Het verzet van Irak tegen de Amerikaans-Britse aanvalsoorlog kraakt de leugens van Washington en Londen over de "bevrijding van Irak". Een week na het begin van de invasie blijkt de oorlog te zijn wat hij is: een brutale agressie waarmee president George Bush en zijn Britse volgeling Tony Blair van hun landen ,,schurkenstaten’’ maken die het internationaal recht aan hun laars lappen om de Amerikaanse wereldheerschappij te verstevigen.
Opnieuw volgen de grote westerse media slaafs de "newspeak" waarmee Bush en Blair voor de eigen opinie en die in de wereld proberen te verbergen dat het om een bezetting gaat, die met onvermijdelijke wreedheden tegen de bevolking een marionettenregime wil installeren. Dat regime zal omwille van zijn volgzaamheid ongetwijfeld het etiket "democratisch" krijgen.
De berichtgeving over het conflict volgt vaak de lijnen van de propaganda die van het Witte Huis en Downing Street 10 uitgaat. In vele gevallen lezen journalisten de gegevens voor die hen zijn verstrekt door het Amerikaans-Brits opperbevel zonder die bron te vermelden. Termen als "de coalitie" (moet de indruk wekken dat de Brits-Amerikaanse agressor niet alleen staat) en "pockets of resistance" (moet de indruk wekken dat de meeste Irakezen de inval gedogen of goedkeuren) worden in sommige gevallen gewoon overgenomen. De Iraakse regering noemt men aanhoudend en misprijzend "het regime". Ook andere termen van het Brits-Amerikaans propaganda-apparaat worden overgenomen. Zo meldden enkele media dat de invallers in Irak oliebronnen "beschermen" (tegen wie?)
De controle op de media is strakker dan ooit. Amerikaanse verslaggevers zijn aan militaire controle onderworpen. Washington heeft onafhankelijke berichtgeving bedreigd met aanvallen, ook als dat het leven van de betrokken journalisten in gevaar kan brengen. De beschieting van een onafhankelijke Britse TV-ploeg door de Britten (een dode, de Belgische cameraman kon ontsnappen) toonde dat die bedreiging ernstig was. Ze was vooral een waarschuwing aan andere journalisten om zich niet aan de controle op hun berichtgeving te onttrekken.
Ondertussen wordt ons dagelijks voorgehouden dat Amerikaans-Britse bombardementen "militaire doelwitten" troffen, "paleizen van Saddam Hoessein", "paramilitaire milities" of "elitetroepen van de Republikeinse Garde". Zo moet de indruk bevestigd worden dat het bij de oorlog alleen gaat om het bestrijden van Saddam Hoessein, en dat de bevolking zoveel mogelijk wordt gespaard. Het gaat volgens die propaganda immers over de "bevrijding van Irak". Maar niemand kan precies nagaan of de door Amerikanen en Britten gemelde doelwitten ook de werkelijke doelwitten waren.
De Amerikaans-Britse propaganda is voorspelbaar en neigt soms naar het karikaturale. In Washington maakt minister van Defensie en superhavik Donald Rumsfeld zich boos over Iraakse soldaten die hun uniform zouden afleggen om "verkleed als burger" de bezettingstroepen aan te vallen. President Bush is volgens de grote omroepen Bagdad dankbaar omdat het tot dusver "zijn wapens voor massavernietiging" niet heeft gebruikt tegen Amerikanen en Britten. Die "zouden" een "verdachte" chemische fabriek onderzoeken "waar chemische wapens zouden kunnen worden vervaardigd" – we moeten dan maar aaannemen dat die fabriek aan de aandacht van de VN-wapeninspecteurs was ontsnapt. Bush verklaarde ook dat er geen chemische of biologische wapens werden gevonden, maar dat Irak die wel heeft. De media namen die oprisping van versleten propaganda over "ontwapening" van Irak (ondertussen al vervangen door propaganda over "bevrijding van Irak") over zonder daar kanttekeningen bij te plaatsen. De Britse premier Blair bleef overigens nog enkele dagen na het begin van de oorlog spreken over "ontwapening van Irak". We mogen ons binnenkort verwachten aan de mededeling dat "wapens voor massavernietiging" zijn gevonden in Irak.
