Op 20 maart is het een jaar geleden dat de Brits-Amerikaanse oorlogscoalitie Irak binnenviel. In Londen en Washington luidde het officieel dat Irak een bedreiging vormde voor de wereldvrede. Niet alleen weigerde Saddam Hoessein zijn massavernietigingswapens te ontmantelen, hij onderhield ook banden met Al Qaida.
De Irakezen zouden Britten en Amerikanen verwelkomen als bevrijders gevolgd door een nieuwe democratische wind over heel het Midden-Oosten. Vandaag weten we beter. Britse en Amerikaanse regeringsleiders hebben de bevolking op een schaamteloze manier gemanipuleerd en belogen.
Eén jaar later moet de ene ‘vergissing’ na de andere worden toegegeven. De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Colin Powell, zei op 3 februari 2004 in een interview met The Washington Post dat hij tegen een militaire interventie zou geweest zijn als hij had geweten dat het land geen massavernietigingswapens had. Wie herinnert zich niet die bewuste bijeenkomst van de VN-Veiligheidsraad – 5 februari 2003 – aan de vooravond van de oorlog. Colin Powell legde zijn collega’s ‘overtuigend bewijsmateriaal’ voor. Gilbert Cranberg, een Amerikaans journalist, heeft een onderzoek gedaan naar de reacties in de Amerikaanse pers op de bewuste Powell-speech: ‘een immense reeks aan bewijzen’, ‘een krachtige zaak’, ‘een overtuigende opeenstapeling van informatie’, ‘alleen de grootste lichtgelovigen en zij die alleen geloven wat men graag zelf wil, kunnen nog ontkennen dat Irak massavernietigingswapens verstopt’,…om er enkele te noemen.(1) Maar, zo stelt diezelfde Cranberg, als de media beter hun werk hadden gedaan, dan zouden ze meteen kunnen zien hebben dat de hele bewijslast op uiterst wankele bronnen berustte. Powell sprak over ‘menselijke bronnen’, ‘een ooggetuige’, ‘gevangenen’, ‘een Al Qaeda-bron’, ‘een overloper’, ‘intelligentiebronnen’. Trouwens hijzelf was zich daarvan bewust. Volgens The Guardian beklaagde Powell zich bij zijn Britse Collega over het feit dat de Pentagon-informatie weinig waard is. Volgens het tijdschrift US News & the World Report, dreigde hij zelfs de tekst niet voor te lezen want: "This is bullshit".(2) Het eerste ontwerp van Powell’s tekst voor de VN-Veiligheidsraad bijeenkomst van 5 februari, was overigens niet door hem, maar door de kabinetchef van Dick Cheney, Lewis Libby, opgesteld met informatie verschaft door die andere superhavik, Vice-minister van Defensie Paul Wolfowitz.
09/11 als excuus
Hoewel Powell minister van Buitenlandse zaken is valt op hoe weinig hij in het blikveld treedt. Bush heeft voor zijn buitenlands beleid duidelijk een voorkeur voor mensen als Rumsfeld, Cheney en Wolfowitz. Onder hun invloed startte Bush zijn presidentschap met een bijna obsessionele campagne tegen Saddam Hoessein en het olierijke Irak. Zijn voormalige minister van Financiën, Paul O’Neill, onthulde onlangs in zijn begin dit jaar verschenen boek dat het plan om Saddam Hoessein te verwijderen al genomen was toen de regering Bush zijn intrek nam in het Witte Huis. Volgens O’Neill was 11 september dan ook het ultieme excuus waarnaar Washington al die maanden op zoek was.
Zes dagen na 11 september vaardigt Bush een order uit om een oorlog tegen Al Qaida en het Taliban-regime in Afghanistan voor te bereiden. In tweede instantie vroeg hij het Pentagon om ook een scenario uit te tekenen voor een oorlog tegen Irak. De geheime diensten moesten daarbij zoeken naar banden tussen het terrorisme en Irak.
De daaropvolgende maanden zou Irak het voorwerp worden van een verbeten campagne die draaide rond een cocktail van massavernietigingswapens, terrorisme en dictatuur. In september 2002 schakelt Washington in een hogere versnelling. De Nationale Veiligheidsadviseur, Condoleeza Rice, verklaart voor de Amerikaanse TV-stations dat er "duidelijke banden bestaan tussen Al-Qaida en Irak en dat kan aangetoond worden". De bewijzen blijven echter uit. In een van haar laatste rapporten stelt de in Amerikaanse kringen gerespecteerde organisatie, Carnegie Endowment for International Peace, dat er nooit een link heeft bestaan tussen Al Qaida en Irak.(3)
Massavernietigingswapens
De Britse Premier Tony Blair toonde zich zo mogelijk nog verbetener in zijn campagne tegen het regime in Irak. Vanaf september 2003 ging hij eveneens heftig te keer met de bekende stelling dat Irak zijn raketten binnen de 45 minuten lanceerklaar kon hebben. Blair was lang het mikpunt van critici die stelden dat hij en zijn entourage het dossier over de massavernietigingswapens (MVW) manipuleerde, zo niet politiek misbruikte. De Britse premier kon begin dit jaar een zucht van verlichting slaken nadat een onderzoek onder leiding van Lord Hutton hem vrijpleitte van de aantijging dat hij het dossier met opzet aandikte. Bij de Britse openbare omroep BBC, die het verhaal over het ‘sexier’ maken van de inlichtingen verspreidde, rolden verschillende koppen gevolgd door verontschuldigingen. Blair, die politiek verantwoordelijk is voor het starten van een oorlog zonder VN-mandaat en dan nog op grond van valse feiten zit nog altijd in het zadel, maar niet ongeschonden.
