Een (dik) non-fictieboek toegezonden krijgen dat je uitleest op één dag (een dag en een voormiddag om preciezer te zijn, plus een stukje van een slapeloze nacht): het gebeurt niet alle dagen. Met ‘India, De Onzichtbare Gigant’ was dat hier wel het geval.
Wat meehielp was dat auteur Gie Goris een oude bekende is. Toen hij met het (gedrukte) MO*-magazine begon, vroeg hij me voor de mediarubriek en uit de tijd dat ik nog een auto had, herinner ik me dat ik Gie een lift gaf naar Zaventem waar hij weer eens op een vliegtuig stappen zou. Richting ik weet niet meer waar, maar veel kans dat het India was. Daar heeft hij sinds zijn eerste bezoek aan het land op 28 mei 1989, blijkbaar zijn tweede thuis gevonden. Toen we een week geleden mailden, vertoefde hij er opnieuw. In Kerala met name. Bij de lezers hier misschien wel bekend omdat het linkse bestuur van die dichtbevolkte zuidelijke deelstaat (met zo’n 32 miljoen inwoners) vanaf 1952 een succesvolle geboortebeperkingspolitiek voerde wat ertoe leidde dat de vruchtbaarheid in Kerala één van de laagste van India werd, met anno 2015 per vrouw gemiddeld 1,8 kind daar waar het nationale gemiddelde toen nog op 3,1 kind lag.
Met Gie Goris op tocht doorheen Modi’s India
Zoals Jef Abbeel het al vaak in zijn boekbesprekingen moest opmerken, zou elk boek over een bepaald land, best een duidelijke kaart van dat land bevatten. Wel in ‘India, de onzichtbare gigant’ staat wel zo’n kaart, handig al meteen na de inhoudslijst.
Een grote rijkdom aan bronnen
De inhoudslijst van het dan toch 426 pagina’s dikke boek, is verrassend kort: 1,5 p. Maar lang genoeg om te weten dat het boek uit 5 delen bestaat waarvan de twee eerste wel dezelfde titel dragen: ‘India’, maar daarachter eerst een ?-teken en dan een !-teken. Deel 3 titelt ‘Bharat ?’, deel 4 ‘Nieuw India’ (nu zonder vraagteken) en deel 5 ‘Bijlagen’.
Nu weet ik niet hoe u aan een non-fictieboek begint, beste lezer, maar ik begin altijd bij het einde: bij zaken zoals de in het boek van Gie ook aanwezige ‘Beknopte woordenlijst‘ en het ‘Register van namen, plaatsen en begrippen’. Bij de bronnen ook, kwestie van te weten waar een auteur zich op baseert. In zijn boek brengt Gie Goris ons zijn bronnen aan in de vorm van een uitgebreide persoonlijk verwerkte literatuurlijst. Want behalve op al zijn bezoeken aan India, “de honderden interviews die” Gie “in de loop van de voorbije decennia in India en met Indiërs” kon doen, baseert hij zich ook op stapels artikels en boeken die hij gelezen heeft. Ik onthield alvast de naam van “de wellicht beste krant” uit en over India: ‘The Hindu’.
In het literatuuroverzicht valt ook deze uitspraak te vinden die eigenlijk alles samenvat over India. Het is een uitspraak van schrijver Sunjeev Sahota: “Er is niet één, maar er zijn zeker 100 India’s die in parallelle universums en tijdperken leven. Je hebt een India dat deel uitmaakt van de mondiale economie en zich presenteert als een potentiële supermacht maar er is ook het India dat ver van die hype in dorpen leeft.” (p. 410)
Nog één woordje over het literatuuroverzicht (p. 396 – 416): deze 20 pagina’s zijn op zich al zo boeiend informatief dat zij alleen al een publicatie van het boek verantwoorden. Had er nu ook nog een filmlijst bijgestaan – want is ‘Bollywood’ niet het cultureel meest bekende uithangbord van India ? – dan was het perfect geweest …
Deel 1: India: Waarom ons voor India interesseren ?
Als Gie Goris bovenstaande vraag tracht te beantwoorden, doe hij dat met “een duik in het Indiase universum. Van niet te bevatten cijfers tot recente geschiedenis, van het pompende leven op elke straathoek tot de plek waar de dominante ideologie vorm kreeg.”
Kort samengevat komt het erop neer dat het maar normaal is dat we aandacht besteden aan een land met 1,4 miljard mensen of 18% van de mensheid. Een land dat min of meer een democratie is en dat kan mee zorgen “voor een evenwicht tussen China en de Verenigde Staten en voor stabiliteit in zowel Eurazië als in de Indo-Pacifische regio.”
