De Iraanse president Mahmoed Ahmadinejad blijft zich in het nieuws werken. Als het niet is met uitlatingen over het Iraanse kernprogramma, dan met een Holocaust-conferentie in Teheran of, in januari met een reis naar Latijns-Amerika, waar hij onder meer de Venezolaanse president Hugo Chávez ontmoette. Maar ondanks al zijn bravoure taant de populariteit van de president in Iran. Oorzaak: de economie en de oorlogsdreiging.
Het was een teken aan de wand dat Ahmadinejad, die in juni 2005 tot president werd verkozen, de duimen moest leggen bij verkiezingen van 15 december 2006 voor de gemeenteraden en voor de Raad van Experts. Daarin werden zijn aanhangers verslagen door gematigde conservatieven en reformisten.
Dat was een trendbreuk, want sedert 2003 ging het de harde conservatieven voor de wind: ze wonnen toen de gemeenteraadsverkiezingen. In 2004 heroverden ze het parlement op de hervormers van president Mohammed Khatami. En in 2005 moest deze laatste plaats ruimen voor Ahmadinejad.
De achteruitgang van de gematigde conservatieven en van de hervormers was voor een deel te wijten aan de teleurstelling van de Iraniërs over het bewind van Khatami, die de in hem gestelde verwachtingen in zijn twee ambtstermijnen als president niet kon waarmaken.
Verder trok Ahmadinejad – zoals destijds ook ayatollah Khomeini, die in 1979 in een islamitische revolutie het bewind van de sjah omver gooide – de kaart van de armen. Hij zou zorgen voor een rechtvaardiger verdeling van de rijkdommen. En met de sedert 2004 contant stijgende olieprijzen was er inderdaad een en ander te verdelen.
Maar dat is nog altijd niet gebeurd, zoals overigens te verwachten viel.(1) En dat heeft Ahmadinejad in december heel wat stemmen gekost. Erger nog, de werkloosheid neemt nog toe ondanks het petroleummanna. Bovendien heeft Iran, als gevolg van de toevloed van oliedollars, af te rekenen met een inflatie van officieel een kleine 13%, maar volgens deskundigen van zeker 20%. Volgens de Iraanse groot-ayatollah Hossein Ali Montazeri (die eerst tot opvolger van Khomeini was aangeduid, maar nog voor diens dood ten voordele van de huidige opperste geestelijke leider Khamenei aan de kant werd geschoven) lopen op bepaalde domeinen, zoals die van de huurprijzen, de prijsstijgingen op tot 50%. Ook lijken de in december onder resolutie 1737 door de Veiligheidsraad tegen Iran genomen sancties omwille van zijn uraniumverrijkingprogramma, hoe licht ze er ook uitzien, voor problemen te zorgen. Zo voeren de Iraanse banken geen betalingen in dollar naar het buitenland meer uit als gevolg van de sancties.
Vele geestelijken en parlementsleden voelen zich ook niet erg gelukkig met de agressieve houding van Ahmadinejad tegenover het Westen, op het moment dat de Amerikaans-Israëlische oorlogsdreiging reëel dreigt te worden. Israëlische aanvalsplannen zijn uitgelekt in de wereldpers en de Amerikanen versterken niet alleen hun troepen in Irak, maar stuurden ook bijkomende oorlogsbodems en onderzeeërs naar de Perzische Golf. Zo wordt de omsingeling van Iran te land (via Irak en Afghanistan) en via de zee nog versterkt.
De Iraniërs zijn nog lang niet de acht jaar durende oorlog met Irak, van 1980 tot 1988, vergeten, die aan honderdduizenden Iraniërs het leven koste en die tot de verwoesting van een groot deel van de Iraanse infrastructuur (wegen, industrie, oliefaciliteiten enz.) leidde. Niet velen willen een herhaling van die gruwel. Groot-ayatollah Montazeri wees er op dat de Verenigde Staten nu eenmaal over belangrijke militaire middelen beschikken zodat het beter is Washington niet te provoceren. “De extremisten dienen de belangen van het volk niet”, zei hij.
Met deze mening staat hij niet alleen. Ook de pers en ook vele parlementsleden komen op tegen de agressieve houding van Ahmadinejad. De krant Jomhouri Eslami schreef zonder omwegen dat de president beter zijn mond zou houden over het nucleaire dossier om de vijanden van Iran geen voorwendsel te geven voor een aanval. In het parlement hebben al 50 afgevaardigden een motie tegen Ahmadinejad getekend. Het gematigde parlementslid Akbar Alami betreurde de verslechtering van het imago van Iran in de wereld. Een verslechtering die hij weet aan de internationale negationnistische conferentie die in Teheran werd georganiseerd over de holocaust. Ahmadinejad ontkent het bestaan daarvan.
(Uitpers, nr. 83, 8ste jg., februari 2007)
(1) Zie hiervoor: Paul Vanden Bavière, Iraanse armen moeten niet te veel verwachten, Uitpers, nr. 66, juli-augustus 2005.