Een week na het Hutton-rapport ligt Blair opnieuw onder vuur door uitspraken van de intelligentiedienst. In de Britse krant The Independent schreef Brian Jones, de toenmalige chef van de afdeling die zich bij het ministerie van Defensie bezighoudt met de analyse van inlichtingen over massavernietigingswapens : “Volgens mij werden de experts die op de Defence Intelligence Staff (DIS) de inlichtingen analyseerden, overstemd bij de voorbereiding van het dossier in september 2002. Dat resulteerde in een voorstelling die misleidend was over de Iraakse slagkracht”(4)
Intelligentiediensten onder vuur
Ook in de VS laait de discussie over gebruik en misbruik van vermeende informatie over massavernietigingswapens hoog op. De Iraq Survey Group – speciaal opgezet om in Irak naar MVW’s te speuren – is bijna een jaar met een meer dan duizendkoppig team vruchteloos op zoek. De baas van het team, David Kay, nam recentelijk ontslag, maar niet zonder eerst te verklaren dat hij niet langer gelooft dat er nog massavernietigingswapens te vinden waren aan de vooravond van de inval. In het Amerikaans Congres zei hij dat de intelligentiediensten verkeerdelijk concludeerden dat Irak over grote voorraden aan chemische en biologische wapens beschikten en ook over een vergevorderd nucleair wapenprogramma.
Bush kon niet anders dan een publiekelijk onderzoek naar het geleverde werk van de intelligentiediensten starten. De Democraten willen echter meer, namelijk een onderzoek naar de vraag in hoever de intelligentiediensten onder druk stonden om die informatie te leveren die voldoende zou zijn om een oorlog te verantwoorden. Dat stuit op een veto van de Republikeinen. Toch zal ook de regering Bush niet onbeschadigd uit de affaire komen, want het onderzoek komt gevaarlijk dicht in zijn buurt. Het beruchte ‘Bureau voor Speciale Planning’, dat onder leiding staat van een andere bekende havik, Douglass Feith (onderminister van defensie), zou immers niet ontsnappen aan het onderzoek van de senaatscommissie.
Blijft de vraag of ooit de politieke koppen zullen rollen van de hoofdrolspelers in dit oorlogsdrama waar zoals steeds de waarheid het eerste slachtoffer is. Een mandaatloze agressieoorlog gebaseerd op valse feiten, manipulaties en overdrijvingen is immers niet niets. Toch zijn de verliezers elders te zoeken : de Irakezen, de gesneuvelde soldaten en de democratie. Winnaars zijn de wapenindustrie en de bedrijven die van Irak een wingewest hebben gemaakt. Dat is stof voor een volgende deel, want als de oorlog niet gevoerd is omwille van de massavernietigingswapens, waarom dan wel? De broodheren van het conservatieve Bush-team zijn al meermaals bij naam en toenaam genoemd. Ze zijn nu trouwens actief in Irak.
(Uitpers, nr. 51, 5de jg., maart 2004)
Chronologie van voorgeschotelde waarheden(5)
24 september 2002
Tony Blair, Britse premier: "zijn raketten zijn binnen 45 minuten lanceerklaar."
5 februari 2003
José Maria Aznar, Spaanse premier: "We weten allemaal dat Irak Massavernietigingswapens bezit"
17 maart 2003
George Bush, VS-president: "De inlichtingen door deze en andere regeringen verzameld laten geen enkele twijfel: het Irakees regime bezit en verbergt nog steeds wapens die behoren tot de meest dodelijke ooit."
23 maart 2003
Tommy Franks, chef van het centraal commando: "Ik denk dat we de massavernietigingswapens zullen vinden wanneer we de gelegenheid krijgen om Bagdad te bezetten."
30 maart 2003
Donald Rumsfeld, VS-minister van Defensie : “We weten waar ze zijn, ze zijn rond Tikrit en Bagdad. Je kan toch niet alles op een kwartiertje vinden.”
27 mei 2003
Donald Rumsfeld: "het is mogelijk dat het Saddam-regime heeft besloten van ze te vernietigen voor het begin van het conflict"
14 juli 2003
George Bush: "ik ben ervan overtuigd dat Saddam Hoessein een programma voor massavernietigingswapens had."
27 januari 2004
Dick Cheney, vice-president: "Irak had de technologie en de capaciteit om MVW te produceren. (…) Het werk van David Kay toont in mijn ogen aan dat er programma’s voor MVW waren, zelfs al waren er misschien geen stocks."
28 januari 2004
David Kay: "Het ziet er naar uit dat we ons volgens mij waarschijnlijk hebben vergist". (mbt de stocks)
3 februari 2004
Colin Powell: "Ik weet niet of ik een interventie gesteund had omdat de aanwezigheid van die wapens het laatste stukje bewijs was dat Irak een reëel en acuut gevaar vormde voor de regio en de wereld. De afwezigheid van verboden wapens verandert de politieke analyse. Je krijgt dan een heel ander antwoord."
Voetnoten:
(1) Eric Alterman. Colin Powell and ‘the power of audacity’. In: The Nation, 4 september 2003
(2) The Guardian, 2 juni 2003
(3) Der Spiegel, 19 januari 2004
(4) De Standaard, 5 februari 2004
(5) Gebaseerd op Le Monde van 7 februari 2004, aangevuld met andere bronnen