Sinds de oorlog in Irak zijn er naar schatting ongeveer twee miljoen Irakezen het land uitgevlucht. Deze vluchtelingen hebben zich hoofdzakelijk gevestigd in Jordanië, Egypte, Libanon, Syrië en Turkije. Nog eens bijna twee miljoen Irakezen zijn gevlucht naar veiligere oorden binnen Irak zelf. 730 000 van deze IDP’s (Internally Displaced Persons) zijn gevlucht sinds februari 2006.(1) Dit wijst erop dat het geweld in Irak alleen maar toeneemt. Volgens Refugees International is op dit moment de vlucht uit Irak de snelst groeiende vluchtelingencrisis in de wereld. De VN schat het aantal vluchtelingen per dag op 3000.(2)
In Jordanië verblijven volgens officiële cijfers van de Verenigde Naties ongeveer 700.000 Irakese vluchtelingen, officieuze schattingen spreken over meer dan één miljoen vluchtelingen. Dit is een niet te onderschatten aantal, gezien men weet dat Jordanië slechts 5,5 miljoen inwoners kent. Nochtans is deze vluchtelingenstroom geen nieuw gegeven. Volgens Geraldine Chatelard, doctor aan de EHESS (École des Hautes Études en Sciences Sociales), was Jordanië tussen 1991 en 2003 al een toevluchtsoord voor ongeveer één miljoen Irakezen.(3) De reden hiervoor was vooral economisch van aard, waardoor veel Irakezen niet als vluchtelingen werden beschouwd. Na de tweede Golfoorlog ging het regime van de voormalige dictator Saddam Hoessein gebukt onder hevige internationale economische sancties. Vele Irakezen zochten daarom hun heil in het buitenland. Jordanië was hiervoor de ideale uitvalsbasis omdat de grens met Irak niet afgesloten werd. Dit terwijl de Syrische en Iraanse grenzen met Irak in de jaren 1990 wel gesloten werden.
Het open blijven van de Jordaanse grens heeft zijn historische redenen. Door de eerste golfoorlog tussen Iran en Irak werd de enige Irakese haven, Umm Qasr, onbruikbaar voor de import van goederen die noodzakelijk waren voor de bevoorrading van het leger en de bevolking.(4) De Jordaanse haven Al ‘Aqaba, gelegen aan de Rode Zee, werd op die manier het belangrijkste economische knooppunt voor de Irakese import van goederen. Door de jaren heen ontstond er een hechte handelsrelatie tussen de Jordaanse handelaars en de Irakese soennitische Baath-partij. Ten tijde van het internationale regime van sancties in de jaren 1990 werd deze handelsrelatie in stand gehouden en zelfs versterkt. De Amerikanen lieten dit oogluikend toe, omdat vele van deze Jordaanse handelaars goede relaties hadden met het Jordaanse Koningshuis. De VS wou dan ook haar bevoorrechte relatie met de Jordaanse overheid niet op het spel zetten omdat Jordanië een belangrijke stabiliteitsfactor vormde in de al explosieve regio. Niettemin ontvlucht het grootste deel van de Irakese vluchtelingen sinds 2003 het land niet langer omwille van economische redenen, maar omwille van politieke en veiligheidsredenen.
Geen officiële erkenning als vluchteling
Het grootste probleem betreffende de Irakese vluchtelingen is dat de ontvangende buurlanden, waaronder Jordanië, de aanwezigheid en de specifieke noden van deze vluchtelingen grotendeels negeren. Jordanië nam geen deel aan de VN-vluchtelingenconventie van 1951 noch aan het aanvullende protocol van 1967.(5) De overheid heeft bovendien nooit een officiële binnenlandse vluchtelingenwet of een procedure omtrent asielaanvragen uitgewerkt. De Jordaanse overheid behandelt de vluchtelingen als tijdelijke bezoekers en in het slechtste geval zelfs als illegale immigranten.(6) Irakese vluchtelingen die echter $150,000 op bankrekeningen in Amman zetten, krijgen onmiddellijk burgerschap. Maar de meerderheid komt in de illegaliteit terecht doordat hun reisdocumenten en visa verstrijken.
Na de door de Amerikanen geleide invasie van Irak verstrekte de Jordaanse overheid de vluchtelingen een visum van dertig dagen. Dit hadden de autoriteiten eveneens gedaan met de economische migranten ten tijde van het regime van Saddam Hoessein. Net als toen keek de overheid de andere kant op toen de visums verstreken en liet ze de aanwezigheid van gevluchte Irakezen oogluikend toe. Dit had tot gevolg dat al gauw een enorm aantal Irakezen illegaal in het land verbleef zonder enige vorm van papieren.
