François Ruffin, La Guerre des classes. Ed. Fayard 2008. 252 blz., 19 €.
“Klassenstrijd, ze is meer dan ooit actueel en toch blijft de term afwezig uit het politieke debat”, aldus de vaststelling van François Ruffin, een Franse journalist, in ‘La guerre des classes”. Ruffin studeerde in 2002 af bij het Centre de formation de journalistes (CFJ). Het jaar daarop nam hij dit centrum en sommige journalistieke praktijken op de korrel in het boek ‘Les petits soldats du journalisme’. In Amiens geeft hij een kritisch maandblad uit, ‘Fakir’.
Afwezig is de term ‘klassenstrijd’ zeker in het discours van de Franse socialisten, die vechten andere oorlogen uit – onderling. Is de klassenstrijd dan gestreden? Het zijn burgerlijke stemmen die het nog over klassenstrijd hebben. Zoals de Amerikaanse superspeculant Warren Buffett, misschien wel de rijkste man op aarde. “Er is een klassenoorlog, dat is een feit. Maar het is mijn klasse, die van de rijken, die de oorlog leidt en we zijn bezig die te winnen” (2006). Buffett staat aan de kant van Obama, voor wie zou vergeten aan welke kant de aantredende Amerikaanse president staat.
Hoe komt het toch dat de term taboe is terwijl het om een dagelijkse realiteit gaat? Het intrigeert Ruffin – en hem niet alleen. Buffett heeft gelijk als hij stelt dat zijn klasse aan de winnende hand is. De gegevens van het IMF, de Wereldbank en de EU-Commissie zijn eensluidend: de voorbije 25 jaar is het aandeel van inkomsten uit arbeid sterk achteruit gegaan ten voordele van de kapitaalbezitters. Volgens Ruffin verrijken die laatste zich onder meer door de jongere generaties werknemers in precaire arbeidssituaties te plaatsen – met de volle medewerking van de nationale en internationale (EU bijv.) overheden.
Nochtans komt dit essentiële gegeven in de politiek en in de media niet of zeer zelden aan bod, stelt Ruffin vast. De PS zwijgt erover in alle talen. Volgens Ruffin heeft dat te maken met de samenstelling van die PS, een partij van ambtenaren en leerkrachten. Nog amper vijf procent van de leden van de PS zijn arbeiders, bijna 60 % is in overheidsdienst. Problemen als precaire arbeid en verhuis van bedrijven raakt die partijbasis niet, het laat haar koud. Het zijn vooral de arbeiders die de schokken van de globalisering ondergaan, niet de basis van de PS.
De partijleiding is een weerspiegeling van die basis, zijzelf heeft weinig met de wereld van de arbeid te maken. Haar kopstukken zitten aan de leidingen van kapitalistische instellingen, zoals Dominique Strauss-Kahn die hoofd is van het IMF.
De leegheid van het sociaaldemocratisch programma heeft daar alles mee te maken, oordeelt Ruffin. Hij verwijst graag naar Jaurès die bij de origine van de socialistische beweging, begin van de 20ste eeuw, socialisme en humanisme verenigde, aldus Ruffin. Hoe dan ook, luidt zijn stelling, de PS zou misschien minder hol klinken als ze terug naar de essentie gaat, de klassentegenstellingen binnen de maatschappij.
(Uitpers, nr 104, 10de jg., december 2008)