Politiek bedrijven in Iran houdt risico’s in. Dat ondervond Zarafshan Nasser, advocaat en mensenrechtenactivist uit Teheran. In de woelige periode voor en kort na de Iraanse revolutie was hij professor economie aan de universiteit. De islamisering noopte hem zijn ontslag te nemen. Hij zou voortaan als advocaat door het leven gaan met zijn diploma rechten dat hij eerder behaalde in Parijs.
Geleidelijk zou hij zich toeleggen op het verdedigen van dissidenten: politici, intellectuelen, studenten…. Een achttal jaar geleden beet hij zich vast in een zaak van vermoorde dissidente intellectuelen. Volgens hem wees alles in de richting van de veiligheidsdiensten. De zaak geraakte in de media en groeide uit tot een schandaal, bekend als de ‘kettingmoorden’.(1) De verantwoordelijke minister zag zich verplicht een verklaring te verspreiden en wilde zich ervan afmaken door vaag te verwijzen naar enkele ‘elementen’.
Kort daarop werd hij onder druk gezet om de hele affaire te laten rusten. Hij weigerde en dus werd hij gearresteerd wegens het voeren van propaganda tegen de staat en verder onder druk gezet. Wanneer duidelijk werd dat hij niet van plan was om toe te geven werd hij beschuldigd van wapenbezit, neergelegd en gevonden in zijn kantoor. Hij werd veroordeeld tot 5 jaar gevangenis die hij volledig uit heeft gezeten. Negen maanden geleden kwam hij vrij. Dankzij een internationale campagne van advocatenverenigingen en mensenrechtenorganisaties kon hij het werk hervatten. Hij staat nu in voor de verdediging van een groep studenten die gearresteerd zijn op de 16e Azar – Dag van de Student (7 december 2007) – een jaarlijkse herdenkingsdag naar aanleiding van drie vermoorde studenten na de coup tegen premier Mossadeq (1953). Sinds de jongste protestbijeenkomst riskeert een aantal studenten de doodstraf.
Zarafshan Nasser is een van de mensen achter het platform No War on Iran. Hij kent het milieu van studenten-, vrouwen-, en linkse vakbondbewegingen zeer goed. We ontmoeten hem tijdens de bijeenkomst van de Wereldvredesraad in Caracas. Hij ziet de post-revolutionaire periode verlopen in drie fases.
“De olieprijzen gingen in 1973 en 1979 de hoogte in. Daardoor kon de Sjah niet alleen heel wat projecten verwezenlijken en extra werkgelegenheid scheppen, maar ook het staatsapparaat uitbreiden en regionale ambities koesteren. Toch groeide de kloof tussen de rijke toplaag en de arme onderklasse en namen de spanningen toe. Op dat ogenblik waren er hoofdzakelijk twee guerrillagroepen actief: ter linkerzijde de Fedayeen met daarnaast de Volksmujahedeen (islamitisch met Marxistische invloeden). De VS begrepen dat de politieke situatie uit de hand begon te lopen. Toen bleek dat de Sjah niet aan aftreden dacht en de guerrillabewegingen geen optie waren, begonnen Britten en Amerikanen de mollahs te steunen. Uiteindelijk verscheen Khomeini op het toneel als leider van de conservatieve clerus. Deze wist ook de steun van het wanhopige volk te verwerven. Dit vormde het begin van de eerste fase.”
Ayatollah Khomeini installeerde een autocratisch en repressief islamistisch regime, reden waarom het volk na verloop van tijd nog weinig enthousiasme voor de revolutie zou tonen?
“Klopt. Khomeini kwam aan de macht omdat het volk dacht dat hij hen zou helpen. Maar na een paar jaar werd het repressieve karakter steeds duidelijker. Organisaties die – al dan niet terecht – gelieerd werden aan de toen actieve guerrillagroepen werden hard aangepakt. Er waren dagen dat er tegen de honderd doden vielen. Ook voormalige medestanders, zoals ex-minister-president Mehdi Bazargan en Abdolhassan Bani Sadr (ex-president) geraakten in conflict met de hoogste religieuze leider en diens entourage. Geleidelijk aan kwam de bevolking tot het besef dat Khomeini’s politieke ideeën weinig voeling vertoonden met de echte problemen van de 21e eeuw.”
Khomeini verloor aan populariteit maar na zijn dood in 1989 hielden zijn opvolgers de essentie van de islamitische revolutie in stand.
