Narendra Modi kan ongehinderd zijn programma doordrukken. Zijn partij, de Bharatiya Janata Party (BJP), heeft op eigen houtje de volstrekte meerderheid in de Lok Sabha (India’s parlement), ze moet zelfs geen rekening houden met haar bondgenoten. De beurs in Mumbai reageerde enthousiast, Modi heeft de faam een grote vriend van de ondernemers te zijn. Het is minder goed nieuws voor al wie in India gehecht is aan het “seculiere” (leken-) karakter van de staat. Want met de BJP triomfeert hoe dan ook de hindutva, de visie dat India een hindoenatie is en dat alle minderheden, moslims voorop, dat maar moeten aanvaarden. (zie ook Uitpers 13 juni 2013 ‘Hindoeradicaal Modi kandidaat-premier in India’).
De BJP regeerde ook al van 1998 tot 2004, maar dan wel in een ruimere coalitie waardoor ze minder bewegingsruimte had. BJP is de emanatie van de RSS (Rashtriya Swayamsevak Sangh), een op paramilitaire leest geschoeide beweging van hindoefundamentalisten waarin Modi zijn carrière maakte. Zij zetten zich af tegen het lekenkarakter van de Indiase Unie zoals vastgelegd in de grondwet. De BJP, en zeker de radicale vleugel waartoe Modi behoort, wil in die grondwet graag de hindutva, het hindoekarakter van India, vastleggen.
Congres onvindbaar
De BJP heeft haar succes voor een groot deel te danken aan de instorting van de Congrespartij. Dat Congres worstelde met een “imagoprobleem”: geen leiderschap en vooral geen goede balans van tien jaar regeren. Waar het gemiddeld inkomen in India en China dertig jaar geleden ongeveer gelijk was, is het in China nu ca 2,5 keer hoger dan in India- 4.000 dollar gemiddeld jaarinkomen in India, 9.800 in China. (Gemiddeld, in beide landen zijn er grote ongelijkheden). De levensverwachting: 67 jaar in India, 75 in China. Alfabetisatie: 63 % in India (World Factbook, www.cia.gov), 98,7 % in China. En dan nog: de kwaliteit van het onderwijs is beneden alles, volgens recente studies kan 60 % van de scholieren na drie jaar onderricht nog altijd niet lezen of schrijven – een percentage dat stijgt.
Tijdens die tien jaar Congresbewind kende India weliswaar jaren van grote economische groei, en meteen groeide wereldwijd de legende van die enorme Indiase middenklasse van honderden miljoenen mensen, wat grotendeels een zeepbelverhaal is. De bovenlaag bestaat vooral uit de 20 miljoen die dagelijks Engels als voertaal hebben. Alleen al het feit dat 85 % van de mediareclame naar Engelstalige media gaat, spreekt boekdelen, daar zit de koopkracht.
Die recente groei kwam vooral een rijkere bovenlaag ten goede. De armoede werd teruggedrongen, maar de ongelijkheden namen nog verder toe. En het voorbije jaar daalde de groei tot 4,4 procent, wat al meteen grote ongerustheid baarde. Die afzwakking heeft onder meer te maken met een gebrek aan voldoende investeringen in infrastructuur en onderwijs.
Daar bovenop kwamen enkele opzienbarende corruptieschandalen. Drie jaar geleden moest de minister van Telecommunicatie aftreden toen aan het licht kwam dat de staat licenties opvallend goedkoop had verkocht, waardoor de Indiase schatkist 32 miljard euro misliep. De regering Singh kwam vorig jaar in de problemen toen uitkwam dat vergunningen voor mijnontginningen in grote discretie tegen lage prijzen waren toegewezen – een verlies van 27 miljard euro voor de schatkist. En het Congres vermolmde samen met de dynastie Nehru-Gandhi die aan de vierde generatie toe. Het Congres heeft nog 44 zetels, niet genoeg om de rol van officiële oppositie te spelen, want daarvoor moet men tien procent van de 545 zetels halen.
Links?
Kortom, de BJP stond voor een makkelijke taak. Ook al vergemakkelijkt door de zware crisis van links. De twee communistische partijen, de CPI en de CPI-M, halen resp. één en acht zetels, een absoluut dieptepunt. Ze betalen de prijs voor hun beleid in enkele deelstaten, vooral West-Bengalen (Calcutta), waar ze als regeerders een steeds minder links beleid voerden en nauwelijks nog verschilden van Congresregeringen. Bovendien verbergen die partijen zich achter “klassenstrijd” om de plaag van de kastensamenleving te negeren.
Daarnaast zijn er nog wel partijen die zich links situeren maar vooral gebaseerd zijn op regionale en kastebanden. Met hun beperkte lokale inplanting stonden ze veel te zwak om weerwerk te bieden aan de nationale pletwals van de BJP.
Naast parlementair links zijn er nog wel de “naxalieten”, de diverse maoïstische groepen die vooral in het oosten en midden van India actief zijn, en die volgens aftredend premier Manmohan Singh de grootste binnenlandse bedreiging vormen.