"Verbazing"
Washington en Londen toonden zich ook "verbaasd" over het Iraaks patriottisme. Ze konden blijkbaar niet begrijpen dat de Irakezen het verzet tegen buitenlandse aanvallers die hun steden bombarderen zouden steunen. Ook westerse media gingen zich naar eigen zeggen vragen stellen over het Iraaks verzet – ze hadden dat kennelijk niet verwacht omdat ze, dolgedraaid over het "monster Saddam Hoessein", zo graag geloof hechtten aan de propaganda dat de Irakezen de invallers als "bevrijders" zouden verwelkomen. De BBC moest na vijf dagen oorlog toegeven dat de Irakezen "de invalstroepen nog niet als bevrijders beschouwen, als ze dat al ooit zullen doen". Tegelijk plaatste de omroep aanhalingstekens bij de term "agressie" toen hij het over de Amerikaans-Britse aanval op Irak had – alsof die term niet echt toepasselijk zou zijn op die aanvalsoorlog.
Washington en Londen hadden gehoopt om snel na het begin van de oorlog beelden te kunnen tonen met dankbare Irakezen, die hun "bevrijders" toejuichten. Maar de Irakezen, ook sjiïtische en andere opposanten van Saddam Hoessein, zijn er zich goed van bewust dat het de invallers te doen is om de Iraakse olie, de installatie van een marionettenregime, en de versterking van de Amerikaanse wereldheerschappij. Dat besef ligt aan de grond van het aanhoudend verzet tegen de invallers. De verbazing van veel westerse politici en journalisten daarover spruit voort uit hun onvermogen om te beseffen dat een guerrilla zonder steun van de bevolking niet mogelijk is.
Dat verklaart waarom Amerikaans en Britse bevelhebbers erover klagen dat ze de vijand niet goed kunnen onderscheiden. Zo meldden ze dat Iraakse milities in Nasiriyah, een grotendeels sjitische stad, vanuit een handelszone Amerikaanse tanks beschoten; toen de tanks enkele honderden meters oprukten, bevonden ze zich plots in een burgerlijke zone waar vrouwen en kinderen naar buiten kwamen om de oprukkende Amerikanen te bekijken.
Luitenant-kolonel Michael Belcher van de Amerikaans-Britse invasiemacht zei dat hij wantrouwig is geworden. "Het was een goed gevoel toen we binnenkwamen, de menigte wachtte en glimlachte," zei hij. "Nu vraag je je af wat er achter die glimlach en die menigte steekt".
Safwan
Opvallend was de eerste voedsel- en waterbedeling door Amerikanen en Britten in Safwan, het stadje bij de grens met Koeweit. VRT-verslaggever Rudi Vranckx liet zien hoe de mensen de zwaarbewapende invallers met hun hulp onthaalden op kreten ten gunste van Saddam en tegen Bush. Een beduusde militair zei dat dit kwam omdat er camera’s bij waren, en omdat de mensen bang waren voor Saddam. Een uitleg die kant noch wal raakte, omdat het juist van grote moed getuigde om slogans tegen Bush en voor Saddam te roepen tegenover zwaargewapende invallers die Saddam willen verjagen. Op de beelden over de aankomst van de hulp in Safwan, die het opperbevel van de Amerikaans-Britse invallers aan journalisten toonden, was de manifestatie van woede tegen Bush niet te zien. De militaire woordvoerder hield de journalisten voor dat de mensen in Safwan "voor het eerst van de vrijheid proefden".
