In een aan het Duitse blad Der Spiegel gegeven interview dd 20-2 waarschuwde de Iraakse sjiitische geestelijke leider, ayatollah Seyyid Ali Al-Sistani dat hij zal oproepen tot een Intifadah [opstand] tegen de VS wanneer de aanwezigheid van de Amerikaanse troepen na de machtsoverdracht van de overgangsregering aan een gekozen Iraakse regering op 30 juni zal worden gecontinueerd.
Deze oproep, die een directe reactie is op de recentelijk [dd 18-2] door de bevelhebber van de coalitie-grondtroepen generaal Sanchez gemaakte opmerking, dat de militaire aanwezigheid van de VS in Irak wellicht nog jaren gecontinueerd zal worden, symboliseert het groeiende verzet tegen de Brits-Amerikaanse bezetting, dat tevens zijn wortels heeft in het karakter van de Brits-Amerikaanse aanval op Irak.
Brits-Amerikaanse aanval op Irak:
De Brits-Amerikaanse aanval op Irak, die als zodanig in strijd was met het Internationaal Recht, aangezien hiervoor het Mandaat van een Veiligheidsresolutie ontbrak, heeft zich gekenmerkt door ernstige mensenrechtenschendingen c.q. oorlogsmisdaden.
Ten eerste werd bij de luchtaanvallen op Iraakse steden als Bagdad en Basra gebruikt gemaakt van de internationaal verboden clusterbommen vanwege de grote kans op landmijnen bij niet-directe ontploffing en de kans op een groot aantal burgerdoden bij een directe explosie, hetgeen heeft geresulteerd in meer dan 7000 burgerdoden tijdens de oorlog.
In de tweede plaats werd bij diverse gelegenheden door Amerikaanse troepen het vuur geopend op ongewapende burgers bij checkpoints en protestdemonstraties, hetgeen een oorlogsmisdaad is volgens het Internationaal Recht. Ook de behandeling van krijgsgevangenen liet zeer te wensen over, aangezien bij diverse gelegenheden sprake was van mishandeling en vernederingen bij arrestaties.
Het moge duidelijk zijn, dat hierdoor de aversie tegen de Brits-Amerikaanse aanvallers grote vormen aannam, hetgeen nog toenam door de tijdens de bezetting gebruikte beheersmethoden.
Bezetting:
De Brits-Amerikaanse bezetting van Irak kenmerkt zich enerzijds door nonchalance tav de bescherming van de Iraakse burgerbevolking en anderszijds in een buitenproportionneel repressief optreden waarbij niet zelden mensenrechten geschonden worden. Ook staan de militaire geweldsintructies vaak op gespannen voet met de internationale rechtsregels in dezen.
Nonchalance:
Zo heeft het Amerikaanse leger in diverse gevallen, met name kort na de verovering van Irak, niet of nauwelijks opgetreden tegen grootschalige plunderingen, waardoor in een aantal gevallen niet alleen Iraakse burgers werden mishandeld en/of gedood door plunderaars, maar tevens de meest elementaire medische voorzieningen uit ziekenhuizen geroofd werden, waardoor er in een aantal gevallen sprake was van een medisch-humanitaire ramp, met name vanwege het grote aantal aanwezige slachtoffers ten gevolge van luchtbombardementen. Ook zijn er gevallen bekend waardoor Iraakse dorps- en stadsbewoners wekenlang verstoken waren van door bombardementen vernielde water en elektriciteitsvoorzieningen zonder dat er dienaangaande adequate voorzieningen werden getroffen door de bezettingsautoriteiten.
Volgens het Internationaal Recht [4de Conventie van Geneve] zijn de Brits-Amerikaanse autoriteiten, die bij Algemene Vergadering-resolutie 1483 op 18 mei 2003 officieel de status van bezettende macht gekregen hadden, hoofdverantwoordelijk voor de veiligheid, het welzijn en de welvaart van de bezette Iraakse burgerbevolking.
Repressie:
Anderszijds is er vaak sprake van buitenproportioneel repressief optreden tegenover het groeiende verzet tegen de bezetting, dat gestalte heeft gekregen in het volgens het Internationaal Recht gelegitimeerd verzet tegen het bezettingsleger en de verwerpelijke [zelfmoord] aanslagen op burgers en burgerdoelen. Dit repressief optreden kenmerkt zich o.a. door het schieten op een demonstrerende menigten, buitengewoon ruw optreden bij huiszoekingen en het opblazen van huizen van familieleden van echte of vermeende zelfmoordactivisten, hetgeen als collectieve straf een ernstige schending is van het Internationaal Recht.
Politiek:
Ook politiek gezien is er sprake van een grote frictie tussen de Amerikaanse bezettingsautoriteiten en een aantal Iraakse politieke stromingen, aangezien de bezettingsautoriteiten het organiseren van Iraakse verkiezingen steeds opnieuw uitstellen met als argumentatie, dat er vanwege de jarenlange dictatuur van Saddam Hoessein geen democratische structuren waren opgebouwd waardoor verkiezingen gehouden kunnen worden, zonder overigens iets te ondernemen tot vorming van dergelijke structuren. De enige tot nu toe gevoerde politiek is het geven van bestuursmacht aan pro-Amerikaanse Iraakse politieke krachten zonder enig nader onderzoek naar de wensen/aspiraties binnen de Iraakse samenleving.
Het is dan ook zeer de vraag of de door de VN geplande machtsoverdracht aan de Iraakse bestuurders,die zou moeten plaatsvinden op 30 juni 2004 inderdaad zal leiden tot het begin van een democratische ontwikkeling, met name vanwege het Amerikaanse verzet tegen het organiseren van verkiezingen.
Soennieten en Sjiieten:
Achtergrond voor dit Amerikaanse verzet is met name gelegen in de numerieke verhouding tussen Iraakse soennieten en sjiieten, die de twee hoofdstromingen binnen de Islam vertegenwoordigen [Soenni en Sjia] De sjiieten, wier politieke ideologie aspiraties voornamelijk gebaseerd is op het Iraans politiek- religieus bestuursmodel [Iran bestaat uit hoofdzakelijk sjiitische moslims] zijn vanwege deze ideologie, die sterk anti-Westers gericht is, een bedreiging voor de Amerikaanse aspiraties in de regio.
Hoewel de sjiieten de meerderheid van de Iraakse bevolking vormen, zijn ze tot nu toe nauwelijks vertegenwoordigd geweest in bestuursorganen vanwege de jarenlange dictatuur van Saddam Hoessein [zelf een soenniet]
Tegen dit licht moet dan ook de opmerking van de reeds genoemde sjiitische leider Al-Sistani, een van de meest invloedrijke sjiitische voormannen, gezien worden, aangezien hij tevens het vertrek van de Amerikaanse militairen tevens koppelt aan de eis van een belangrijke bestuursrol voor de sjiitische meerderheid.
Wanneer de bezettingsautoriteiten blijven bij hun weigering verkiezingen te organiseren en de op zich democratische eisen van de Sjiitische meerderheid serieus te nemen, zou een en ander wellicht kunnen uitlopen op een vereniging van de tot nu toe nog vrij geïsoleerd werkende verzetsgroepen, waarbij de steeds vaker terugkerende parallel met Vietnam niet denkbeeldig is.
(Uitpers, nr. 51, 5de jg., maart 2004)