Toch moet worden vermeld dat de Noorse NGO, FAFO, in opdracht van de Jordaanse overheid, is begonnen met een onderzoek naar Irakese vluchtelingen in Jordanië. De doelstelling van dit onderzoek is tweeërlei. Enerzijds wil men tot een degelijke en betrouwbare schatting komen van het aantal Irakese vluchtelingen op Jordaanse bodem en wil men hun geografische verspreiding in kaart brengen. Anderzijds wil men peilen naar de levensomstandigheden en de noden van deze bevolkingsgroep. Het veldwerk voor dit onderzoek vindt plaats in april en mei 2007 en men verwacht de eerste resultaten komende zomer. Volgens FAFO en de Jordaanse overheid is het wel degelijk de bedoeling dat deze resultaten worden gebruikt om het beleid van de Jordaanse overheid naar Irakese vluchtelingen toe adequaat aan te passen. De Jordaanse overheid zal dit onderzoek ook willen gebruiken om aan te tonen hoezeer de Irakese vluchtelingen een last vormen voor de Jordaanse samenleving met als doel hulp te verkrijgen bij de internationale gemeenschap.(7)
UNHCR en de Irakese vluchtelingen
De United Nations High Commission for Refugees (UNHCR) stelde, bij het begin van de invasie in Irak in 2003, een Tijdelijk Protectie Regime (TPR) in werking. Dit is een praktisch institutioneel instrument met de bedoeling een internationaal legaal regime te creëren voor vluchtelingen in die landen die te maken krijgen met een plotselinge massale toevloed van buitenlandse vluchtelingen.(8) Op die manier is het mogelijk elke vluchteling individueel een tijdelijke legale verblijfsreden te geven in afwachting van hun individuele asielaanvraag. De TPR verwerkt deze asielaanvragen echter niet zelf maar voorziet elke vluchteling van een voorlopige asielzoekerkaart.(9) Deze geeft de vluchtelingen geen wettelijke erkenning als politiek vluchteling, noch het recht op een definitieve verblijfsvergunning maar enkel een tijdelijke bescherming tegen een eventuele uitwijzing.
Ondanks alles is de UNHCR er niet in geslaagd de meerderheid van de Irakese vluchtelingen van legale bescherming te voorzien. Tegen eind 2006 waren er slechts 17.000 vluchtelingen geregistreerd en voorzien van asielzoekerkaarten. Van die 17.000 kreeg tot nu toe slechts een kleine duizend de officiële status van ‘vluchteling’. Een bijkomend nadeel was dat de Jordaanse autoriteiten weigeren de asielzoekerkaarten te erkennen. Van bescherming is er in de praktijk dus weinig sprake en de Irakese vluchtelingen moeten leven met de wetenschap dat ze elk moment terug het land uitgezet kunnen worden.
De verschillende groepen Irakese vluchtelingen
Verschillende groepen Irakezen worden geconfronteerd met verschillende problemen, die op zich weer verschillende effecten teweeg brengen. Zowel rijke als armere Irakezen zijn Jordanië binnengevlucht. Deze verschillende groepen Irakezen zijn niet alleen verdeeld volgens sociaal-economische breuklijnen. Ook religieuze breuklijnen beïnvloeden sterk het dagelijkse leven van Irakese vluchtelingen in Jordanië.
De rijke Irakezen en voormalige Baath-leden die naar Jordanië gevlucht zijn, hebben een nefast effect op de Jordaanse markt, in die zin dat hun economische inbreng gezorgd heeft voor enorme prijsstijgingen in de vastgoedsector en andere economische sectoren.(10) Voor veel Jordaniërs zijn huizen onbetaalbaar geworden in het centrum van Amman. In sommige wijken kosten huizen nu drie keer meer dan in het begin van 2006. De prijzen van levensmiddelen en veel diensten zijn ook fors gestegen. Doordat deze kleine maar welgestelde groep Irakezen is neergestreken in Amman, waar ze luxueuze huizen en appartementen betrekken, is bij veel Jordaniërs het idee ontstaan dat deze groep representatief is voor alle Irakezen in het land. Veel Jordaniërs zien Irakezen als Ghuraba (vreemdelingen). Dit verklaart de soms negatieve houding die er leeft bij Jordaniërs tegenover Irakezen en het maar beperkte begrip voor hun situatie. Zeker na de zogenaamde ‘hotel bombings’ van november 2005 in Amman, die werden uitgevoerd door Irakezen en aan 57 mensen het leven kostten, is de stemming omgeslagen. Veel Irakezen vinden nochtans dat Jordanië de morele plicht heeft om de vluchtelingen binnen te laten, alleen al omdat er ooit een enorme economische stroom was van gratis olie, die aan de Jordaniërs werd gegeven door Saddam.
