Islamitische Staat (IS, of Daesh volgens de Arabische afkorting) drijft zijn campagne tegen de christelijke kopten in Egypte op. De “afvalligen”, de moslims die door IS en gelijkaardige groepen tot ongelovigen zijn verklaard (door takfir, excommunicatie) – in de eerste plaats regeringsambtenaren, leger en politie en sedert kort ook gewone burgers -, zijn niet langer het enige doelwit. Het lijkt een strategische keuze van IS om nog meer aanhang te winnen onder de Egyptische extremistische moslims die al jaren lang, en vrijwel ongestoord door de autoriteiten, aanvallen uitvoeren op hun koptische buren.
Het territoriale IS-kalifaat mag dan wel verschrompelen in Syrië en Irak, de strijd wordt naar de hele wereld uitgebreid. Er mag ook wel al maanden lang worden gespeculeerd of Abu Bakr al-Baghadi, die zich in juni 2014 na zijn succesvolle opmars in Irak tot kalief uitriep onder de naam Ibrahim, nu al dan niet dood is, zijn beweging is nog lang niet uitgeteld. Dat heeft ook Europa al ondervonden, onder meer in Parijs en Brussel.
Een verdere uitbreiding in Egypte ligt dan ook in de logica van IS omdat er een voedingsbodem aanwezig is en oorlog tegen de kopten die basis kan versterken. In december vorig jaar kwamen er 25 kopten om bij een aanslag op de Sint-Petrus en Sint-Paulus-kerk in Cairo. Sedert eind januari werden er minstens al zeven kopten vermoord in de Sinaï. Op 19 februari jl. liet de “Provincie Sinaï”, de lokale tak van IS op het Egyptische schiereiland, weten dat ze de kopten in heel Egypte zou aanvallen. In het noorden van de Sinaï zijn de meeste kopten sedertdien al vertrokken na moorden en voortdurende dreigementen. Van de 1.000 kopten in de stad Al-Arish, de hoofdstad van het gebied, is er nog slechts een handvol niet gevlucht. En nu werden op Palmzondag een kerk in Tanta en de Sint-Marcus-kathedraal van het patriarchaat in Alexandrië getroffen met een 45 doden tot gevolg. Paus Tawadros was aanwezig in de kathedraal op het moment van de aanslag, maar bleef ongedeerd,
Het ziet er naar uit dat de geschiedenis zich dreigt te herhalen in Egypte. In de jaren 1990-1997 diende de toenmalige president Hosni Mobarak zeven jaren lang oorlog te voeren tegen een islamistische guerrilla, vooral in de provincie Minya in Opper-Egypte. Tegen de Islamitische Groep (Gamaa al-Islamiyya) van de inmiddels in een Amerikaanse gevangenis overleden blinde geestelijke Omar Abdel-Rahman en tegen de Egyptische Islamitische Jihad, die toen werd geleid door Ayman al-Zawahiri, de man die Osama bin Laden opvolgde als leider van Al-Qaeda.
Afghaanse erfenis
De guerrilla van de jaren 1990 werd toen aangewakkerd door de terugkeer van islamistische oud-strijders uit Afghanistan, waar ze tien jaar lang, van 1979 tot 1989, met steun van het Westen een jihad hadden gevoerd tegen de Russische troepen in het land. Egypte was lang niet het enige moslimland waar “Afghanen” voor geweld, aanslagen en oorlog zorgden. Het zwaarst getroffen land was Algerije, waar van 1991 tot 2002 een burgeroorlog woedde tussen de regeringstroepen en het Islamitisch Heilsfront (FIS). Daarbij vielen ten minste 150.000 doden.
