Slechts weinigen in Irak, hechten geloof aan het officieel discours uit Washington, dat de Amerikaanse troepen er zijn om de Irakezen te helpen een ‘democratie’ te worden. Net zo min als dat men ook maar een woord ernstig neemt van het feit dat de oorlog er moest komen om de massavernietigingswapens van Saddam Hoessein te ontmantelen.
Niet anders is het op het internationaal toneel, waar de VS er maar niet in slagen om hun Irak-politiek aan de rest van de wereld te verkopen. Laat staan dat Washington de klassieke bondgenoten ervan kan overtuigen om een aandeel van de inspanningen te dragen.
Uit de resolutie die de VN-veiligheidsraad op 14 augustus stemde, is op te maken dat de kloof tussen de voor- en tegenstanders van oorlog amper is verkleind. Daarin wordt de installatie van de Irakese Regeringsraad (IGC) "verwelkomd", omdat een meer verregaande "erkenning" met weerstand van de vroegere ‘anti-oorlogscoalitie’ af te rekenen kreeg. Syrië, dat het standpunt van de Arabische Liga vertolkte, stemde niet mee omdat het vond dat de IGC meer diende om de Amerikaanse dan de Irakese belangen te dienen.
Pas begin september, toen de Irakese ‘minister’ van Buitenlandse Zaken, Hoshyar al-Zebari (adviseur van KDP-leider Barzani) aandrong om toegelaten te worden tot de vergadering van de Arabische Liga, aanvaardden zijn 22 collega-ministers hem schoorvoetend – en onder voorwaarden – als legitiem vertegenwoordiger van Irak. De meeste Arabische landen wilden immers op geen enkele manier de indruk wekken dat ze de Amerikaanse bezetting goedkeuren.
Hoewel de VS het voortdurend hebben over de overgang naar een democratie, lijkt het er in werkelijkheid op dat Washington van Irak een wingewest wil maken voor de VS-multinationals die dicht aanleunen bij de top van het Amerikaans regime. Op papier is er een zorgvuldig evenwichtig samengestelde Iraakse Regeringsraad die behept is met allerlei beleids- en zelfs budgettaire bevoegdheden. Alleen is het laatste woord aan de Amerikaanse ‘commissaris’ Paul Bremer, die elke beslissing van de regeringsraad met een veto ongedaan kan maken. Sinds de installatie van het 25 koppige kabinet, begin september, wordt elk ministerie ‘gesuperviseerd’ door een adviseur van de bezettingsmacht. Er is dus geen enkele twijfel over wie echt de macht in handen heeft.
Bremer liet wars van elke politieke en sociale realiteit de regeringsraad samenstellen op puur etnisch-religieus basis. Het huidige kabinet telt 13 sjiieten, 5 soennieten, 5 Koerden, 1 Turkmeen en 1 Assyrische christen. De VS, die een stevige vinger in de pap hadden in de samenstelling van het orgaan, viel terug op préoorlog-oppositiegroepen, de zogenaamde ‘groep van zeven’, waarvan de meeste leden gedurende jaren buiten Irak verbleven. Bremer wilde aanvankelijk overigens een louter adviserend comité, maar het verzet van de oppositie en de verslechterde veiligheidssituatie brachten hem op andere gedachten.
Behalve een brede consensus over het feit dat Irak moet evolueren in een federale staat hebben de diverse partijen weinig met elkaar gemeen. Of toch: het schijnbaar groeiend ongenoegen over de bezettingsmacht. Zelfs Ahmed Chalabi leider van het Iraqi National Congress en algemeen toch gezien als de man van de haviken in Washington, uitte onlangs kritiek door te stellen dat de Raad niet meer buitenlandse troepen wil en dat in plaats daarvan beroep moet worden gedaan op Irakese manschappen. En hij voegde eraan toe: "De Irakezen verwelkomen de bevrijding, maar verwerpen de bezetting".(1) Hij liet bovendien duidelijk verstaan dat hij ervan uitging dat de Irakezen in de hele discussie over een nieuwe resolutie voor een uitgebreider mandaat van een multinationale troepenmacht, ook inspraak zouden krijgen.(2)
Daar lijkt het vooralsnog niet echt op. Hoewel de VS-troepen nagenoeg dagelijks aanslagen te verwerken krijgen, wil Washington koste wat het kost de touwtjes in eigen handen houden. De ligging van Irak opent op politiek en militair-strategisch vlak uiteraard heel wat mogelijkheden. Maar de troef waarover Irak beschikt, is het aantrekkelijk economisch potentieel.
In augustus stelde president Bush ex-parlementsvoorzitter Thomas Foley aan om de privatisering van 194 staatsbedrijven in goede banen te leiden. Foley is een succesvol adviseur van een belangrijke investeringsbank, de Carlyle Group, die bij voorkeur geld doorsluist naar de wapenindustrie. De aanstelling van Foley is het resultaat van een wel erg ruime interpretatie van VN-resolutie 1483, die stelt dat de (VS-Britse) ‘Autoriteit’ het Iraaks volk moet begeleiden in de "hervorming van de instituten" en de "heropbouw en ontwikkeling van de economie". Diezelfde resolutie installeerde ook het ‘Ontwikkelingsfonds Irak’, waar onder meer al 1 miljard dollar van het olie-voor-voedselprogramma’ is naartoe gevloeid. Ook het ontwikkelingsfonds staat onder de directe controle van de Amerikaanse vertegenwoordiger, Paul Bremer, en telt verder nog IMF en Wereldbankmensen in het bestuur.
