Met de herfst zijn de extreme zomertemperaturen verdwenen in Irak. Maar de Amerikanen blijven het warm hebben. Het aantal anti-Amerikaanse aanslagen is opgelopen tot 33 per dag tegen 9 in juli en 15 in augustus. Er zijn nu al meer Amerikanen omgekomen sedert president Bush op 1 mei de oorlog als beëindigd verklaarde dan tijdens die oorlog – 120 eind oktober (plus ruim 1.600 gewonden) tegen 114 in de oorlog.
Geen wonder dat Washington de moed begint te verliezen en nu toch – met de presidentsverkiezingen van 2004 in het vooruitzicht – begint te denken aan een versnelde machtsoverdracht. Te meer daar slechts weinig of geen landen bereid zijn troepen te sturen naar Irak. De respons op resolutie 1511 van 16 oktober van de Veiligheidsraad, die de lidstaten opriep soldaten ter beschikking te stellen voor een multinationale macht onder Amerikaans bevel, is tot nu vrijwel zero.
Frankrijk, Duitsland en Rusland lieten direct bij de stemming in de Veiligheidsraad weten dat ze niet zouden meedoen. Als de Amerikanen meenden alleen, tegen de wil van de internationale gemeenschap in, ten oorlog te kunnen trekken, dan moeten ze het maar zelf oplossen, lijkt de redenering te zijn. Ook bondgenoot Pakistan zei uit protest tegen de bezetting van Irak geen troepen te sturen. Buurland Jordanië, nochtans eveneens een Amerikaanse bondgenoot (of liever: vazal) hield ook de boot af.
Veel landen zullen overigens ook wel twee keer nadenken vooraleer hun soldaten in het Iraakse wespennest te gooien. De toestand is gewoonweg te gevaarlijk. Niets en niemand wordt ontzien. Dat mocht het Rode Kruis ondervinden, toen een bomauto bij zijn hoofdkwartier in Bagdad ontplofte met 43 doden en 200 gewonden als gevolg.
Het Rode Kruis leverde nochtans prachtig werk in Irak tijdens de periode van het embargo (1990-1993). Vele Irakezen zouden zonder de hulp van die humanitaire organisatie het nooit overleefd hebben. Ook vandaag nog kunnen de Irakezen niet zonder zijn hulp Maar het Rode Kruis is nu eenmaal een door buitenlanders geleide organisatie en buitenlanders zijn in Irak niet meer welkom voor het verzet. Ook werkt het nauw samen met het Amerikaans bestuur en met de Iraakse interimraad, die door vele Irakezen als een bende stromannen wordt beschouwd.
De enigen die op meer dan dringend Amerikaans verzoek uiteindelijk wel bereid waren manschappen in te zetten, waren de Turken, ook al was de Turkse bevolking daar in grote meerderheid tegen. Maar ze stuitten op verzet van de Koerden, die de hele bestuursraad wisten te overtuigen een veto te stellen. Zoals elders in dit nummer van Uitpers te lezen, werd dan maar besloten de operatie af te blazen.
De Amerikanen moeten de klus dus alleen klaren, met de hulp van wat Britten, Spanjaarden, Polen, Oekraïeners en andere Bulgaren, die in het kielzog van de Amerikanen naar Irak kwamen. En de vooruitzichten zijn niet gunstig. Het verzet kan alleen maar klein gekregen worden als er een netwerk van nieuwe, rijke bazen met een persoonlijk belang in rust en orde, wordt geschapen zoals de Britten dat deden toen zij zich tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) meester maakten van wat nu Irak is.
Ook zijn de sjiieten totnogtoe aan de zijlijn gebleven. Maar dat kan snel veranderen. Ook de sjiitische delen van Irak hebben al hun deel van het geweld gekregen. Van een algemene opstand of ontevredenheid is er echter nog geen sprake. De sjiieten wachten af in de wetenschap dat zij de meerheid van het land uitmaken (naar schatting tot 60% van de bevolking). Normalerwijze zouden zij dan ook de dikste vinger in de pap moeten hebben als het er op aan komt de toekomst van het land uit te stippelen.
Hier wringt het schoentje: de Amerikanen en de Koerden noch de soennitische Arabieren willen weten van een islamitische staat. Dus wordt er gemanoeuvreerd om de nieuwe grondwet te laten opstellen door een "gekozen" commissie van vertegenwoordigers van de verschillende etnische en religieuze groepen, waarin de sjiieten geen meerderheid zouden hebben. De hoogste sjiitische leider van Irak, groot-ayatollah Ali Sistani, en andere sjiitische prominenten dringen aan op een bij algemeen stemrecht gekozen grondwetgevende vergadering. Als ze zich buiten spel gezet voelen dreigt ook hier massaal verzet tegen de bezetters.
Officieel heerst er nog altijd optimisme bij de Amerikanen. Op de vooravond van de Ramadan, de islamitische vastenmaand, werd zelfs het nachtelijk uitgaansverbod opgeheven omdat de veiligheidstoestand zogezegd fel verbeterd zou zijn. Een opheffing die werd gevolgd door een reeks bloedige aanslagen.
"Deze terreuraanslagen zullen ons niet van onze missie afbrengen, en dat is om het Iraakse volk te helpen bevrijden van dit soort criminelen en om het Amerikaanse volk te beschermen tegen dit soort terrorisme", zei de Amerikaanse vice-minister van Defensie, Paul Wolfowitz, nadat hij aan de dood was ontsnapt toen het Al-Rashid Hotel in Bagdad, waar hij logeerde, met raketten werd bestookt.
Binnenskamer heerst er geen optimisme. Dat bleek onder meer uit een memorandum van de Amerikaanse minister van Defensie, Donald Rumsfeld, één van de grote voorvechters van de oorlog tegen Irak. In dit in de pers uitgelekt memorandum uit hij zijn twijfels over de vermeende vorderingen in de "oorlog tegen de terreur". Hij stelt dat de resultaten op zich laten wachten en dat de oorlog een werk van lange adem wordt.
President Bush, die zich naar buitenuit dapper blijft opstellen, heeft zeker geen redenen tot optimisme. Zijn populariteitscijfers dalen naarmate er meer "bodybags" arriveren uit Irak. Er wordt ook opnieuw gemanifesteerd tegen de oorlog in steden als Washington en San Francisco. En in de aanloop naar de presidentsverkiezingen durven de Democraten, nu het allemaal niet verloopt zoals de neoconservatieven rond Bush hadden voorspeld, weer voluit in de oppositie gaan en kritische vragen stellen bij het beleid van de president.
De hoger genoemde resolutie 1511 liet weken op zich wachten omdat Duitsland, Frankrijk en Rusland een gedetailleerde kalender voor overdracht van de macht aan de Irakezen wilden naast een veel grotere rol van de Verenigde Naties in het bestuur – wat wel nodig blijkt nu er onder bestuurder Paul Bremer al 4 miljard dollar "vermist" lijkt te zijn. Uiteindelijk gaven ze toch toe en legitimeerden ze voor de tweede keer de oorlog en de bezetting zonder kalender en zonder grotere VN-rol. Maar wegens gebrek aan respons op militair vlak begint Bush nu toch te denken aan manieren om uit Irak weg te geraken en de schade voor zijn imago te beperken.
(Uitpers, nr. 47, 5de jg., november 2003)