Een aantal “Afghanen” gingen ook de strijd aan met de westerse landen die hen royaal hadden gesteund. Denken we maar aan 9 september 2001 met gekaapte passagiersvliegtuigen die zich in de Twin Towers van het World Trade Centrum van New York boorden. De metro’s van Madrid (2004) en Londen (2005) waren het doelwit van moorddadige bomaanslagen,
Nu is het IS dat “zijn zonen” uitzendt naar hun landen van herkomst, waaronder veel westerse, om de strijd voort te zetten. Het Westen beging nogmaals dezelfde fout als in Afghanistan, waar het de peetvader van Al-Qaeda was, door naast Al-Qaeda ook IS, vóór juni 2014 bekend als Islamitische Staat in Irak en Syrië (ISIS), te steunen. Die fundamentalistische groepen werden beschouwd als efficiënte soldaten tegen de regeringen van Irak, Libië en Syrië, die niet in het gareel van het Westen wilden lopen. Eerder al zette het Westen daar de religieuze leiders aan om het hoofd te bieden tegen het Arabisch nationalisme, dat door zijn sociale component ook door de geestelijken als een bedreiging werd ervaren.
Het is pas nadat IS westerse doelwitten begon aan te vallen dat zowel Al-Qaeda als IS uit de gratie vielen. Voor IS gebeurde dat pas in 2014, het jaar van de grote doorbraak van IS in Irak. Het eerste jaar dat er een onder impuls van de Verenigde Staten een “coalitie tegen het terrorisme” werd gevormd met een 60-tal staten, gebeurde er weinig, zeker in Syrië. Het is pas toen Rusland eind september 2015 gewapenderhand tussenbeide kwam in Syrië dat de alliantie wakker werd, de wereld moest bewijzen dat ze iets deed. Tot dan toe kon IS bv. ongehinderd Syrische olie via Irak naar Turkije exporteren. Ook, en nu ook nog altijd niet, werd er ooit enige sanctie getroffen tegen de financiers en wapenleveranciers van de terroristen uit de rijke en oerconservatieve Golfstaten.
Nasser en de moslimbroeders
In Egypte heeft IS een voedingsbodem omdat daar een sterke fundamentalistische traditie bestaat sedert de oprichting aldaar in 1929 van de Moslimbroederschap door Hassan al-Banna (1906-1946). Die ijvert voor een her-islamisering van de moslim-landen. Vanaf 1945 begon ze meer en meer geweld te gebruiken tegen de Britten, die toen nog de feitelijke heersers in het land waren en er militaire basissen hadden om er hun Suezkanaal te kunnen verdedigen. Haasan al-Banna werd in 1946 op een markt in Cairo vermoord, vrijwel zeker door geheime agenten van de Egyptische regering. Ook zond ze vrijwilligers naar Palestina toen de joden aldaar de staat Israël uitriepen in 1948.
Toen de “Vrije Officieren” in 1952 in een staatsgreep koning Faroek afzetten, zagen de moslimbroeders een nieuwe kans om hun macht te vergroten. Maar dat mislukte toen Gamal Abdel Nasser in 1954 premier en in 1956 president werd. Hij wilde het land moderniseren. Daarom nationaliseerde hij in 1956 het Suezkanaal om met de kanaalopbrengsten in Opper-Egypte de Aswan-stuwdam te kunnen bouwen. Dat verleidde de Britten en Fransen (ook aandeelhouder in het kanaal) om samen met Israël Egypte binnen te vallen. De toenmalige Amerikaanse president Dwight D. Eisenhower dwong ze echter tot de aftocht. Door die “overwinning” werd Nasser dé alom aanbeden grote Arabische nationalistische leider en de grote boeman van de conservatieve Arabische vorsten en sjeiks. Daardoor begonnen de moslimbroeders, in het kader van de Koude Oorlog tussen het Westen en de Sovjetunie, westerse steun te krijgen,
In 1965 probeerden ze Nasser te vermoorden. Talloze moslimbroeders die al eens in 1954 werden gevangengezet door Nasser, werden opnieuw opgepakt. Hun geestelijke leider Sayyid Qutb werd als aanstichter van de aanslag in 1966 terechtgesteld. Vele moslimbroeders zochten hun toevlucht in het uiterst conservatieve Saoedi-Arabië, waar ze in aanraking met het wahhabisme, de daar alleen toegelaten extreem stricte variante van de soennitische islam.
