In between
Ook zij vertrok, zoals Bilal Benyaich, vanuit een entre-deux positie zoals de Franse filosoof Michel Onfray dat noemt. De in between-figuur is tegelijk in- en insider. Je hoort erbij en toch weer niet. Het levert hem of haar een dubbele blik op, waardoor meer in beeld komt dan wat de buitenstaander kan vernemen.
Wie is die Bilal Benyaich eigenlijk? Hoe staat hij zelf tegenover de islam? In een gesprek met Nele Janssens op www.kifkif.be van 11 april 2012 probeert hij hierop een antwoord te geven: “Voor mij persoonlijk maakt de islam deel uit van een erfenis. Omdat ik Marokkaanse ouders heb, heb ik de islam nu eenmaal geërfd als deeltje van een bredere Arabische traditie. Daarnaast ben ik ook en misschien vooral iemand die geboren en getogen is in Vlaanderen, iemand die naast die Arabische identiteit dus ook een Vlaamse, Europese en een Belgische identiteit heeft. Sinds een zestal jaren heb ik als inwoner van Brussel ook een Brusselse identiteit. Voor de rest neemt de islam geen plaats in mijn leven in, want ik ben niet gelovig. Dat wil niet zeggen dat ik geen affiniteit heb met de islam. Mensen van Arabische afkomst worden nu eenmaal geboren als moslim, waardoor ik als kind een bepaald normen- en waardenkader meekreeg; alle ouders voeden hun kinderen immers op volgens hun eigen mens- en wereldbeeld. Wat niet wil zeggen dat er ook niet andere socialiserende instellingen waren zoals de school en de media die mij gevormd hebben in die periode. Ik heb voor mijzelf besloten dat de islam slechts een klein deel uitmaakt van mijn identiteit. De islam als religie behoort voor mij tot mijn verre verleden en niet tot mijn heden of toekomst.”
Onderzoeker of nestbevuiler
Bilal Benyaich lijkt mij een mooi voorbeeld van wat Rik Pinxten en Koen De Munter creolisering of hybridisering noemen. Deze twee antropologen constateren een snel toenemende vermenging van culturele en religieuze identiteiten, ook eigenheden qua leefstijlen en smaken, die leiden tot continue hybridiseringen of veranderingen en aanpassingen in alle richtingen. Denken over vermenging is meer dan ooit nodig. Niet vanuit een cultureel fundamentalisme (onveranderlijke cultuur, eigenheid van de gemeenschap) dat bij extreem-rechtse, politieke bewegingen in de plaats van het oude racisme komt, maar vanuit een dynamische cultuuropvatting. Hybridisering kan leiden tot een in between positie die creatieve en vernieuwende krachten losmaakt. De Nederlandse literatuuronderzoeker Michiel van Kempen spreekt over ‘literaire tussenfiguren’ die zich zelden verbinden aan naties, etnische groepen of collectieven. ‘De schrijvende tussenfiguur is bij uitstek iemand die als bedreigend wordt ervaren niet alleen door conservatieve krachten, maar door elke collectiviteit die zichzelf helder en eenduidig gedefinieerd wil vinden.’
De in between-figuur moet zeer voorzichtig met die positie omspringen, want anders dreigt hij/zij uitgespuwd te worden als nestbevuiler. Dat weet Bilal Benyaich zeer goed, want in een interview met Humo van 28 mei 2013 zegt hij: “Ik heb moeten zoeken naar een juist evenwicht, om niet te scherp te zijn. Als kind van Marokkaanse migranten is het niet evident om over je eigen groep te schrijven, maar wat ik beschrijf, heb ik om me heen zien gebeuren: jongeren die plots volgens de letter van de Koran begonnen te leven, die baarden lieten groeien en in lange gewaden gingen rondlopen. Ik heb met hen getafeld en gediscussieerd. En ik heb ze ook zien vertrekken naar het buitenland: om te studeren in Londen, Syrië of Saudi-Arabië, of om te vechten in Tsjetsjenië.”