Economisch staat India nu al op de vijfde plaats, voor landen zoals Frankrijk en Italië. Zijn groei ligt hoger dan die van China. “Met een defensiebudget van 73,8 miljard dollar in 2023 komt India op de derde plaats internationaal na de Verenigde Staten en China. Meer dan de helft van dat bedrag gaat naar soldij voor de meer dan 3 miljoen militairen in actieve dienst en naar pensioenen.” Een deel van die soldaten wordt ook regelmatig ingezet in de talrijke grensconflicten met Pakistan en China.
Ecologisch valt te vermelden dat de economie van India het al tot de derde grootste uitstoter van CO2 schopte en dat er vele problemen zijn zoals dalende grondwatertafels, de bedreigde biodiversiteit en de onhoudbare luchtverontreiniging in de steden.
Positief is dan weer dat India heel wat soft power bezit, dat het positief aanwezig is in de globale cultuur en filosofie, dankzij onder andere de impact van boeddhisme en yoga, de inzichten van Gandhi, de wereldsuccessen van Bollywood én de Indische keuken.
Het logo van India’s heersende Bharatiya Janata-partij (BJP)
De momenteel overheersende ideologie in India – ‘hindoetva’ of hindoe-nationalisme – is dan weer minder positief, “maar deel van een globale trend. In dit geval: de toenemende greep van etnisch nationalisme en autoritair bestuur op de meest verscheiden landen.” Als ook India als grootste democratie ter wereld, “verder afglijdt naar een meerderheidsdictatuur, zal dat binnen de regio én binnen de Verenigde Naties zijn sporen nalaten” redeneert Gie Goris. “Hindoe-nationalisme is een zorg voor de mensheid, ver voorbij de grenzen van India of zelfs van Groot-India.” (p. 19)
Voilà: overtuigd nu ? Overtuigd dat het ook “in ons Europese eigenbelang is, om goed geïnformeerd en zorgvuldig om te springen met het land dat goed is voor 18% van de wereldbevolking”. Uiteraard is er naast eigenbelang, “ook nog menselijke betrokkenheid, misschien zelfs empathie en solidariteit.” Bovendien is India zulk een microkosmos van de mensheid, dat wie India benadert via de Indiërs, ook zichzelf benadert. (p. 21)
Vervolgens komt Gie Goris toe aan het reuze-standbeeld dat de cover van zijn boek ‘siert’: het Standbeeld van de Eenheid. “Met 182 meter het hoogste standbeeld ter wereld. Het staat in de deelstaat Gujarat en werd eind 2018 onthuld door premier Modi.” Maar wie stelt het voor ? Het betreft ene Vallabhbhai Patel, een medestander van Gandhi en de eerste premier, Nehru. Patel was verantwoordelijk voor de integratie van de 584 prinselijke staten in de ‘Unie van India’. Vandaar: het Standbeeld van de Eenheid.
Gie Goris situeert de oprichting van dit en nog andere standbeelden in de personencultus die de huidige premier van India, Narendra Modi, ontwikkeld heeft waarbij Modi zoveel mogelijk historische figuren voor zijn kar spant.
Om de huidige politiek van Modi te begrijpen, gaat Gie Goris vervolgens in op het ontstaan op 27 september 1925 van de RSS: de ‘Rashtriya Swayamsevak Sangh’, ofte ‘Nationale Vrijwilligersorganisatie’. Die 27 september was “niet toevallig dezelfde dag in de maankalender waarop Shivaji, de mythische Marathileider uit de 17e eeuw, zijn militaire campagnes tegen mogols en moslim-legers lanceerde.”
Van een lokale jongerenclub zou de RSS uitgroeien tot dé moederorganisatie van het hindoenationalisme. Dat “hindoe-nationalisme propageert geen theocratische staat” schrijft Gie Goris en het “weigert hindoe-zijn zelfs te reduceren tot een religie. De hindoetva-ideologie beweert iedereen te verenigen die de grootsheid van de hindoe beschaving erkent en wil herstellen.” Maar dat leidt “tot een gespannen verhouding met de ongeveer 220 miljoen moslims die vandaag in India leven en in toenemende mate ook met christenen van diverse kerken. Maar de oudste en misschien wel de gevoeligste breuken in de natie lopen dwars door de hindoe-bevolking zelf en zijn in grote mate terug te voeren op kaste.” Een volgens Gie Goris “gevoelig onderwerp, al was het maar omdat Europeanen er zo obsessief op focussen”.