Rehabilitatie onder Sadat
Nasser, die zware gezondheidsproblemen had, stierf in 1970 en werd opgevolgd door Anwar al-Sadat, één van zijn vrije officieren, die voor de staatsgreep van 1952 de verbindingsman was geweest met de moslimbroeders. Of hij zelf lid was van de broederschap is niet duidelijk, maar hij deelde heel wat van hun gedachtegoed. Hij begon met het afbreken van het Arabisch nationalisme en haalde de moslimbroeders uit de gevangenis als tegengewicht tegen de nationalisten. Hij ging zelfs zover in 1979 een vredesverdrag te sluiten met Israël, dat daar pas in geïnteresseerd geraakte toen Sadat, tegen de verwachting van de hele wereld, in afspraak met Syrië in 1973 de Oktoberoorlog ontketende tegen de joodse staat. Overeenkomstig de conservatieve islam, waarvoor privé-bezit heilig is, begon hij de landbouwhervorming van zijn voorganger af te bouwen en het genaaste land terug te geven aan de traditionele grootgrondbezitters.
Het verdrag met Israël en het opvrijen van het Westen viel bij de Egyptische islamisten niet in goede aarde. Het kostte in 1981 het leven aan de president, die werd doodgeschoten tijdens een herdenkingsparade van de oktoberoorlog. Hij werd opgevolgd door zijn vice-president, de voormalige luchtmachtofficier Hosni Mubarak, die het beleid van Sadat klakkeloos voortzette en in februari 2011 ontslag nam ten gevolge van de massaprotesten in het kader van de zgn. Arabisch lente. Mubarak werd gevangengezet en berecht wegens massaslachtingen die tijdens de protesten tegen zijn bewind werden aangericht. In maart werd Mubarak definitief vrijgesproken en dan vrijgelaten door president Abdel Fattah al-Sisi, eveneens een militair,
Zowel Sadat als Mubarak hieven het verbod op politieke activiteit van de moslimbroederschap niet op, maar lieten ze wel de publieke ruimte op religieus en caritatief vlak innemen. Dat versterkte hun positie enorm, waardoor de broeders steeds meer eisen gingen stellen. Onder invloed van het groeiend islamitisch fundamentalisme en de hulp van de “Afghanen”, begon er een guerrilla in Opper-Egypte vooral in de provincie Minya, waar een belangrijke koptische minderheid van ongeveer 30 % leeft. Die kreeg het erg te verduren en kon nooit op de bescherming van de overheden rekenen. Zo konden moslims ongestraft kopten aanvallen, hun huizen plunderen en in brand steken en velen vermoorden.
De overheid beschouwde dit alles als louter “geschillen”, waarvoor een verzoeningsprocedure bestond, en nog altijd bestaat. Meestal kwam dit er op neer dat de kopten de moslims vergiffenis moeten schenken in ruil voor de belofte van goed nabuurschap. Kopten wier terugkeer naar hun dorpen en huizen te moeilijk werd geacht door de autoriteiten, kregen de raad dan maar naar elders te verhuizen. Kopten wordt het vrijwel onmogelijk gemaakt nieuwe kerken te bouwen of te herstellen. En kopten geraken wel gemakkelijk in de cel: in februari werd drie koptische tieners door een rechtbank in Minya tot vijf jaar cel veroordeeld wegens een video met beelden waarop ze zouden gespot hebben met islamitische gebeden. Er is in Egypte dus duidelijk een door de regeringen getolereerde discriminatie van christenen.
Opkomst en val van Mohammed Morsi
De Arabische Lente leidde tot een periode van politieke vrijheid en tot de terugkeer van de Moslimbroederschap op het politieke toneel. In de presidentsverkiezingen van mei-juni 2012 haalde de kandidaat van de broederschap, Mohamed Morsi, in de eerste ronde 24,78 % van de stemmen en 51,73 % in de tweede ronde. Maar Morsi werd geen succes. Hij kon niet op tegen de oppositie die door aanhangers van de Arabische Lente én van het regime van Mubarak tegen hem werd gevoerd. Op economisch vlak bracht hij er ook maar weinig van terecht, zodat het ongenoegen overal groeide.
