Slavoj Žižek, Violence (New York 2008); Picador ISBN: 0-312-42718-2
Slavoj Žižek doet in zijn boek Violence een oproep om vooral het hoofd niet te verliezen bij de vele vormen van geweld die de mensheid teisteren. De kritische filosoof toont aan de hand van voorbeelden uit de culturele productie dat geweld niet altijd zichtbaar hoeft te zijn. Maar, voorop gesteld, wie is deze filosoof eigenlijk?
Introductie Slavoj Žižek
Van kapitalisme tot postmodernisme, geen onderwerp blijft onbesproken bij Slavoj Žižek, de Sloveense postmarxistische filosoof en cultuurcriticus. Als een academische rockster baant deze duizendpoot zich de laatste jaren een weg door de wereld van de cultuurkritiek. Hij weet zich hierbij te onderscheiden door veelvuldig gebruik van bronnen uit de populaire cultuur. Het valt in het bijzonder op dat de films van Alfred Hitchcock geregeld terugkeren in zijn werken. Een andere constante in Žižek’s werk is de invloed van het communistische verleden van Oost-Europa op ons historisch bewustzijn en waakzaamheid t.a.v. het kritisch vermogen tot nadenken. Žižek zelf was naast zijn academische loopbaan in de jaren tachtig ook betrokken bij politieke en sociale bewegingen in Slovenië die het democratiseringsproces moesten bevorderen.
Theoretisch kader in vogelvlucht
Žižek’s boeken dragen integrerende titels zoals Did Somebody Say Totalitarianism of artikelen als Why We All Love to Hate Haider en analyseert de populaire cultuur aan de hand van Lacaniaanse methodiek, Hegeliaanse dialectiek en Marxistische kritiek op het kapitalisme. Zo sluit Žižek bijvoorbeeld de drie ordes van Jacques Lacan (de symbolische orde, de reële orde, de imaginaire orde) aan op de dialectiek van George Hegel (these, antithese en synthese). De theoretische ondersteuning komt dus voor een belangrijk deel van Jacques Lacan (1901-1981) die naam heeft gemaakt met onderwerpen als de formatie van het Ego, vervreemding of het onbewuste. Na Lacan zijn Karl Marx (1818-1883) en George Hegel (1770-1831) de belangrijkste filosofen in Žižeks boeken. Marx zag een fundamentele betekenis in de materialistische verhoudingen tussen mensen en Hegel beschouwde de ideeëngeschiedenis als essentieel voor de mensheid.
Clash of fantasies
Žižek’s ideeën behelzen een hele wereld aan denken die de postmodernistische cultuurkritieken eigen is. Beperken we ons bewust tot Žižek’s politieke analyses, dan stuiten we bij de Sloveense criticus al gauw op de invloed van ideologieën. Het is interessant een moment stil te staan bij enkele politieke opvattingen die door Žižek in eerder werk zijn geuit. Zo stelt Tony Myers, schrijver van het boek Slavoj Žižek, dat we volgens Žižek meer gedomineerd worden door de ideologie van het cynisme dan dat we leven in een postideologische tijdperk; het cynisme bestaat hierin dat men besef heeft van het gegeven dat het werk dat men verricht een illusie is; zo bezien is ideologie gelokaliseerd in wat we doen en niet in wat we weten. Maar voor Žižek geldt dat het ideologische domein nog steeds aanwezig is, terwijl we worden geacht te denken dat we het ideologische tijdperk al eigenlijk achter ons hebben gelaten.
Daarnaast constateert Žižek, aldus Myer, een verschuiving van traditioneel (“mijn cultuur is beter dan die van jou”) naar postmodernistisch racisme (“mijn cultuur is anders dan die van jou”). De postmoderne racist is dus volledig in staat tot rationalisatie van zijn gedrag, terwijl de traditionele racist nog verontschuldigings- of verdedigingsgronden als een sociaal-economische achterstand of groepsdruk had. In Žižek’s optiek ontstaat racisme als gevolg van een clash of fantasies. Deze fantasieën bieden een raamwerk waardoor we de realiteit zien en belemmeren het zicht op een objectieve beschouwing van de wereld; fantasieën staan echter ook voor hoe we ons organiseren en de jouissance die we beleven in onze eigenheid.
