Wat niet gemakkelijk gebeurt in de Arabische wereld, is dan toch gebeurd. Een zetelende eerste minister werd verslagen in verkiezingen, die volgens de speciale vertegenwoordiger van de Verenigde Naties in Irak vrij eerlijk zijn verlopen. Wat niet betekent dat de Irakezen, na een democratische machtswisseling, een mooie toekomst tegemoet gaan. Er staat hen gegarandeerd nog veel ellende te wachten.
Volgens de op 26 maart door de Iraakse “Hoge Onafhankelijke Verkiezingsraad” bekendgemaakte uitslag van de parlementsverkiezingen van 7 maart, moest eerste minister Nuri al-Maliki met zijn Rechtsstaatcoalitie met 89 van de 325 parlementszetel net de duimen leggen voor de Irak-coalitie van oud-interim-premier Ayad Allawi, die op 93 zetels kwam. De Iraakse Nationale Aliantie, bestaande uit onder meer uit de Hoge Islamitische Raad in Irak van Ammar al-Hakim en de aanhangers van Moqtada al-Sadr, de leider van het Leger van de Mahdi, dat tot in 2008 de plek zwaaide in grote delen van Irak, behaalde 70 zetels. Kurdistania, de coalitie van de twee grote Koerdische partijen – de Democratische Partij van Koerdistan en de Patriottische Unie van Koerdistan (van de Iraakse president Talal Jalabani) – sleepte 43 zetels in de wacht.
Zoals het de overwinnaar toekomt begon Allawi al direct met pogingen om een regering te vormen. Daarvoor heeft hij 30 dagen de tijd. Het zal alvast niet simpel zijn om een meerderheid van ten minste 163 parlementszetels te vinden. Op Maliki moet hij alvast niet rekenen voor het vinden van een ruime meerderheid, want de uittredende premier slikt zijn nederlaag niet en verwerpt de uitslag. Nochtans had de Verkiezingsraad zijn eerdere verzoek, toen zijn nederlaag in zicht kwam, om een hertelling afgewezen. Ook de VN vinden die niet nodig daar alles vrij goed is verlopen.
Verwacht wordt dat Maliki, die ook soms de “sjiitische Saddam” wordt genoemd wegens zijn autoritair optreden, juridische procedures zal opstarten om de uitslag ongeldig te laten verklaren. In afwachting heeft hij alvast zijn aanhangers gemobiliseerd om op straat hun ongenoegen te laten blijken. Ook wordt gevreesd dat Maliki eventueel zelfs zou proberen een staatsgreep te plegen. Wat niet eenvoudig is zonder de steun van de Koerdische milities, van de Badr-brigades van de Hoge Islamitische Raad en van de soennieten die in het leger werden opgenomen. Om dat nog te zwijgen van het “Leger van de Mahdi” van Moqtada al-Sadr, dat zeker op wraak belust is omdat Maliki het in 2008 buiten spel wist te zetten en al-Sadr dwong zijn toevlucht te zoeken in Iran.
Die actie tegen al-Sadr en andere milities leidde tot een gevoelige vermindering van het geweld – de minimale dodentol van burgers daalde van 9.217 in 2008 tot 4.644 in 2009 (nog altijd gemiddeld 12 per dag) – en joeg de populariteit van Maliki de hoogte in. Daarom kwam Maliki in de provinciale verkiezingen van 2009 als eerste uit de bus. Maar inmiddels is het geweld sedert begin dit jaar weer ernstig toegenomen, wat het prestige van Maliki, die zich voortdurend beriep op zijn successen tegen het geweld, geen goed deed.
