle andere zou vervangen, wanneer zij niet meer toegeven aan Israël.
Amerikaanse vredesvoorstellen
De verschillende Amerikaanse vredesvoorstellen zwijgen in alle talen over de ‘oude’ resoluties. Het is duidelijk dat de VS-regering daar geen punt meer van maakt. In Camp David stelde de Amerikaanse president Clinton voor om 95 procent van de Westbank over te dragen aan de Palestijnen. Het gebied zou in drie stukken worden gekapt, de strook langs de rivier de Jordaan zou aan Israël toekomen, met het recht om er een Israëlische militaire macht te installeren in geval van dreiging. Verder voorzag het voorstel een vrije doortocht naar de nederzettingen via de by-pass roads. Een toekomstige Palestijnse staat zou er zich toe verbinden geen leger te onderhouden met zware wapens of luchtmacht (over het goed uitgeruste Israëlische leger geen woord). Meer nog, Israël zou zich vrij mogen bewegen in het luchtruim van de Palestijnse ‘staat’.
In de Amerikaanse ‘bridging proposals’ die er enkele maanden later in volle intifada kwamen (november) werd resolutie 194 ontmanteld: geen recht op terugkeer (behalve in ‘humanitaire’ gevallen) naar Israël en slechts een beperkte terugkeer naar Palestina.
Het laatste Amerikaanse vredesplan refereert al evenmin aan het internationaal recht. Het gaat om het zoveelste algemeen voorstel dat vaag genoeg is om iedereen een beetje zoet te houden. Maar het begint erop te lijken dat de VS op die manier een aantal eisen van hun bondgenoot Israël er door willen sluizen. De Palestijnse onderhandelaars, die na de Israëlische uit- en afstelpolitiek van de Oslo-akkoorden inmiddels hun lesje wel hebben geleerd, weigeren evenwel in te stemmen met algemene principeverklaringen en eisen een volledig en gedetailleerd vredesakkoord met internationale garanties over de uitvoering ervan.
Bemiddelaar?
Wellicht brengt dat allemaal geen zoden meer aan de dijk. Israël lijkt helemaal niet van plan de resoluties uit te voeren en misbruikt de onderhandelingen om tijd te winnen, verdere annexaties door te voeren en voldongen feiten te creëren. De onderhandelingen onder auspiciën van de VS zijn bovendien gedoemd om te mislukken, omdat Washington geen neutraal bemiddelaar is. Begin januari hielden de VS, Turkije en Israël (tussen de laatste twee loopt sinds 1996 een militair akkoord) voor de derde keer al gezamenlijk manoeuvres onder de naam Mermaid III. Alleen al het tijdstip getuigt van een ongelofelijke arrogantie. Arrogant ook, omdat de VS zich aan de ene kant opwerpen als bemiddelaar, maar aan de andere kant soldaatje gaan spelen met een van de twee partijen in het conflict. De voorkeur van de VS voor Israël dateert natuurlijk al van langer dan vandaag (alleen is er blijkbaar niemand in diplomatieke kringen die zich daar vragen bij stelt). Elk jaar ontvangt Israel tientallen miljarden frank militaire steun. Hoewel de regering nog maar net weer zo`n enveloppe heeft gekregen, klopte ze inmiddels opnieuw in Washington aan de deur voor een extra 15 miljard frank. Daarbij wordt openlijk als verantwoording opgegeven dat de kosten van de repressie tegen de Palestijnen uit de pan swingen. M.a.w. Israël vraagt aan de VS om de repressie mee te helpen financieren, iets dat in de VS als een doodnormale zaak wordt beschouwd. Volgens de voormalige minister van Buitenlandse Zaken zijn de Palestijnen verantwoordelijk voor het geweld en dat rechtvaardigt dan ook militaire hulp. Er zijn weinig redenen om aan te nemen dat de huidige ploeg een ander standpunt zal innemen.
(Uitpers, februari 2001)