Etnische spanningen draaien juist precies om de organisatie van de jouissance (dus onverdraagzaamheid t.o.v. bijvoorbeeld andermans muziek of keuken). De toename van raciale spanning en etnisch nationalisme in de laatste twee decennia schrijft Žižek toe aan het proces van globalisering waarvan de effecten niet altijd commercieel hoeven te zijn. Een nieuwe McDonald’s in Beijing bijvoorbeeld representeert ook de Amerikaanse kijk op eten en culturele en sociale organisatie. Er is dan ook een strijd gaande, aldus nog steeds Myer, tussen de verschillende fantasieën. Angst voor de multiculturele mix van de globalisering kan ons drijven tot racistische paranoia, terwijl het andere uiterste zou betekenen dat we strak vasthouden aan onze eigen jouissance. Het is de staat die een buffer vormt tussen de diverse fantasieën van verschillende groepen. Zonder deze matigende invloed van de staat zou volgens Žižek in menig samenleving uitbarstingen van racistisch geweld voorkomen. Maar juist het beleven van de fantasie dat de ander is, dus het subject van racisme, leert dat deze fantasie ‘leegheid’ maskeert, en dat er ‘niets’ achter zit. Vaak moet het subject van racisme, dat dus een fantastische figuur is, ook maskeren dat de samenleving altijd verdeeld is en zal zijn.
Žižek’s werk- en denkwijze
Verbaast hoeft men niet te zijn als men in Žižek’s boeken een grap aantreft. Žižek maakt graag gebruik van perverse verhalen of ongewone gebeurtenissen om zijn verhaal kracht bij te zetten. Alles lijkt geoorloofd om door te dringen tot de werkelijke betekenis der dingen. Grote metaforen en dubbelzinnige uitspraken zijn voor Žižek dankbare ingrediënten waarmee hij tracht de lezer te overtuigen van de aanwezigheid en werking van verschillende processen. Teruggrijpend naar mythes en legenden, als ook uit anekdotes uit het dagelijkse leven, formeert Žižek aldus een rijk geschakeerde collage aan beeldenmateriaal die zijn stellingen ondersteunen.
In Violence, het boek dat hier besproken wordt, doet Žižek een haast onvoorstelbaar voorstel dat in onze tijd maar mogelijk is, namelijk niets doen. Het huidige wereldgebeuren heeft volgens hem een dwangmatige drang om in te grijpen zonder dat het weet wat het precies moet doen. Zo memoreert Žižek ironisch aan een flauwe grap uit de Sovjet-Unie:
“Onder het socialisme was Lenin’s advies aan jongeren te “leren, leren, leren”. Deze slogan werd in het communistisch regime veelvuldig gebruikt. Nu werd op een dag Marx, Engels en Lenin gevraagd of ze liever een vrouw of een maîtresse hadden. Marx, nogal conservatief in privé-aangelegenheden, riep “een vrouw”, terwijl Engels op zijn beurt zijn voorkeur uitsprak voor een maîtresse. Tot ieders verbazing zei Lenin: “Ik wil beiden wel, dan kan ik mijn vrouw vertellen dat ik naar mijn maîtresse ga en mijn maîtresse dat ik naar mijn vrouw ga!”. Marx en Engels keken Lenin verbaasd aan. “Maar wat ga je dan doen?”, vroegen ze hem. Lenin zei: “Ik ga naar een eenzame plek om te leren, leren en leren!”.”
Drie vormen van geweld
In Violence onderzoekt Žižek de manier waarop we geweld waarnemen en misvatten. Een duidelijke definitie van geweld geeft hij niet, maar hij reflecteert wel op de krachtige beelden die uitgaan van hedendaagse terroristen.
Niets doen en nadenken werden al genoemd, maar Žižek vraagt ook om een objectieve en emotieloze benadering van geweld. Het stoort Žižek bijvoorbeeld dat de oproepen tot ‘onmiddellijk handelen’ breed worden gedragen van het links liberale humanitaire discours tot en met de oproepen van post-industriële rijken zoals Bill Gates wanneer ze refereren aan mondiale problemen die om een ‘onmiddellijke oplossing’ vragen.
Hij stelt dat geweld drie vormen aanneemt: subjective violence (criminaliteit of terreur), objective violence (racisme, haatzaaien of discriminatie) en systemic violence (de catostrofale effecten van economische en politieke systemen). Deze drie modes moeten volgens Žižek worden onderzocht. De les is dat men de fascinatie voor subjectief geweld gepleegd door individuen, organisaties of massa’s, achter zich moet laten, daar het slechts het meest zichtbare vorm van geweld betreft.
Interessant is dat Žižek mensen met een apolitieke houding ter sprake brengt. Volgens hem verraadt een apolitieke houding een ongevoeligheid t.a.v. systematisch geweld en willen mensen met zo’n houding niets anders dan hun comfortabele leven in stand houden. In het leven van een apolitieke individu is er enkel de onzichtbare achtergrond van systematisch geweld. In hun onschuld ervaren zij volgens Žižek de signalen als opdoemend uit het niets. Onder het verschijnsel van irrationeel subjectief geweld waarmee ze worden geconfronteerd, krijgen ze echter de ‘omgekeerde boodschap’ die ze zelf altijd hebben uitgezonden terug.