“Ja, zeker voor een geruime tijd. Er volgde een overgangsfase waarbij president (Ayatollah) Ali Khamenei de nieuwe ‘Leider van de Revolutie’ werd en Rafsanjani zijn opvolger als president. Het is pas met de verkiezing van de zogenaamde reformist Mohammad Khatami (in 1997) dat de eigenlijke tweede fase aanbreekt. Ik zeg zogenaamd omdat hij zijn politieke macht niet van onderop heeft opgebouwd. Hij was iemand van de politieke top, een voormalige topfunctionaris van het regime. De hervormingen die hij poogde door te voeren, kwamen met andere woorden vanuit het machtssysteem zelf. Dat neemt niet weg dat de bevolking hem erg verwelkomde. Hij kreeg 22 miljoen van de in totaal 28 miljoen stemmen achter zijn naam. Vooral vrouwen en jongeren stelden hun hoop op de door hem beloofde hervormingen. Hij bleef twee ambtstermijnen aan. Tijdens zijn eerste termijn werd al duidelijk dat hij het systeem niet wezenlijk wenste te veranderen. Omdat Khatami zelf uit het systeem kwam was hij een zeer gematigd en voorzichtig hervormer.”
Klopt het dan niet dat de hervormingen op niets uitliepen omdat ze op tegenstand stuitten van de conservatieve clerus?
“Het is dubbel: Khatami wilde niet én hij kon niet. De remmende oppositie van conservatieve geestelijken vormt dus slechts een gedeeltelijke verklaring. Ook zonder die oppositie zou Khatami geen ernstige hervormingen hebben doorgevoerd. De meerderheid van de bevolking heeft er wel acht jaar over gedaan om dat in te zien. Uiteindelijk was het resultaat van dit alles dat de mensen zwaar ontgoocheld waren. Die ontgoocheling ging gepaard met een zekere vorm van apathie. Mensen wilden het land uit of verloren hun interesse in de politiek. Er kwam een fase van depolitisering, het moment dat Ahmadinejad het roer overneemt.
De depolitisering is dan ook de verklaring dat iemand als Ahmadinejad zo gemakkelijk aan de macht geraakte?
“Eerst en vooral over die verkiezingen. De keuze blijft uiteraard beperkt omdat iemand die zich buiten het systeem bevindt zich ook niet kandidaat kan stellen. Ahmadinejad sprak ook het armere deel van de bevolking aan met zijn sociaal programma en vooral ook uit verzet tegen mensen zoals Rafsanjani die zich vanuit hun politieke machtspositie heel erg verrijkten. In het begin was Ahmadinejad bijna een attractie omdat hij zijn mond durfde opendoen en dingen zei waarover anderen zich niet durfden uitspreken. Hoewel nu blijkt dat ook Ahmadinejad de verwachtingen niet kan inlossen zit hij toch vrij stevig in het zadel. Hij kan rekenen op de goed georganiseerde Revolutionaire Wachten en de paramilitaire Basji (een soort volksleger van vrijwilligers, nvdr)
Uiteindelijk zouden ook de gebeurtenissen in Irak de politieke situatie in Iran beïnvloeden. De gewone mensen zagen dat zelfs een dictator met een lange staat van dienst, zoals Saddam Hoessein, van de troon kan worden gestoten. Er waren dan ook sommige Iraniërs die danig gedesillusioneerd waren dat ze hun hoop plaatsten op buitenlandse machten of bepaalde regionale ontwikkelingen om verandering te krijgen in de politieke situatie in Iran. Onder andere de royalisten lieten meer van zich horen in de hoop aanhang te winnen voor de terugkeer naar de monarchie. Maar met de chaotische bezetting van Irak heeft iedereen wel begrepen dat dit echt geen optie is voor Iran.”
Toch beweegt er een en ander, vooral in studentenkringen.
“Uit al die illusies ontstond ongeveer twee jaar geleden een nieuwe beweging van studenten, vrouwenorganisaties, arbeiders en andere sociale groepen die zich begonnen te realiseren dat het noodzakelijk is om zich te organiseren en een populaire basis uit te bouwen om tot werkelijke verandering te komen. De belangrijkste studentenbeweging, het ‘Bureau voor de Versterking van de Eenheid’, was eigenlijk een creatie van de regering. Eind de jaren negentig stond de organisatie achter de hervormingen van de regering van Khatami. Maar geleidelijk aan ontwikkelde zich uit die organisatie een onafhankelijke studentenbeweging met studenten van vooral linkse signatuur. Dat is ook de reden waarom het regime de studenten meer en meer viseert en de repressie tegen hen toeneemt.”
Zoals eind vorig jaar toen enkele tientallen studenten zijn gearresteerd?
