Washington is ogenschijnlijk ontzet door het bericht dat de omgeving van de Afghaanse president Hamid Karzai geld van Iran krijgt. Voor de VS is dit het zoveelste bewijs van de corruptie in Kabul en van de pogingen van Iran om een wig te drijven tussen het Afghaans bewind en zijn westerse bondgenoten. Maar zo eenvoudig liggen de zaken niet. In Washington beseffen steeds meer bewindvoerders dat ze Iraanse steun best kunnen gebruiken om enigszins de schijn van stabilisering in dat land op te houden.
Karzai maakte er het voorbije jaar allerminst een geheim van dat hij goede banden wil met Teheran. Hij ontving de Iraanse president Ahmadinejad als een goede vriend en Teheran kreeg hoog Afghaans bezoek. Dat maakt deel uit van zijn strategie om zich losser te maken van Washington, diens NAVO-bondgenoten en Pakistan. Hij maakte de voorbije jaren de weg vrij voor grotere invloed van Pakistans grote vijand India. Waarom dan geen goede vrienden zijn met buurland Iran? Karzai moet om politiek te overleven afstand nemen van Washington en de NAVO omdat die door het grootste deel van de bevolking als bezettingstroepen worden gezien.
Oude banden
Iran is niet zomaar een buurland. Het heeft van oudsher heel wat invloed in deze regio. Een van de belangrijkste bevolkingsgroepen van Afghanistan, de Tadzjieken (25 tot 30 %) zijn verwant met de Perzen; hun taal, het Dari (letterlijk “taal van het hof”), was de cultuurtaal en die van de heersers tot midden vorige eeuw. De streek rond Herat, in het westen, behoorde bovendien lang tot het Perzische rijk en heeft steeds zeer nauwe banden met Iran behouden – ook nu zijn er zeer nauwe banden over de grens heen. De lokale elites zijn overwegend Perzisch sprekende Tadzjieken.
De meeste Tadzjieken zijn soennieten. Maar de Hazara’s, talrijk in het centrale berggebied en in Kabul, zijn dan weer sjiieten die in het Iraanse bewind een mogelijke beschermer zien. Hun taal is verwant met het Perzisch, wat de banden met Teheran ook in de hand werkt.
Teheran wendde die invloed aan na de zege van de Modjaheddin in 1992. Die coalitie van de Modjaheddin viel al snel uiteen, met vooral aan de ene kant de groep van Ahmed Massoud, Tadzjiek, en de Hezb-i-Islami van Gulbuddin Hekmatyar. Massoud kon op Iraanse steun rekenen, de Pathaan Hekmatyar had de volle steun van de VS en Pakistan. Toen Hekmatyar uitgeschakeld leek, steunden sommige Amerikaanse kringen de Pakistaanse militaire geheime dienst ISI in de vorming en opleiding van de Taliban.
Taliban
Die Pakistaanse creatie kreeg onder meer de steun van Unocal, de Amerikaanse energiemaatschappij die erg bedrijvig was in Centraal-Azië en die energie van daaruit via Afghanistan naar Pakistan wou brengen – om zo ook Iran te omzeilen.
Teheran zag en ziet in die Taliban een regelrechte bedreiging. Tal van Taliban – en Al Qaida – beschouwen de sjiieten als ketterse vijanden; in Pakistan zijn er de jongste jaren ontelbare aanslagen geweest op sjiieten. Ten tijde van het Talibanbewind hadden de Afghaanse sjiieten het zeer moeilijk. Toen de Taliban de noordelijke stad Mazar-i-Sharif innamen, bestormden ze het Iraanse consulaat en vermoordden ze Iraanse diplomaten. Iran overwoog zelfs troepen naar Afghanistan te sturen, maar zag daarvan af onder druk van de VN en de VS.
Teheran steunde volop de “NoordelijkeAlliantie” van Massoud en hielp na de val van de Taliban eind 2001 met concrete plannen voor wederopbouw. Nu is Iran de vierde grootste investeerder in Afghanistan. Het heeft talrijke goede bondgenoten in en buiten de regering van Karzai die wantrouwend staan tegenover hernieuwd Pathaans overwicht. De Taliban zijn immers bijna uitsluitend Pathanen, eeuwenlang de grote rivalen van de Perzische Tadzjieken. En ook Hekmatyar, die nu Karzai steun belooft in ruil voor geld en het vertrek van de buitenlandse troepen binnen het jaar, is een Pathaanse nationalist.
Nuttig
Iran heeft dus talrijke redenen om de Taliban van de macht te houden. Tegelijk wil het zijn grens met dat land steviger onder controle houden want via die grens passeert een groot deel van de opiumproductie uit Afghanistan. En die producten richten in Iran zelf nogal wat ravage aan, terwijl die smokkel gebieden aan de controle van de regering onttrekt. Een stabiel Afghanistan is geen voldoende voorwaarde, in de omgeving van Karzai zitten nogal wat opiumbaronnen.
Washington kan dan wel erg bezorgd zijn over de invloed van Iran in Afghanistan (en in Irak, Libanon en enkele Golfstaten), het ziet ook wel in dat die invloed erg nuttig kan zijn om gezichtsverlies te vermijden. In oktober hebben Iraanse diplomaten voor het eerst deelgenomen aan een bijeenkomst van de ‘contactgroep’ van Afghanistan, die over de toekomst van het land praat. Richard Holbrooke, de speciale Amerikaanse gezant voor Afghanistan en Pakistan, zei zelfs dat Iran een rol speelt in de totstandkoming van een vredevolle oplossing in Afghanistan. Het is een loodzware bekentenis over eigen zwakheid.
(Uitpers nr. 125, 12de jg., november 2010)