Ook heeft Maliki er tijdens zijn vierjarige ambtstermijn er bijna niets van gebakken. De nutsvoorzieningen (elektriciteit, drinkbaar water…) zijn zeven jaar na de Amerikaanse bezetting nog altijd niet hersteld. Met het onderwijs en de gezondheidszorg is het eveneens slecht gesteld. En zowat de helft van de Irakezen zit zonder werk, terwijl de corruptie nog altijd hoge toppen scheert en het beschikbare geld met miljoenen dollar tegelijk verdwijnt. De belangrijke politieke problemen zoals de afbakening van de Koerdische autonome zone, onder meer door een grondwettelijk voorzien referendum over de oliestad Kirkoek, en de verdeling van de olie-inkomsten, blijven nog steeds onopgelost. Het referendum over Kirkoek wordt telkens opnieuw verdaagd. Het vinden van een minimumconsensus tussen de drie grote groepen in Irak – de sjiitische Arabieren, de soennitische Arabieren en de Koerden – om een leefbaar Irak te scheppen is nog geen centimeter opgeschoten.
Ten slotte joeg Maliki de soennieten, die enkele jaren geleden met de Amerikanen begonnen samen te werken tegen Al-Qaida, in het harnas omdat hij ruim 500 soennitische kandidaten uitsloot van deelname aan de verkiezingen op grond van het feit dat ze ooit lid waren geweest van de Baath-partij van Saddam Hoessein. Eerder al had hij geweigerd de soennitische milities, die aanvankelijk door de Amerikanen werden betaald voor hun strijd tegen Al-Qaida, op te nemen in het Iraakse leger zoals was beloofd. Een poging om de brokken te lijmen door, net voor de verkiezingen alsnog voor te stellen 10.000 van hen tot de strijdkrachten toe te laten, kwam te laat. Met als gevolg dat de soennieten in groten getale op de Irak-coalitie stemden omdat die ook, in tegenstelling tot Maliki’s Rechtsstaatcoalitie, bekend staat als niet-sektarisch (dus niet anti-soennitisch) en nationalistisch (lees: minder op Iran gericht).
Alhoewel Koerden, soennitische en vele sjiitische Arabieren nogal wat grieven hebben tegen Maliki, betekent dat nog niet dat zijn rol is uitgespeeld, ook als hij geen gewelddadige greep naar de macht doet. De grote coalities die het gros van de parlementszetels binnen haalden, zijn niet erg stabiel. Ze bevatten verschillende aantal partijen, die soms tegennatuurlijk van aard zijn. Zo bv. bevat de Iraakse Nationale Alliantie niet alleen Moqtada al-Sadr, die een uitgesproken Iraaks nationalist is, maar ook het Iraaks Nationaal Congres van Ahmed Chalabi, een dubieuze opportunist die lange tijd dé man van de Amerikanen was – hij bezorgde hen jaren lang valse informatie over de onbestaande massavernietigingwapens van Saddam Hoessein – maar dan ruzie met hen kreeg toen ze hem ervan verdachten voor Iran te werken. Met andere woorden elke coalitie kan op om het even welk moment uiteenvallen of partijen er uit kunnen zich bij de vroegere rivalen aansluiten als ze daardoor geld en macht kunnen krijgen. Als Maliki niet in zijn formatieopdracht slaagt kan Maliki een nieuwe kans krijgen.
Alles samen blijven in Irak alle ingrediënten voor een nieuwe burgeroorlog aanwezig. Welke regering er ook uit de bus komt, ze zal er rekening mee moeten houden dat het Iraakse leger feitelijk uit rivaliserende milities bestaat. En ze zal niet meer op de bescherming van Amerikaanse troepen kunnen rekenen want onder het terugtrekkingsplan van president Obama moeten alle gevechtstroepen eind augustus het land verlaten hebben. En tegen eind 2011 de rest van de troepen. Het is geen geheim dat vele groepen in Irak op het verdwijnen van de gevechtstroepen zitten te wachten om zich weer op gewelddadige wijze te affirmeren. Kort gezegd, de directe toekomst van Irak ziet er, bij gebrek aan echte staatsmannen die een echte consensus zouden kunnen uitwerken, somber uit,
(Uitpers nr. 119, 11de jg., april 2010)