“Gewone man”
Er waren hoge verwachtingen in de AAP, de partij “van de gewone man” die met haar campagne tegen corruptie eerder dit jaar in New Delhi als sterkste uit de bus kwam. Maar de AAP blijft steken op 4 zetels, geen enkele in Delhi. Die partij is slachtoffer van haar contradicties, in dit land van scherpe tegenstellingen maakt ze van de ongelijkheden geen thema.
Een deel van de AAP laat zich meeslepen in het nationalisme en zelfs xenofobie: in Delhi gaf ze de politie bevel een wijk van zwarte Afrikanen brutaal op te ruimen, met uitspraken dat die Afrikanen “niet als wij zijn”. Bij de ophefmakende verkrachtingszaken van het voorbije anderhalf jaar zei de leider, Arvind Kejriwal, dat dit een gevolg is van drugs en prostitutie, de maatschappelijke oorzaken van dit geweld liet hij terzijde. De AAP verdedigt bovendien een liberaal economisch beleid, met een minimum aan staatstussenkomt, op dat vlak hinkt ze de BJP achterna.
Reputatie
Tot kortgeleden had Modi zijn reputatie van haatpoliticus tegen. Hij was tien jaar lang een “diplomatieke paria” wegens zijn houding tijdens de moordpartijen van 2002 op moslims in zijn staat Gujarat. Modi was in 2001 gekozen tot gouverneur van die deelstaat (ca 50 miljoen inwoners) in het noordwesten van India. In 2002 vielen islamitische terroristen een trein met hindoepelgrims aan en vermoordden 58 van die pelgrims. Hindoefundamentalisten reageerden in Gujarat met een jacht op moslims; dorpen en stadswijken werden uitgebrand, tussen 1000 en 2000 mensen werden afgeslacht onder het motto “oog om oog, tand om tand”.
De politie van Gujarat hield zich tijdens de pogrom van 2002 opvallend afzijdig en volgens ooggetuigen namen politiemensen soms aan de pogroms deel. Dat was niet erg nieuw, eerder al bracht de politie jonge moslims om het leven na zogenaamde incidenten die ze verzonnen. Gouverneur Modi stak in 2002 alleszins geen vinger uit om aan die moordpartijen een einde te maken. Hij werd dan ook in India en daarbuiten mee schuldig geacht aan die pogrom. Diplomaten van de VS en de EU vermeden tien jaar angstvallig elk contact. Maar Modi werd zonder moeite telkens weer (eind 2012 opnieuw) herkozen.
Islamofoob
Voor de bijna 200 miljoen Indiase moslims is Modi’s zege geen goed nieuws. Hindoefundamentalisme is in de eerste plaats islamofoob. Die fundamentalisten zien de moslims als de grootste hinderpaal voor de ‘hindutva’. De voorbije jaren doken enkele terreurgroepen op die de hindutva inroepen voor terreuraanslagen op moslims. Onderzoek wees in talrijke gevallen uit dat de daders uit groepen rond de RSS komen.
Die kringen oefenen ook steeds meer druk uit op de media en bedreigen bekende moslims met geweld. Journalisten doen de jongste jaren op grote schaal aan zelfcensuur om niet van vijandschap tegen het hindoeïsme te worden beticht, boeken die kritisch zijn, worden gebannen. Zo bij voorbeeld het boek van de Amerikaanse Wendy Doniger “The Hindus. An Alternative Hisory” werd onlangs na een hysterische campagne van hindoenationalisten door uitgeverij Penguin uit de handel genomen.
Mirakel
Maar Modi onthield zich het voorbije jaar van al te expliciete aanvallen op wie de hindutva niet genegen is. Hij sprak slechts verhullend over ‘vreemden’ in India, met wie hij ook Sonia Gandhi, voorzitster van de Congrespartij en Italiaanse van origine, bedoelde. Hij liet het aan
zijn luitenants over om uit te varen tegen mensen die zich niet op hun plaats voelen in een hindoeïstisch India, die moeten maar naar Pakistan… .(waarmee de moslims uiteraard werden bedoeld).
Modi mikte op zijn reputatie als vader van het “economisch mirakel” van Gujarat. Hij heeft zijn populariteit mee te danken aan de economische groei in die deelstaat. Guajarat kent al jaren groeicijfers rond tien percent. Modi is erg populair in de grote zakenwereld omdat zijn regering zo gastvrij is voor investeerders. Zo weinig mogelijk regels, in Gujarat kunnen die investeerders nog iets ruimer uitbuiten dan elders in India. Maar Gujarat kende ook al vóór Modi een zeer sterke groei, zelfs meer dan 10 % per jaar in de periode 1994-2001. Bovendien zijn er zes deelstaten waar de groei groter is dan in Gujarat. En daar bovenop blijkt de sociale ongelijkheid, die in gans India groot is, in Gujarat groter dan het gemiddelde van het land.
De meeste Indiase kapitalisten willen datzelfde gunstige investeringsklimaat als in Gujarat. Modi kon in de campagne dan ook kunnen rekenen op gulle steun van de zakenwereld. Een van de eerste maatregelen van de regering Modi zou grotere “flexibiliteit” van de arbeid zijn, lagere lonen, gemakkelijker ontslag. Eén grote schaduwzijde: Modi bevoorrecht bevriende kapitalisten, van eerlijke competitie is daar geen sprake. Crony capitalism heet dat.