Met Poincaré op schoot
Ook dit boek is in zekere zin een in-between verhaal dat balanceert op een wetenschappelijke en een journalistieke poot. Het is zeker geen zwaar op de hand wetenschappelijk werkstuk, maar toch krijgt de lezer op een zeer heldere manier en in een eenvoudige taal een rationele analyse van een maatschappelijk heet hangijzer. Het boek is een neerslag van observaties, een vragenlijst, een duik in relevante literatuur en tientallen gesprekken met moslims, islamisten, academici, diplomaten, sociaal werkers en imams. Een deel van het veldwerk is van Zibar Omar die moskeeën heeft bezocht, vrijdagpreken geanalyseerd en een aantal gesprekken gevoerd.
In zijn inleiding drukt Benyaich de hoop uit dat deze studie een bijdrage mag leveren aan een rationeler debat dat vaak niet veel verder raakt dan wat emotionele kretologie. Het openingscitaat van Henri Poincaré is dus zeker niet toevallig gekozen. “Het denken mag zich nooit onderwerpen, noch aan een dogma, noch aan een partij, noch aan een hartstocht, noch aan een belang, noch aan een vooroordeel, noch aan het om het even wat, maar uitsluitend aan de feiten zelf, want zich onderwerpen betekent het einde van alle denken.”
Een ‘halve maan’ van armoede
Wat zijn de feiten? In een eerste hoofdstuk tapt Benyaich uit een demografisch vaatje om iets te kunnen zeggen over de grootte van Brussel en zijn inwoners van Marokkaanse afkomst. Is Brussel ‘de hoofdstad van de Marokkanen in Europa’? Wat zeggen de cijfers? Van de ongeveer 1,2 miljoen Brusselaars zijn er naar de inschatting van Benyaich bijna 150.000 van Marokkaanse afkomst (Marokkanen en Belgen die in de regel beide nationaliteiten hebben). Er zijn dus bijvoorbeeld meer Marokkaanse Brusselaars dan er Bruggelingen (117.000) zijn. Zeer veel aandacht besteedt Benyaich aan de woonplaats en de sociaal-economische positie van de Marokkaanse Brusselaar. De lage delen van Brussel-Stad en gemeenten eromheen zoals Molenbeek, Schaarbeek, Sint-Joost-ten-Node, Sint-Gilis en Anderlecht vormen een halve sikkel van armoede en worden ook wel de Brusselse ‘halve maan’ genoemd. In tegenstelling tot de Franse banlieues of de Amerikaanse projects bevinden deze arme, achtergestelde wijken zich dus niet aan de rand van de stad, maar in het hart van het Brusselse Gewest. En het zijn precies deze wijken en gemeenten die de komende jaren de sterkste bevolkingstoename mogen verwachten. Als er niets verandert kan de fenomenale werkloosheid alleen nog maar groter worden. Drie vierde van de Brusselaars met wortels in overwegend islamitische landen woont immers in dit gebied. Daar tikt een sociale tijdbom.
In een volgend hoofdstuk zoemt de auteur in op de moslims en de islam bij Marokkaanse Brusselaars. Benyaich gaat er vanuit dat er in Brussel 120.000 tot 150.000 moslims leven. Hij schat dat ongeveer de helft tot twee derde van de Marokkaanse Brusselaars bewust met geloof bezig is, wat dat aantal op 75.000 à 100.000 brengt. Volgens onderzoek van de Koning Boudewijnstichting zouden Marokkaanse Brusselaars over het algemeen godsdienstiger zijn dan Vlaamse en Waalse Marokkanen (12 procent praktiserend, 18 procent houdt zich aan de religieuze voorschriften en 68 procent zegt dat te proberen). Er is intussen in Brussel een ruim aanbod aan islamitische infrastructuur: 77 gebedshuizen, 86 islamitisch, culturele organisaties, 11 islamitische educatieve instanties en 18 boekhandels en uitgeverijen.
