De Amerikaanse inlichtingsdiensten hebben een lelijke pad gezet in de korf van president George W. Bush. Op 3 december verklaarden ze dat Iran in 2003 stopte met zijn project voor een kernbom. Waarmee elk excuus wegvalt voor een grootscheepse aanval en voor nieuwe sancties. Maar, zeker voor dit laatste, ziet het Westen het niet zo. Iran is nu eenmaal een vijand terwijl het land dat wel atoomwapens heeft, Israël, een vriend is en dus ongestoord zijn gang mag gaan.
Deze keer hebben de inlichtingendiensten zich niet laten misbruiken, zoals in de aanloop naar de oorlog tegen Irak in 2003. De kordate beweringen van de CIA & co. dat Saddam Hoessein naarstig aan een bom aan het werken was, droegen bij tot een klimaat dat oorlog aanvaardbaar moest maken – alhoewel over de hele wereld samen honderden miljoenen mensen op straat kwamen tegen een invasie van Irak. Eens Irak veroverd, bleek dat Saddam Hoessein al jaar en dag de waarheid had gesproken toen hij telkens weer herhaalde dat Irak geen massavernietigingswapens meer had.
Ook het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie (IAEA) had dat al jaar en dag moeten weten. De jarenlange inspecties, tot bijna in de slaapkamer van Saddam Hoessein, hadden niets bezwarends opgeleverd. Maar onder westerse druk weigerde het IAEA Irak vrij te pleiten. Zowel het IAEA als de Amerikaanse veiligheidsdiensten hebben blijkbaar hun les geleerd, hun conclusies getrokken uit de enorme ellende die ze mee hielpen veroorzaken. Dit keer weigeren ze leugens te verspreiden, ondanks de zware politieke druk.
Voor Bush betekende het rapport van zijn gezamenlijke veiligheidsdiensten niet dat hij zijn politiek voor een “Groot Midden-Oosten”, waaronder de hele regio onder het mom van “democratisering” onder westerse controle zou komen, opgeeft. Hij repliceerde onmiddellijk dat “Iran gevaarlijk was, gevaarlijk is en gevaarlijk zal blijven”. Dit omdat Iran volgens hem de kennis heeft om een atoomwapen te maken. Datzelfde argument werd al eerder ingeroepen tegen Irak. Maar daarover is het IAEA lang niet zo zeker. Volgens het agentschap overdrijft Iran nogal wat in wat het zegt over de mogelijkheden van zijn atoomtechnologie.
Bush spitste zich, bij ontstentenis van een kernbom, toe op het Iraanse uraniumverrijkingprogramma, dat onder de regels van het IAEA volkomen wettig is. Want met dat uranium zou Iran eventueel later wel een bom kunnen produceren. De Amerikaanse president juichte het dan ook toe dat Rusland inmiddels liet weten dat het brandstof gaat leveren voor het opstarten van de kernreactor, die het in het Iraanse Bushehr bouwde. Reden te meer om zelf geen verrijkt uranium aan te maken als Iran dit van elders kan krijgen, aldus Bush.
Grote ontsteltenis was er vooral in Israël, een radicale voorstander van militaire acties tegen Iran. De opperbevelhebber van het Israëlische leger, generaal Gabi Asjkenazi, zette zijn westerse bondgenoten onmiddellijk aan voort te gaan met hun strijd tegen de nuclearisering van Iran. Hij dreigde er zelfs mee dat Israël op eigen houtje bombardementen zou kunnen gaan uitvoeren in Iran om te verhinderen dat het een kernmogendheid zou worden.
Maar het is vooral de Franse president Nicolas Sarkozy die hard aan de kar trekt. Niet voor niets is hij een grote bondgenoot van de VS – onder hem zou Frankrijk zich nooit tegen de inval in Irak verzet hebben – en van Israël. Over de atoomwapens van Israël – naar schatting 200 bommen – zwijgt hij in alle talen. Hij meent, in het Israëlische kielzog, dat een oorlog met Iran nog altijd tot de mogelijkheden behoort. En hij was er dan ook direct bij om aan te dringen dat de groep van zes grote mogendheden, die zich met het Iraans kerndossier bezig houden, te weten de vijf permanente leden van de Veiligheidsraad (China, Frankrijk, Groot-Brittannië, Rusland en de Verenigde Staten) plus Duitsland, voort zouden werken aan de uitbreiding van de sancties tegen Iran.
Sarkozy is zich, met een grotere hardnekkigheid dan Bush, gaan buigen over het rapport van de Amerikaanse inlichtingendiensten. En meent daarin aanwijzingen te vinden dat Iran het non-proliferatieverdrag heeft geschonden. Het bewijst volgens hem ook dat Iran vóór 2003 wel aan een kernwapen werkte. Een ander argument put hij uit de verklaring dat volgens de veiligheidsdiensten Iran halfweg 2007 dat programma nog niet had heropgestart, maar dat Iran, als het voort blijft werken aan het verrijken van uranium het wel tussen 2010 en 2015 een kernwapens zou kunnen fabriceren.
De vraag is dan echter welke bewijzen voor het bestaan van het stopgezette militaire kernwapen programma er zijn. Sarkozy drong er bij de Amerikanen op aan die bewijzen over te maken aan het IAEA zodat het formeel een schending van het non-proliferatieverdrag zou kunnen vaststellen. Washington staat er zeer weigerachtig tegenover die bewijzen op tafel te leggen. Dat zou zijn informanten in gevaar kunnen brengen, zeker als het IAEA er zou op staan hun informatie na te trekken. Voorlopig is dit een dood spoor.
Wel gaat de diplomatieke actie voort. In het kader van de groep van zes werd op 11 december een voorstel van resolutie met nieuwe sancties opgesteld om Iran te dwingen zijn uraniumverrijkingprogramma stop te zetten. Maar op 20 december moest de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Condoleezza Rice vaststellen er “tactische meningsverschillen” bestaan onder de zes. Rusland en China staan immers weigerachtig tegenover nieuwe sancties. Beide landen hebben immers grote belangen in Iran en voelen zich in hun verzet gesteund door het rapport van de Amerikaanse inlichtingsdiensten. Wellicht komt ook het diplomatieke offensief op een dood spoor.
Dan rest er enkel nog geweld als mogelijkheid. Voorstanders daarvan zijn er genoeg. Onder hen Israël en Frankrijk. En volgens sommige waarnemers ook president Bush, die in het laatste jaar van zijn mandaat nog zou willen toeslaan. Maar als dat geen eclatant succes wordt, zonder Amerikaanse verliezen, zou dat een dodelijke slag worden voor de Republikeinse partij in de presidents- en Congresverkiezingen van volgend jaar november. Het zou ook een doodsteek kunnen worden voor “de plaats in de geschiedenis” van Bush, die nu al de minst populaire Amerikaanse president aller tijden is, zeker nu ook zijn met veel poeha op gang gebrachte vredesoverleg voor het Midden-Oosten een doodgeboren kind lijkt. De Palestijnse staat, waarvan hij hoopt tegen het einde van zijn mandaat zijn groot succes op buitenlands politiek vlak te kunnen maken, is verder af dan ooit door de onwil van de Israëlische premier Ehud Olmert. Maar in een verkiezingsjaar kunnen de Republikeinen noch de Democraten, mochten ze dat al willen, Israël niet tegen de haren in strijken en het tot enige ernst in zijn daden en onderhandelingen aansporen.
(Uitpers, nr. 93, 9de jg., januari 2008)