De Irakezen kregen op 28 juni, twee dagen vroeger dan gepland, weer officieel greep op hun eigen toekomst. De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties heeft een VN-resolutie (1546) goedgekeurd die de machtsoverdracht regelt. Vraag blijft of het wel om een echte overdracht gaat. Veel Irakezen koesteren argwaan want de geschiedenis dreigt zich te herhalen.
In 1932 werd Irak officieel onafhankelijk, maar de Britten bevestigden hun militaire aanwezigheid met een 25 jaar durend staatsverdrag en stelden zo hun geostrategische en militaire belangen veilig. De onafhankelijkheidsvreugde bleef beperkt tot een kleine kliek rond Koning Faisal en zijn zoon Ghazi die door de Britten in het zadel werd gehouden.
De vraag is dus of Irak daadwerkelijk een echte soevereine staat zal worden? Een eerste voorwaarde daartoe is dat de nieuwe overgangsregering onafhankelijk en legitiem kan optreden. Dat de aanstelling van Dr. Iyad Allawi als premier van een overgangsregering geen gevolg is van verkiezingen is een handicap. Allawi is weinig meer dan een door de VS naar voor geduwde stroman en allesbehalve een onbesproken figuur. In 1992 werd hij gerekruteerd door de CIA en organiseerde hij met zijn Iraqi National Accord een reeks terreuraanslagen, waaronder een moorddadige aanslag op een schoolbus. Allawi is ook de man die de Britten om de tuin leidde met de welbekende passage dat Saddam Hoessein in staat was binnen de 45 minuten massavernietigingswapens in te zetten. Zijn door de VS ingefluisterde vraag om de NAVO nu in Irak te laten opereren lijkt erop te wijzen dat Allawi zijn oude meesters getrouw blijft.
Een tweede toetssteen voor soevereiniteit is de vraag of de Irakese staat het monopolie heeft op geweld. Ook daar is het antwoord negatief. De VN-Veiligheidsraad heeft zich bij de voldongen feiten neergelegd en aanvaardde een verdeling van het geweldmonopolie. VN-resolutie 1546 legitimeert de aanwezigheid van de bezettingstroepen (Art 9), en stelt dat de ‘multinationale troepenmacht’ de autoriteit heeft om "alle noodzakelijke maatregelen te nemen voor het behoud van de veiligheid en stabiliteit van Irak". Hoewel dat dient te gebeuren in overleg met de Irakese regering staat nergens vermeld wat er te doen valt bij een meningsverschil. De VS hebben inmiddels publiekelijk laten verstaan dat ze plannen hebben voor permanente militaire basissen. Met Allawi aan het roer moet dat geen probleem vormen.
Een derde toetsteen is het beheer over de natuurlijke rijkdommen. Onder de VN-resolutie van mei 2003 (res. 1483) controleerde de Voorlopige Autoriteit van de Coalitie (CPA) onder leiding van Paul Bremer het Ontwikkelingsfonds van waaruit Iraks olie-inkomsten werden besteed. Hoewel de laatste resolutie daar verandering in brengt zijn er heel wat vragen over de bestedingen uit dat fonds. De organisatie Open Society Institute publiceerde een rapport met daarin een aanklacht op de beslissing van de CPA om nog op de valreep voor bijna 2 miljard dollar slecht geplande projecten goed te keuren. Het rapport is vernietigend en spreekt over gevaar op corruptie en weggesmeten geld. Het is trouwens absoluut onduidelijk hoe eerder al 10 miljard dollar van de olie-inkomsten door de CPA zijn besteed. Het budget dat de Amerikaanse belastingbetaler al voor de Irak’s heropbouw heeft moeten ophoesten, een slordige 24 miljard dollar, heeft vooral een aantal Amerikaanse multinationals vette contracten opgeleverd. Het gaat onder andere om Bechtel, Halliburton, Parsons, Earth Tech en Fluor Intercontinental. De baas van het reconstructieprogramma, de Amerikaanse generaal Nash, heeft onlangs laten verstaan dat het leger ook na 1 juli verantwoordelijk blijft voor nieuwe contracten en er opnieuw voor 5 miljard dollar weg te geven valt.
Tenslotte hebben ook decreten uit het verleden de soevereine macht van Irak al behoorlijk uitgehold. In september 2003 vaardigde de Amerikaanse vertegenwoordiger van de bezettingsmacht, Paul Bremer, een maatregel uit (‘Order 39’) dat Irak volledig moet opengooien voor buitenlandse investeringen. Het order bepaalt dat alle economische sectoren, op een paar uitzonderingen na, tot 100 procent in buitenlandse handen kunnen vallen. In de meeste landen van de Perzische Golf wordt dat beperkt tot maximum 49 procent. Verder mogen alle fondsen die verband houden met de investering, zoals dividenden, winsten, allerlei vergoedingen, enz. ‘zonder vertraging’ naar het buitenland worden versast. Het order miste zijn effect niet. Twee maanden later waren er al 111 overnamebods voor 35 Irakese bedrijven uit de voedsel-, chemische, farmaceutische en textielindustrie. De VS bepaalden in een adem dat 200 openbare bedrijven in aanmerking kwamen voor privatiseringen. De hele economische politiek in Irak lijkt daarmee sterk op een plundertocht. Bovendien gaat het om maatregelen die nog moeilijk zijn terug te draaien en die strijdig zijn met het internationaal recht. Art 55 van de Den Haag reguleringen zegt dat de “bezettende staat enkel kan gezien worden als administrator en vruchtgebruiker van publieke gebouwen, grond-, bossen- en landbouweigendom van de vijandige staat” en moet de bezetter ook “het kapitaal van deze eigendommen bewaren”.
Veel wijst erop dat er van een echte machtsoverdracht geen sprake is, wel van een soort mandaatgebied versie 21e eeuw.
(Uitpers, nr. 55, 5de jg., juli-augustus 2004)