Het leger en het politieke establishment herstelden van de klappen die ze hadden gekregen door de volkswoede tegen Mubarak. Na een jaar, op 3 juli 2013, werd Morsi afgezet door een militaire staatsgreep. Legerleider Abdel Fattah al-Sisi werd de nieuwe president, die op zijn beurt een zware repressieronde inzette tegen de moslimbroeders. Maar ook Sisi is geen succes. Op economisch vlak is de situatie er alleen maar op achteruit gegaan. Ook als gevolg van de ineenstorting van het toerisme door aanslagen op toeristische doelwitten. Hij kan slechts overleven dankzij de miljarden dollar die de rijke Golfstaten in de Egyptische economie pompten. Ook wat de relatie met de kopten betreft is er nog niets veranderd in vergelijking met zijn voorgangers. De kopten – 10 % van de Egyptische bevolking of zowat 9 miljoen mensen – wijzen er telkens opnieuw op dat ze nog altijd geen adequate bescherming krijgen van leger en politie ondanks de beloften en sussende woorden van Sisi.
Beit al-Maqdis, Al-Qaeda en IS
De president heeft het massaal verzet tegen de afzetting van zijn voorganger Morsi wel onder controle gekregen door de politie de vrije hand te geven bij de repressie van manifestanten. Zo vielen er verscheidene dagen honderden doden door het politieoptreden. Duizenden al dan niet vermeende opposanten zijn “verdwenen” of zitten in de gevangenis. Een hard bewind, waarop steeds harder wordt gereageerd door islamisten die zich in de vrijere periode van de Arabische Lente wisten te reorganiseren.
Een belangrijke rol daarin spelen de Ansar Beit al-Maqdis (Aanhangers van Jeruzalem). De basis daarvan waren verschillende salafistische groepjes die in 2003 actief werden en zich tot doel stelden Israëlische en Egyptische politiemannen aan te vallen in de Sinai. In 2005 werden de meeste leiders, na een reeks aanslagen, gedood. In 2011 maakten gevangen leden gebruik van de Arabische Lente om te ontsnappen en zich in enkele dorpjes in de Sinai te verbergen. Ze namen de naam van Ansar Beit al-Maqdis aan en zwoeren trouw aan Al-Qaeda. In 2014 zochten de leiders toenadering tot IS en legden de eed van trouw aan kalief Ibrahim af. De naam van de groep veranderde in “Provincie Sinaï” van IS,
Aanvankelijk bleven de eerste acties beperkt tot aanslagen op gaspijpleidingen van Egypte naar Israël en Jordanië en tot het aanvallen van militairen en politiemannen. Een volgend stadium was aanvallen op toeristische hotels aan de kust. In september 2015 wisten ze zelfs een bom aan boord te brengen van een Russisch toeristenvlietuig dat boven de Sinaï ontplofte. Alle 225 inzittenden kwamen daar bij om. De aanslag werd opgeëist door IS. Ten slotte worden er ook nog af en toe projectielen afgevuurd naar Israël. Stank voor dank, want ook Israël heeft boter op het hoofd wat betreft steun aan terroristische organisaties, vooral in Syrië.
Naar verluidt zouden er tussen juli 2013 en juli 2015 in beide kampen in totaal 3.600 doden zijn gevallen in de Sinaï. In 2015 opende de Egyptische regering een grootscheeps offensief in de Sinaï, maar dat lijkt nog altijd geen beslissende resultaten hebben opgeleverd. Ook kampt het leger met beperktere groepen elders in Egypte. Bij zo’n actie werden in september 2015 per vergissing 18 toeristen, onder wie acht Mexicanen, gedood in de westelijke woestijn in Egypte. Elders in Egypte hebben, zoals de aanslagen op koptische kerken bewijzen, het leger en de veiligheidsdiensten evenmin de situatie onder controle. Het kunnen nog moeilijke tijden worden voor president Sisi – en voor de Egyptenaren in het algemeen, zowel kopten als moslims.