"Volksopstand"
Een week na het begin van de oorlog nam voor Amerikanen en Britten de noodzaak van berichten over een Iraaks opstand tegen Saddam toe – om de propaganda over "bevrijding van Irak" kracht bij te zetten. Het Britse opperbevel lanceerde dan maar berichten over een "volksopstand" tegen het Iraakse leger in de zuidelijke stad Basra. Dat leger zou zelfs burgers in de stad hebben beschoten. Dat verhaal moest beantwoorden aan het beeld en de verwachtingen die de propaganda had gewekt: Basra is grotendeels sjiitisch, en zou dus wel de gelegenheid aangrijpen om tegen Saddam Hoessein op te staan. Eerder had de VRT gemeld dat Britse artillerie Basra bestookte om de opstand die daar zou woeden te steunen – allicht een Brits legerbericht dat kritiekloos werd overgenomen.
Die berichten moesten vooral Amerikaanse en Britse troepen sterken in het zelfbeeld van " bevrijders" dat hen door hun regeringen is aangepraat. Hun verspreiding door de media, ook al plaatsten die er aanhalingstekens bij, moest twijfels doen rijzen bij de publieke opinie in de wereld.
Maar al snel bleek dat de berichten niet klopten. In Londen ontkende een lid van de Iraakse oppositie een "volksopstand" in Basra. De coalitie, zo verwees hij naar Amerikanen en Britten, wordt in Basra niet vertrouwd doordat "ze haar belofte in 1991 brak" om een sjiitische opstand tegen Bagdad te steunen.
Bij het begin van de oorlog namen de meeste grote media de Amerikaans-Britse berichten over inname van de zuidelijke havenstad Umm Qasr zonder meer over. Maar een week later bleek het verzet daar nog altijd actief te zijn. Dezelfde media volgden de Amerikaans-Britse meldingen over een "snelle opmars" naar Bagdad. Slechts hier en daar werd opgemerkt dat het oprukken van helikopters en tanks door honderden kilometer vlakke woestijn, met het vermijden van bevolkte gebieden, niet bepaald een militaire prestatie is. De Irakezen zouden volgens alle regels van de krijgskunst wel gek zijn om in dergelijk terrein de strijd aan te gaan.
Een week na de eerste bombardementen op Irak liet de BBC, met verwijzing naar Amerikaanse overheidsbronnen, weten dat de raketten die Bagdad bij het begin van de oorlog op Koeweit had afgevuurd, geen Scud-raketten waren. Bij die beschietingen hadden heel wat media klakkeloos de berichten overgenomen dat het om Scud-raketten ging, eraan toevoegend dat Irak dit soort raketten volgens de VN niet in bezit mocht hebben.
"Experts"
Voor heel wat media lijkt journalistiek er in te bestaan om tijdig een "expert" in de studio of de kolommen aan het woord te laten over het conflict. Dat die "experts" een heel andere agenda hebben dan de journalistieke (voorlichting van het publiek), is blijkbaar niet de eerste zorg van de hoofdredacties. Zo konden we het meemaken dat een Belgisch militair ("expert") op de VRT meedeelde dat "we" dichtbij Bagdad staan. De term "we" sloeg op de Amerikaans-Britse aanvallers, die zich volgens minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel buiten de internationale wettelijkheid hebben geplaatst met hun aanval op Irak.
Redacties hadden ook weinig of geen kanttekeningen bij verklaringen van "experts" over het grote aantal gewonden in Bagdad. Volgens die "experts" vielen die gewonden grotendeels door scherven van terugvallend Iraaks afweergeschut, niet zozeer door de massale Amerikaans-Britse bombardementen. In het absurde geval dat dit zo zou zijn, dan zou minstens de opmerking gepast zijn dat luchtafweer niet nodig zou zijn als er geen bombardementen waren.
Een ander staaltje van cynische "newspeak", verhullende taal, over de oorlog is de naam die de Amerikaanse regering gaf aan haar bombardementen op Irak: "Awe and shock", de Irakezen ontzag inboezemen en een schok bezorgen, zeg maar terroriseren. De verhullende benaming voor de terreurbombardementen is door de meeste media zonder kritiek of commentaar overgenomen.
