Oorlog brengt op. Dat geldt niet alleen voor klassieke wapenproducenten, maar ook voor investeringsmaatschappijen. Het succesverhaal van de Carlyle Group en andere bedrijven.
In de VS bedraagt het defensiebudget 420 miljard dollar. Dat is zonder de extrakredieten gerekend nodig voor de financiering van de bezetting in Irak en Afghanistan. Volgens de officiële plannen moet het defensiebudget stijgen tot 502 miljard dollar voor het Fiscale Jaar 2009, of een bedrag dat groter is dan wat alle andere landen samen besteden aan militaire uitgaven.
Uiteraard leggen deze cijfers de defensie-industrie geen windeieren. Sinds enkele jaren hebben ook klassieke financiële bedrijven en investeringsmaatschappijen ontdekt dat er heel wat poen te rapen valt in de defensiesector. Illustrerend daarvoor is het succes van de Carlyle Group. Vanaf haar oprichting in 1987 heeft deze investeringsmaatschappij zich gespecialiseerd in investeringen op de defensiemarkt en binnenlandse veiligheid. In de periode 1998 tot 2003 versierde Carlyle 9,3 miljard dollar aan contracten met het Pentagon. Ter vergelijking, de zes grootste investeringsmaatschappijen, inclusief Carlyle Group, hebben in dezelfde periode voor 14 miljard dollar aan Pentagoncontracten binnengehaald.
Zelf verzorgt de maatschappij geen productie. Wel heeft ze in de loop der jaren de controle verworven over bedrijven die samen goed zijn voor miljarden dollars aan defensiecontracten. Zelf omschrijft de Carlyle Group zich als een investeringsbedrijf dat “buitengewone winsten genereert over een reeks aan investeringskeuzes”. Het bedrijf beheert investeringen ter waarde van 18,4 miljard dollar van 600 individuen en ‘entiteiten’ uit 55 landen.
In 2001 verwierf Carlyle de controle over United Defense. Dat bedrijf produceert voertuigen artillerie, raketlanceerders en ander militair materieel, samen goed voor 5,8 miljard dollar. In april 2004 werd het bedrijf van de hand gedaan. Lear Siegler Services, een bedrijf dat bedrijvig is in de logistieke ondersteuning van luchttransport en training van piloten was goed voor 1 miljard dollar aan contracten. Het werd in 2002 verkocht. Verder is er nog United States Marines Repair, resultaat van een fusie van twee bedrijven goed voor bijna 2 miljard aan Pentagoncontracten en Vought Aircraft Industries (85 miljoen Dollar).
Traditioneel gingen de meeste contracten naar klassieke defensiebedrijven zoals Lockheed Martin, Raytheon en Boeing. Sinds begin jaren ’90, op het ogenblik dat veel militaire taken werden uitbesteed dongen ook andere privé-contractanten mee, waaronder een aantal investeringsbedrijven zoals Carlyle Group of Veritas. Zij zijn niet echt geïnteresseerd in de productie, maar denken op zeer korte termijn, namelijk zo vlug mogelijk zo groot mogelijke winsten genereren. De groep verkocht tal van defensiebedrijven op het moment dat Afghanistan en Irak de aandelenkoersen sterk de hoogte deden inschieten. Vandaar de verkoop van United Defense, goed voor een winst van 1 miljard dollar. Volgens de topman van Carlyle zijn defensiebedrijven te duur geworden.
Het succes van Carlyle en andere investeringsbedrijven is voor een groot stuk te verklaren door de banden met de politieke wereld. De voormalige defensieminister, Frank Carlucci, leidde het bedrijf van 1989 tot 2003. Daarnaast zaten of zitten tal van politieke prominenten aan de top van het bedrijf: de voormalige defensieminister James Baker, voormalige Britse Premier John Major, de ex-president van de Filippijnen Fidel Ramos, de voormalige stafchef van Clinton (Thomas Mc Larty), de voormalige voorzitter van FCC (het officiële mediacontrole orgaan), de voormalige voorzitter van de parlementaire Veiligheidscommissie, Arthur Levitt, etc. De voormalige president Bush was een adviseur voor de Azië afdeling van de groep. Veritas, de 41 grootste Pentagoncontractant, maar tweede investeringsbedrijf dat in tegenstelling tot Carlyle wel nog intensief in defensie investeert, telt tal van voormalige topgeneraals. Ook andere investeringsbedrijven hebben het voorbeeld van Carlyle gevolgd en tal van voormalige hoge regeringsmensen en militairen in dienst genomen. Zo hebben ze samen vijf van de negen laatste defensieministers aangesteld, twee voormalige ministers van Buitenlandse Zaken, twee bazen van de Nationale Veiligheidraad, twee CIA directeurs en een goed dozijn gepensioneerde generaals.
De lucratiefste markt op dit ogenblik is binnenlandse veiligheid, een gevolg van ‘9/11’. Het gaat om de snelst groeiende sector die volgens voorspelling zal groeien van 5 miljard dollar in 200 naar 130 miljard dollar (!) in 2010. Ook hier hebben investeringsbedrijven zoals Paladin Capital Partners en Arlington Capital Partners tal van voormalige politieke en militaire leiders in dienst genomen.
Defensieministerie als springplank voor privé-carrière
Vijf van de negen voormalige defensieministers hebben banden met investeringsmaatschappijen. Twee van de overige vier zitten nog in de regering (Defensieminister Rumsfeld en Vice-president Cheney), Les Aspin is overleden en Caspar Weinberger is voorzitter van het bedrijf dat Forbes magazine uitgeeft. Alle anderen hebben banden met investeringsmaatschappijen:
Bill Cohen (de laatste defensieminister) startte een eigen investeringsmaatschappij, TCG Partners
William Perry, de onmiddellijke voorganger van Cohen, stichtte Global Technology Partners om investeringsmaatschappijen te helpen bij hun investeringen in defensie, ruimtevaart en technologische bedrijven
James R. Schlesinger, defensieminister onder Nixon en Ford, adviseert de Lehman Brothers investeringsbank
Harold Brown, defensieminister onder Carter, is een partner in Warburg Pincus, een investeringsbedrijf met belangen in 490 bedrijven wereldwijd
Frank Carlucci, defensieminister onder Reagan, was de eerste Pentagonbaas die een functie vervulde in een investeringsmaatschappij.
Bron: http://www.publicintegrity.org
(Uitpers, nr. 60, 6de jg., januari 2005)