“Elk jaar is er de zogenaamde ‘Studentendag’ volgens de Perzische kalender ‘16 Azar’ (7 december). Het is een jaarlijks terugkerende protestdag die gehouden wordt sinds de door de VS-gesponsorde coup tegen Mossadeq in 1953 (‘operation Ajax’, nvdr) die tot doel had de positie van de Sjah te verstevigen en de daarop volgende dood van drie studenten. Tijdens de laatste 16 Azar (in 2007) was de reactie van het regime ongemeen fel. Meer dan 100 studenten afkomstig van verschillende universiteiten werden aangehouden. Vandaag zitten er nog altijd een dertigtal vast en voor een deel van hen dreigt de doodstraf.”
Hoe zit het met de andere sociale bewegingen?
“Ik kan natuurlijk niet voorspellen hoe de toekomst er uit zal zien, maar ik ben hoopvol gestemd, want behalve de studenten beweegt er ook in andere sociale bewegingen iets. De laatste drie tot vier jaar is er ook een arbeidersbeweging aan het groeien. Er zijn nu onafhankelijke vakbonden, ook al worden ze niet getolereerd. De regering erkent alleen de officiële vakbonden. Daarnaast is er de zeer divers gestructureerde vrouwenbeweging. Zo zijn er organisaties die zich vooral keren tegen het verplicht dragen van de hoofddoek. Voor arbeidersvrouwen is de economische situatie of de gebrekkige gezondheidszorg dan weer een reden om zich te organiseren en daar eisen rond te stellen. Maar er zijn ook gevaren die opduiken. Vorig jaar is uitgekomen dat sommige van die bewegingen werken met middelen afkomstig uit de VS, en dat is uiteraard voldoende om in diskrediet te geraken. Samen met het optreden van het regime, maakt dit dat er ook wel een probleem van wantrouwen is.
Iran bevindt zich in een complexe en snel veranderende context die bepalend is ook voor sociale bewegingen. Het afgelopen jaar had ons land met een enorme inflatie te kampen, waarbij de prijzen met een factor drie stegen, ook al zeggen de officiële cijfers dat het veel minder is. Er zijn wel stijgende olie-inkomsten, maar die komen niet bij het gros van de bevolking terecht.”
We hebben het er nog niet echt over gehad: onvermijdelijk wordt de binnenlandse politieke situatie heel sterk beïnvloed door de krachtmeting met de Verenigde Staten.
“Kijk, in dat verhaal zijn de Amerikanen volgens mij meer geïnteresseerd in de enorme Iraanse markt en de bodemrijkdommen dan in het vermeende nucleaire kernwapenprogramma.
De VS-regering moet niet te hoog van de toren blazen. India, Pakistan en Israël beschikken over nucleaire wapens. Er staan duizenden nucleaire wapens opgesteld in de wereld. Het gaat niet om de nucleaire wapens op zich, wel over het onder VS-controle plaatsen ervan. Voor de gewone Iraniërs is elke Amerikaanse bemoeienis onaanvaardbaar. Ze hebben de Amerikaanse coup van de jaren vijftig nog niet vergeten. De VS zijn vooral op zoek naar een rechtvaardiging om de confrontatie met het Iraanse regime aan te gaan. Volgens Mohamed El-Baradei (het hoofd van het Internationaal Atoomenergieagentschap, nvdr.) is er niets dat wijst op een actief nucleair wapenprogramma. Herinner je ook het zogenaamde programma voor massavernietigingswapens in Irak dat achteraf een grote luchtbel is gebleken. De VS zoeken vooral een legitimatie om vijandige regimes aan te vallen. Gisteren was dat het communistische gevaar, dan mensenrechten en democratie, dan de strijd tegen het terrorisme en nu de nucleaire wapens. Je kan dat toch niet serieus nemen. Hoe kan je nu geloven dat de VS pro-democratie zijn? De Iraniërs weten meer dan wie dat de VS de Taliban met de hulp van de Pakistaanse inlichtingendiensten en Saoedisch geld, groot hebben gemaakt. De bevolking is niet tevreden met Ahmadinejad, maar ze wil zeker niet dat de VS doen wat ze in Irak hebben gedaan.”
(Uitpers, nr 98, 9de jg., mei 2008)
(1) Het gaat om een reeks van moorden en verdwijningen waarbij de slachtoffers voornamelijk critici waren van het Iraans regime. Hoewel het begrip ‘kettingmoorden’ werd gebruikt voor de dood van vijf mensen in 1998, gaat het in werkelijkheid over veel meer gevallen (een tachtigtal) over een langere tijdsspanne. De moorden werden gepleegd via verkeersongevallen, messteken, vergiftigingen, e.a. Uiteindelijk zijn er een aantal agenten van het ministerie voor inlichtingendiensten veroordeeld, maar de Iraanse oppositie vermoedt dat een aantal hoge politici en mensen van de conservatieve clerus achter de moorden zit. Deze wijzen op hun beurt dan weer met de vinger naar buitenlandse krachten en Israël als verantwoordelijken voor de misdaden.