Internet en Saudi-Arabië
De auteur benadrukt vooraal het belang van internet bij de verspreiding van de Islam 2.0. Het is de plaats waar iedereen met noties van de islam zich kan verkopen als professeur of als sheikh. Op Paltalk worden ook religieuze lezingen gegeven. Voor Benyaich is het dan ook geen wonder dat veel pubers en adolescenten zich gedurende een periode van hun leven terugtrekken in een zeer letterlijke interpretatie van het geloof, onder invloed van dit islamitische, virtuele universum. De radicalisering in Brusselse islamitische kringen is zeker versterkt door het optreden van Saudi-Arabië, dat naast aardolie het wahabisme, het Saudisch salafisme, als belangrijkste exportproduct heeft. Dat soennitisch puritanisme sloeg aanvankelijk niet aan bij Marokkanen die een gematigde islam beleden. Dat is intussen aan het veranderen. Volgens Benyaich hebben de Belgische autoriteiten de rode loper uitgerold voor het geld en de invloed van de Saudi’s. Zij waren volgens hem niet alleen blind, maar ook bijziend en het is pas veel later dat zij hebben ingezien dat met de rode loper ook een fundamentalistische strekking hebben binnengehaald. ‘Dat het salafisme nu wél overheerst binnen de islam in België, is zowel het gevolg van de zware economische crisis in de jaren 80 als van de bekeringsijver van Saoedi-Arabië en islamistische bewegingen als de Tabligh-beweging en de Moslimbroederschap. Als bondgenoot van het Westen pompt Saudi-Arabië massa’s oliedollars in het verspreiden van zijn ideologie in niet-moslimlanden, en daarbij heeft het altijd al bijzondere aandacht gehad voor Brussel,’ zegt de auteur in dezelfde Humo.
Moskeeën als woestijnzandduinen
In enkele bijzonder boeiend hoofdstukken (‘Het oprukkend salafisme’, ‘De schaduw van het Moslimbroederschap’ en ‘Soennitisch-sjiitische spanningen’) gaat Benayich in op de verschillende vormen van salafisme. Hij onderscheidt het traditioneel, het militant en het jihadistisch salafisme. Dat laatste zou volgens hem enkele duizenden van de Marokkaanse Brusselaars aantrekken. Ook onder deze radicale groep is slechts een kleine minderheid te vinden voor geweld. In Brussel zou dat gaan over enkele tientallen jihadi’s en zij richten zich vooral op het buitenland. Ze zien geweld als een legitiem middel om hun politiek-religieus doel te bereiken. Kwetsbare jongeren onder invloed van salafistische ideeën kunnen op zeer korte tijd radicaal en extreem worden. Zij gaan naar Syrië en andere plaatsen in de wereld om hun leven in de waagschaal te stellen voor een hoger, heilig doel.
Benyaich verwijst naar toonaangevende figuren, websites en moskeeën die in de salafistische invloedssfeer werken, maar hij haast zich er ook bij te zeggen dat het Marokkaanse moskeelandschap te vergelijken is met de verschuivingen van woestijnzandduinen. Er zijn voortdurend verschuivingen maar er blijft een wereld van verschil tussen de islam en het islamisme bij sommige Marokkaanse Brusselaars, want, zoals de auteur terecht opmerkt ‘radicalisme en extremisme zitten niet in het DNA van de islam ingebakken.’
Van Brussel naar Borgerhout
Dit bescheiden boekje, ook van omvang, kan een ontzettend belangrijk instrument zijn voor iedereen – zeker ook van politici – die van Brussel een betere en leefbaarder stad willen maken. En dat religie (en de verwording ervan tot fundamentalisme) en de sociaal-economische situatie waarin mensen verkeren niet los van elkaar kunnen worden gezien, blijkt andermaal duidelijk. Een goed geïnformeerde, heldere en rationele in-between bron zoals deze van Bilal Benyaich is voorlopig nog zeer zeldzaam en maakt van dit boek verplichte lectuur zeker ook voor de Belgische autoriteiten die het fenomeen hopeloos te laat in het vizier kregen. Op het ogenblik dat ik deze recensie schrijf, rommelt het in oud-Borgerhout, de tegenhanger van de arme ‘halve maan’ in Brussel, rond moskee ‘de koepel’. Er wordt op aanraden van de staatsveiligheid voor Vlaams minister Bourgeois een procedure opgestart om de erkenning en de subsidie ervan in te trekken omdat het vermoeden bestaat dat deze moskee een broeihaard is van radicalisering. Die moskee werd enkele jaren geleden opgericht door tot de islam bekeerde Belgen. Zij vonden het belangrijk dat er een moskee was waar het Nederlands de voertaal zou zijn, omdat velen van hen het Arabisch niet machtig waren en zijn. Het zou goed zijn dat er ook in Borgerhout een onderzoeker à la Bilal Benyaich aan het werk zou gaan om te onderzoeken hoe de vork precies aan de steel zit.