Misleiding en bedrog
De onderkenning van de precieze aard van het conflict is de belangrijkste voorwaarde om er over te kunnen berichten. De bende van Bush in het Witte Huis, en hun aanhang in de media hebben de Amerikaanse en wereldopinie hierover bewust voorgelogen. De voormalige Amerikaanse topmilitair Barry McCaffrey zei het heel diplomatisch. Minister van Defensie Donald Rumsfeld, verklaarde de voormalige bevelhebber in de Golfoorlog van 1991, "heeft de aard van het conflict verkeerd ingeschat". En, waarschuwde McCaffrey, de strijd om Bagdad zal tot 3.000 Amerikanen en Britten het leven kosten.
Als het alleen om een verkeerde inschatting door Rumsfeld zou gaan, zou het een blijk van grote onbekwaamheid en domheid zijn, en zou de minister zijn eigen waanvoorstellingen zijn gaan geloven. Maar dat is niet zo. Rumsfeld wist dat het Congres en de Amerikaanse opinie meer weerstand tegen zijn oorlogsplannen zouden hebben getoond, als zij van bij het begin de echte aard van het conflict – en de kostprijs ervan – zouden hebben gekend: een agressie-oorlog die de Verenigde Staten in Irak in een gewelddadig moeras zou meesleuren, een potentieel langdurige guerrilla zou uitlokken, en wereldwijd het verzet tegen Amerikaanse overheersing zou aanwakkeren.
Een week na het begin van de oorlog moest Rumsfeld al meedelen dat het conflict langdurig zou zijn, en meer zou kosten dan hij had voorgespiegeld. Hij bereidde de Amerikanen erop voor dat bijkomende troepen zullen moeten worden ingezet. Op de BBC liet een voormalige adviseur van de Amerikaanse regering weten dat Washington kennelijk de aard en de aanhang van het regime in Bagdad verkeerd had ingeschat. Dat kwam neer op het verwijt dat de bende van Bush haar propaganda over "het monster Saddam" zelf is gaan geloven.
Sommige westerse media vonden het blijkbaar normaal dat de Amerikanen in Bagdad de Iraakse televisie bombardeerden. Net zoals bij het Navo-bombardement op de Servische televisie in 1999, vinden de Amerikanen dat de Iraakse TV een gewettigd doelwit is omdat hij propaganda van de tegenstander verspreidt. In Spanje, waar premier Aznar in lastige schoentjes komt wegens zijn slaafse volgzaamheid van de Amerikaanse oorlogspolitiek, nam de omroep TVE die visie zonder meer over: "VS vallen Iraaks propaganda-apparaat aan", luidde het. De mensenrechtenorganisatie Amnesty en Reporters sans Frontières hebben tegen het bombardement op de Iraakse TV geprotesteerd.
Oorlog tegen de bevolking
Op dag negen van de oorlog was het ook voor CNN duidelijk: de oorlog om Irak een Amerikaans marionettenbewind op te leggen, wordt onvermijdelijk een oorlog tegen de Iraakse bevolking die zich daar tegen verzet. De CNN-journalist wees er op dat men al te vaak napraat dat Britten en Amerikanen "centra van de macht" in Irak aanvallen, of "de Republikeinse Wacht" of "regeringsgebouwen". In feite, zei hij, steunt de Iraakse regering op een veel breder net dat zich tegen de bezetting verzet: de zakenwereld, de stammenleiders, de milities "en de lokale bevolking". Daarmee ging de journalist in tegen het beeld dat in het westen wordt opgehangen door politici als Bush en Blair en door sommige media – in België munten vooral de ,"analyses" van Mia Doornaert en admiraal b.d. Willy Herteleer in De Standaard terzake uit door politieke dwaasheid en blinde volgzaamheid jegens Washington).
In die kringen weet men niet meer hoe draaien of keren om toch maar het idee te verdedigen dat het verzet van de Irakezen niet authentiek kan zijn _ men heeft immers beweerd dat de oorlog niet tegen de bevolking, maar tegen "het regime" gericht is, als "bevrijding". "De sterkte van de Irakezen is dat ze er niet wakker van liggen hoeveel onschuldige slachtoffers ze maken," luidt de schaamteloze blijk van racisme en onwetendheid waarvan Herteleer blijk gaf.
(Uitpers, nr. 41, 4de jg., april 2003)