Het fonds moet een globale neoliberale herstructurering doorvoeren van de Iraakse economie, zodat schuldaflossingen en terugbetalingen van oorlogskosten mogelijk worden. Het project plaatst zonder omwegen grote delen van de Iraakse economie onder de controle van buitenlandse ondernemingen. Marek Belka, de Poolse voorzitter van de Council for International Coordination, het donororgaan van de ‘coalition of the willing’ kon niet duidelijker zijn: "Irak wordt een van de grootste werven in de wereld. Wie aanwezig wil zijn in Irak, wie wil dat zijn bedrijven dat zijn, draagt beter nu al zijn steentje bij tot de wederopbouw." Een duidelijke knipoog naar die landen die twijfelen om in te gaan op de Amerikaanse vraag om bezettingstroepen te leveren.
Een aantal bedrijven is inmiddels bezig om in Irak grof geld te verdienen. Daarbij vallen vooral Halliburton en Bechtel op. Beide bedrijven hebben zwaar bijgedragen aan de financiering van de electorale campagnes van de republikeinen (zowel presidentieel als parlementair) en zijn ook nauw aan de entourage van Bush gelieerd.(3) Halliburton heeft volgens The Washington Post al voor 1,7 miljard dollar contracten afgesloten met het ministerie van Defensie.(4) Halliburton is heel erg actief in alles wat met heropbouw en onderhoud van olie-installaties te maken heeft via het dochterbedrijf Kellog, Brown and Root (KBR). De Amerikaanse regering kreeg van de democratische oppositie het verwijt dat Halliburton, dat tussen 1995 en 2000 geleid werd door huidig vice-president Dick Cheney, systematisch bevoordeeld werd bij de toekenning van contracten en dat de normale procedures van aanbesteding niet werden gevolgd. De regering dekte zich in door te stellen dat alles heel vlug moest gebeuren en er geen tijd overbleef voor lang aanslepende toekenningsprocedures. Bechtel heeft op zijn beurt 350 miljoen dollar aan Irak verdiend. In Bechtel staan de voormalige regeringsleden George Schultz en Caspar Weinberger mee aan het roer.
Het ongenoegen over deze praktijken leeft ook binnen de instanties die verantwoordelijk zijn voor de heropbouw. Isam al-Khafaji is opgestapt uit de door het Pentagon samengestelde Iraakse Reconstructie- en Ontwikkelingsraad. In een interview zei hij: "Alle grote beslissingen – het ontbinden van het Irakese leger en veiligheidsapparaat, privatisering, oliepolitiek, banksysteem en de herstructurering van de media – zijn gemaakt achter gesloten (Amerikaanse nvdr.) deuren." Verderop stelde hij: "Er is geen sprake van oliepolitiek onder Bremer. Vanaf de eerste dag werd iedereen duidelijk gemaakt dat de oliepolitiek vanuit Washington wordt gedirigeerd. Herinner je het feit dat het olieministerie als enige instantie zwaar werd beschermd tijdens de plunderingen, waarop wij al grappend de Amerikanen vroegen: verwachten jullie olie onder het ministerie te vinden?"(5)
De discussie om Iraks toekomst en rijkdommen woedt nog volop. De VS willen een nieuwe VN-resolutie goedgekeurd zien waardoor andere landen de Amerikaanse troepen kunnen bijstaan. Maar Fransen en Duitsers zijn niet zomaar geneigd om mee te stappen (stand van zaken per 22 september, nvdr.). Frankrijk dat wellicht schrik heeft om helemaal niets meer terug te zien van de interessante oliecontracten die het destijds heeft afgesloten met het regime van Saddam Hoessein, heeft bij monde van minister van Buitenlandse Zaken, Dominique de Villepin duidelijke eisen naar voor geschoven die niet meteen in goede aarde vallen bij de Amerikanen(6): de politieke controle moet overgelaten worden aan de VN, die met een duidelijk mandaat, beperkt in tijd zo vlug mogelijk ("bijvoorbeeld binnen een maand") de macht moet overdragen aan een voorlopige regering die ook de controle krijgt over de economische en budgettaire activiteiten. Parallel moet er gewerkt worden aan een nieuwe grondwet wat uiteindelijk moet leiden tot verkiezingen ten laatste in de lente van 2004. Aan die grondwet wordt nu trouwens al gewerkt door een 25 leden tellende ‘Iraaks grondwettelijk voorbereidend comité’, dat evenwel kritiek te verwerken krijgt omdat er weinig zicht is op de werking ervan.
In zijn toespraak tot de Amerikaanse bevolking, stelde Bush dat hij het Congres zou vragen om 87 miljard dollar uit te trekken, nodig om de kosten van de bezettingstroepen in Irak en Afghanistan te bekostigen. Het budget dat Bush voor Irak voorziet is genoeg om de bezetting minstens nog anderhalf jaar te laten voortduren en dus ook de vette contracten voor Amerikaanse multinationals.
(Uitpers, nr. 46, 5de jg., oktober 2003)
Voetnoten
(1) Ahmed Chalabi. The view from Iraq. The Washington Post, 31 augustus 2003
(2) Bericht van Reuters, 10 september 2003
(3) Hamid Zyad. Comment Washington s’est emparé d’un marché captif. In: Le Nouvel Afrique Asie, nr. 166-(4) 67, juli-Augustus 2003.
(5)Washington Post, 28 augustus 2003
(6)Paul Aerts. Iraq is not a Lost Battle. Interview with Isam al-Khafaji.In: Middle East Report nr. 228, herfst 2003
(7) Zie zijn opiniestuk in Le Monde van 13 september 2003 en het eerder afgenomen interview in Le Figaro van 5 september 2003.