Het is ook te simplistisch om volgens hem het kapitalisme af te doen als een ideologische abstractie terwijl het de structuren bepaald van materiële sociale processen. Het fundamentele systematische geweld van kapitalisme, aldus Žižek, is gebaseerd op fluctuaties van geldstromen die als een zelfsturende metafysica de ontwikkelingen en catastrofen in het leven bepalen, en is als zodanig niet toe te kennen aan concrete individuen met kwade intenties. Wel is er t.a.v. het systematische geweld van kapitalistische globalisering sprake van subjectief kwaad, want ook hier is, net als bij communistische misdaden, sprake van mensen die fout zaten en zijn er ideologische bronnen voor aan te wijzen. Het is volgens Žižek dus niet mogelijk het systematische geweld van kapitalistische globalisering voor te stellen als een zogenaamd ‘objectief’ proces waar niemand verantwoordelijkheid voor kan nemen.
Vol ongeloof staat Žižek tegenover het idee van frictieloos kapitalisme dat gepropageerd wordt door liberaal communisten. Frictieloos kapitalisme staat hierbij voor het idee dat binnen het globaal kapitalisme winst valt te behalen en dat tegelijkertijd antikapitalistische idealen als sociale verantwoordelijkheid en ecologische zorg te realiseren zijn. Liberaal communisten – Žižek noemt ze in één adem met links radicale antiglobalisten – zijn mensen die geloven dat ze de kapitalistische vorm van het globalistisch kapitalisme aan de kant kunnen schuiven en de wereld kunnen veranderen met privé-initiatief; George Soros en Thomas Friedman zijn voor Žižek typsiche liberaal communisten.
Pragmatisch als liberaal communisten zijn, zien ze alleen concrete humanitaire problemen die om een oplossing vragen. Voor hen bestaat er geen uitgebuite werkende klasse en kan de strijd voor politieke vrijheid en zakenbelangen best samengaan. Maar het probleem met liberale communisten is volgens Žižek dat ze met de ene hand weggeven wat ze met de andere hand afpakken, dus dat de liberaal communistische ethiek de jacht op winst beantwoorden met liefdadigheid. Deze humanitaire maskerade drukt de belangrijke vraag naar medeplichtigheid en verantwoordelijkheid van ontwikkelde landen t.a.v. onderontwikkelde landen weg. Žižek verwijt het de liberale communisten dat ze met hun financiële speculaties de condities creëren van wat ze later bestrijden. Daar liberale communisten de mankementen van het globale systeem willen verhelpen verhinderen zij in werkelijkheid elke vorm van progressieve strijd, aldus Žižek.
Violence
In het boek Violence vinden we een hele reeks van onderwerpen en discussies waarmee Žižek zijn universum vult. Bovenstaande besprekingen over globalisme, kapitalisme en geweld zijn een indicatie voor wat de politieke elementen in het boek betreft, want ook voor Žižek geldt wat voor elke postmoderne schrijver op gaat: het is de lezer zelf die uiteindelijk bepaald waar het boek over gaat. Een duidelijke definitie van geweld kan Žižek als postmodernist dan ook niet geven omdat hij zichzelf en zijn onderwerpen daarmee zou beperken. Daarom kan iemand die zwaar modernistisch is ingesteld dit boek beter in de rekken laten rusten. Daar staat tegenover dat Žižek een hele reeks aan interessante onderwerpen op een verrassende wijze bespreekt, zoals de hoofdstukken in het boek die gaan over het geweld in de banlieus in Frankrijk of de strijd tussen de joden en Palestijnen.
De grote kracht van Žižek ligt hem in de manier waarop hij zijn lezers op verschillende manieren laat kijken naar conflicten van de mensheid, die zichtbaar worden in de culturele productie. Belangrijke vragen blijven onbeantwoord maar zijn desalniettemin integrerend: zijn wij als mensheid in staat tot een onbevooroordeelde en objectieve benadering van geweld en terreur, en in het verlengde hiervan; kunnen wij onze angsten beheersen en in goede politieke en sociale kanalen leiden, ook ten overstaan van angstpolitiek die wordt gevoerd door politici en gepropageerd door intellectuelen? De rol van de passiviteit van de massa in het denken over geweld heeft dankzij Žižek extra aandacht gekregen. Vooral Žižek’s oproep soms niets te doen en na te denken over de aard van het geweld biedt een mooi contrast met hoe we meestal reageren op geweld en terreur.
(Uitpers, nr 106, 10de jg., februari 2009)
Referenties:
Lacan dot com. Lacan.com 2009
http://www.lacan.com/lacan1.htm (11 Jan. 2009)
Wikipedia, the free encyclopedia. Wikipedia.org 2009
http://nl.wikipedia.org/wiki/Slavoj_%C5%BDi%C5%BEek (12 Jan. 2009)
U kunt dit boek via de link hieronder rechtstreeks bestellen bij:
en wie via Uitpers bestelt, helpt Uitpers!
De link:
http://www.groenewaterman.be/anne/index.dll?webpage=index.htm&inpartcode=784265&refsource=uitpers