De beperkte groep rijke Irakezen trekken echter vooral de aandacht weg van de Irakezen die een veel bescheidener leven leiden in de marge. Een deel van hen weet nog steeds te overleven op hun spaargeld of met het geld dat ze kregen door de verkoop van hun huis en bezittingen, maar op deze middelen staat uiteraard een limiet. Het leven in de illegaliteit en de onmogelijkheid voor vele armere Irakese vluchtelingen om aan een wettelijke werkvergunning te geraken, leidt ertoe dat velen afhankelijk worden van familieleden in het buitenland die geld kunnen opsturen. Anderen komen terecht in de informele sector waar ze weinig of geen bescherming genieten. Discriminatie en uitbuiting van de Irakese werkkrachten is dan ook schering en inslag geworden. Ze krijgen een veel lager loon uitbetaald in vergelijking met de Jordaanse arbeidskrachten of Egyptische loonarbeiders die hetzelfde werk doen in de bouwsector of horeca en van enige werkzekerheid is er nauwelijks sprake.
Moeilijke integratie van Irakezen
Het valt natuurlijk niet te ontkennen dat Jordanië een land is met beperkte middelen en deze last moeilijk alleen kan dragen. Daarbij komt nog dat Jordanië al zoveel Palestijnse vluchtelingen heeft opgenomen in het verleden. Jordanië wil niet opnieuw het risico lopen om vluchtelingen tijdelijk toe te laten die uiteindelijk, door factoren die ze niet altijd zelf in de hand hebben, tientallen jaren blijven zonder directe hoop op terugkeer. Jordanië creëert via een semi-protectionistisch kader, waarin ze Irakese vluchtelingen toelaat maar geen rechtszekerheid schept(11), vooral een situatie van onduidelijkheid en onzekerheid. De gevolgen hiervan voor de dagelijkse leefsituatie van Irakese vluchtelingen komen aan de oppervlakte doorheen de interviews die we deden eind maart en april 2007 in Amman.
Hoewel de groep van Irakese vluchtelingen bezwaarlijk als een homogene groep kan beschouwd worden, is het toch mogelijk om een lijn te trekken in hun ervaringen en beleving van het leven in Amman. De meesten onder hen zijn bijvoorbeeld wel geregistreerd bij UNHCR, of staan op een wachtlijst om officieel geregistreerd te worden, maar tegelijkertijd verwachten de meeste Irakezen eigenlijk geen hulp van UNHCR. Ze laten zich tegen beter weten in registeren, in de hoop dat zij een van de weinigen zullen zijn die toch een kans zullen krijgen op hervestiging. Sommigen komen er zelfs openlijk voor uit dat ze zich niet willen laten registreren, omdat ze niet meer geloven in de internationale gemeenschap.(12) Slechts weinigen volgen daarom ook het nieuws over de houding van de internationale gemeenschap tegenover de Irakese vluchtelingencrisis. Bij de armere vluchtelingen wist bijvoorbeeld bijna niemand dat er op 17-18 april een VN conferentie in Genève plaatsvond over de Irakese vluchtelingencrisis. Onder de studenten was ongeveer de helft van de geïnterviewden hiervan op de hoogte.
Een tweede verhaal dat steeds terugkomt is dat het de laatste maanden veel moeilijker geworden is voor Irakezen om de grens met Jordanië over te steken. Daar waar het tot een klein jaar geleden nog relatief makkelijk ging, wordt er nu erg streng gecontroleerd door de Jordaanse overheid. Eén ooggetuige maakte bijvoorbeeld melding van het feit dat tegenwoordig alle Irakese mannen onder 35 jaar oud, systematisch aan de grens worden tegengehouden en terug naar Irak gestuurd.(13) De huidige situatie laat voor vele vluchtelingen niet toe om achtergebleven familieleden te laten overkomen, wat in sommige gevallen dramatische gevolgen heeft.
Een laatste trend die men bij alle verschillende groepen Irakese vluchtelingen kan waarnemen is dat ze eigenlijk niks van elkaar afweten. Niemand kijkt verder dan zijn eigen directe omgeving, die vaak beperkt is tot enkele andere Irakese vluchtelingen. Zelden wordt het sociaal netwerk uitgebreid tot Jordaniërs; zeker in het geval van de armste vluchtelingen. Dit heeft verschillende redenen. De armste Irakezen zijn vooral bang dat de overheid hen op het spoor zou komen en hen het land uitzet, aangezien ze niet over geldige verblijfsvergunningen beschikken. Voor de minder armen speelt dit argument minder een rol. Het is echter wel zo dat het zo goed als onmogelijk is voor Irakese vluchtelingen om zich te verenigen. De Jordaanse overheid verbiedt Irakese verenigingen, omdat ze vrezen dat dergelijke verenigingen vooral gebaseerd zouden zijn op ethno-religieuze achtergronden, en dus aanleiding zouden kunnen geven tot een spill-over van sektarisch geweld.
De diversiteit van de Irakese vluchtelingen op socio-economisch gebied en hun grote aantal weerspiegelt zich ook in het feit dat zij zich verspreid hebben over de gehele stad Amman, zowel in de armere als rijkere buurten, en dus ook binnen de Palestijnse vluchtelingenkampen. Dit geldt vooral voor al-Wihdat Camp en Jabal Al-Hussein Camp die sinds hun oprichting (respectievelijk 1955 en 1952) deel zijn gaan uitmaken van de stad en geen duidelijk afgebakende grenzen meer hebben. Irakese vluchtelingen gaan er voornamelijk wonen omdat de huurprijzen er lager liggen dan in veel andere delen van de stad. Deze huizen worden aan hen verhuurd door Palestijnen die zelf buiten het kamp zijn gaan wonen maar er nog steeds een huis hebben, ofwel door Palestijnen die meerdere huizen wisten te bekomen en één of meerdere ervan verhuren aan nieuwkomers in het kamp.(14)
Conclusie
De houding van de Jordaanse overheid tegenover de Irakezen is op zijn minst dubbelzinnig te noemen, zeker daar waar het de groep superrijke Irakezen betreft. Langs de ene kant betekende het kapitaal dat deze ‘vluchtelingen’ met zich meebrachten een boost voor de Jordaanse economie, langs de andere kant echter bleken deze Irakezen niet echt geneigd om te investeren in projecten die de Jordaanse bevolking ten goede kwamen. Ook de houding van de overheid ten aanzien van de minder rijke en arme Irakezen is ergens dubbelzinnig. Officieel zijn ze nog steeds ‘gasten’, maar dan wel gasten die al een tijdje niet echt meer welkom zijn.
De houding van de internationale gemeenschap getuigde lange tijd van weinig interesse voor de Irakese vluchtelingencrisis. Slechts de laatste weken en maanden kwam er sporadisch bericht over de omvang van de problemen. Een van de beste bewijzen van het falen van de internationale gemeenschap om de ernst van de situatie te onderkennen is de VN conferentie die op 17 en 18 april jongstleden in Genève werd gehouden. De bedoeling van deze conferentie was de vluchtelingencrisis op de internationale agenda te plaatsen. Men kan zich hierbij echter afvragen waarom het zolang geduurd heeft eer de VN besloten om een conferentie te organiseren over een problematiek die intussen al enkele jaren aansleept en waarom er zo weinig concreets uitkwam.
(Uitpers, nr 87, 8ste jg., juni 2007)
Sven Heyndrickx, Kim Devos en Pascal Debruyne zijn studenten van de Master Conflict & Development aan de vakgroep Derde Wereldstudies van de Ugent. Een groot deel van dit artikel is gebaseerd op het onderzoek dat deze studenten deden in Amman in Jordanië. Koenraad Bogaert is doctoraal onderzoeker van MENARG (Middle East and North African Research Group) binnen de vakgroep Studie van de Derde Wereld.
Voetnoten
(1) Refugees International,
http://www.refintl.org/content/article/detail/9956/(2) Voice of America,
http://www.voanews.com/english/archive/2007-02/2007-02-15-voa30.cfm?CFID=61524937&CFTOKEN=48078188(3) Lezing gegeven op 29 maart 2007 In ACOR (American Center for Oriental Studies) in Amman.
(4) Pete Moore, Iraq’s war economy: no easy way out. maart 2007, niet gepubliceerd manuscript.
(5) Human Rights Watch, “The silent treatment.” Fleeing Iraq, surviving in Jordan, vol.18, n°10, November 2006.
(6) Ibid.
(7) Gesprek met Kristin Dalen van FAFO op 19 april 2007 in Amman, door Kim Devos
(8)
UNHCR Tool Boxes on EU Asylum Matters: Tool Box 2: The Instruments. http://www.unhcr.org/publ/PUBL/406a8c432.pdf(9) Human Rights Watch, “The silent treatment.” Fleeing Iraq, surviving in Jordan, vol.18, n°10, November 2006.
(10)
http://www.csmonitor.com/2006/1129/p04s01-woiq.htm(11) Geraldine Chatelard, Jordan as a transit country: semi protectionist immigration policies and their effects on Iraqi forced migrants. Third Mediterranian Social and Political Research Meeting, March 2002
(12) Interview Iraakse student op 22/04/2007 in Amman, door Sven Heyndrickx
(13) Intverview met Irakese studente op 19/04/2007 in Amman, door Sven Heyndrickx
(14) Interviews met Palestijnen en Irakese vluchteling in al-Wihdat en Jabal al-Hussein Camp op 17-18-19 april 2007, door Kim Devos