Nu ja, Gie kan er zelf toch ook niet aan voorbij om het ingewikkelde systeem trachten uit te leggen. Proberen we hier enkel het essentiële mee te geven. Het kastenstelsel bevat 3 groepen van hogere kasten (brahmanen, kshatriya’s en vaishya’s) en een ruime groep lage kasten (shudra’s). Maar er zijn ook de ‘dalits’ die daar allemaal buitenvallen, “omdat ze als bezoedeld en bezoedelend beschouwd worden”. En binnen al die groepen zijn er dan ook nog eens “duizenden onderverdelingen”. (Verderop in het boek valt te lezen dat er “in totaal 4,6 miljoen kasten zouden genoemd zijn.” p. 98)
Na deze opsomming begrijp je hoe Gie Goris zijn eerste deel kan afsluiten met deze zin: “India, er is geen beginnen aan. Daarmee zijn we begonnen.” (p. 46)
Deel 2: Plus- en minpunten van een zich in de voet schietende grootmacht
“Om sterktes en zwaktes” van een land zoals India “goed in te schatten, moet je niet alleen naar het bruto nationaal product kijken, maar ook naar sociale gelijkheid, milieu, rurale economie, gender en cultuur.”
Zo leidt Gie Goris zijn tweede deel in, waarin hij eerst focust op de wens van de Indiase elite om “als wereldmacht erkend te worden”. Maar hoe daarin slagen als je de enorme armoede in eigen land niet weggewerkt krijgt ? Vandaar dat Gie schrijft: “Het oude gezegde ‘geneesheer, genees uzelf’ geldt ook voor India: voor je de wereld kunt redden kun je beter eerst in eigen land orde op zaken stellen.” (p. 53)
Gie Goris bespreekt vervolgens de Indiase buitenlandpolitiek, van het socialistische begin na de onafhankelijkheid tot het huidige beleid van Modi met zijn eigen zijderoute: de ‘India-Middle East Europe Corridor’ (MEC). De concurrentie en de gewapende conflicten met Pakistan en China komen ook aan bod, net zoals het bondgenootschap met Israël dat gevoed wordt door “een gedeelde afkeer van de islam”.
Maar India’s buitenlands optreden wordt ondergraven door de stuitende binnenlandse ongelijkheid. Volgens sommige berekeningen leven er in India 229 miljoen mensen in extreme armoede, het hoogste aantal ter wereld. “De aantrekkingskracht van India op het wereldtoneel is beperkt omdat er binnenlands veel te weinig gedaan wordt tegen de armoede en ongelijkheid. ‘Eilandjes Californië in een oceaan van sub-Sahara Afrika’, zo omschreven Amartya Sen en Jean Drèze de sociale ongelijkheid die India kenmerkt. De huidige regering pakt graag uit met de economische ontwikkeling en hoe die miljoenen mensen uit de armoede tilt, maar de cijfers zijn vaag en betwistbaar. En de fundamentele ongelijkheden, zoals kaste en gender, worden nauwelijks benoemd.” (p. 73)
Volgens Sen en Drèze gaat het om “een ‘multidimensionale ongelijkheid die de neiging heeft zichzelf te doen voortbestaan.”
De ongelijkheid wordt ook veroorzaakt door ’crony capitalism’: “vriendjeskapitalisme dat drijft op wederzijdse diensten tussen politieke en economische elites”. (p. 75)
Na het te hebben gehad over de grote man-vrouw-ongelijkheid in India en nogmaals over de kasten, gaat Gie Goris een keertje wat dieper terug in de geschiedenis, naar de tijd van de Europese kolonisatie die door het ‘extractief bestuur’, in grote mate mee verantwoordelijk is voor de grote armoede in India.
Maar de huidige milieu- en klimaatproblemen die India kent, zijn voor een groot deel van eigen makelij. In zijn hoofdstuk “Milieu en klimaat: een zorgvuldig geplande en berekende ramp” zoomt Gie Goris in op de onverschilligheid waarmee de politieke en kapitalistische elites van het land, met bevolking en milieu omspringen.
Elites die een roofbeleid tegenover mens en natuur hanteren zoals dat al tijdens de Europese kolonisatie begon. Resultaat: op de ‘Environmental Performance Index’, “een complexe weging van klimaatbeleid, de vitaliteit van ecosystemen en milieugebonden gezondheid”, prijkt India op plaats 180: de allerlaatste plaats. (p. 113)
De genadeloze omgang van het Indiase kapitalisme met mens en milieu, voelen de zowat 909 miljoen Indiërs die (anno 2021) op het platteland wonen (tegenover 500 miljoen in de steden) aan den lijve. Na kritiek te hebben geleverd op de zogenaamde ‘Groene Revolutie’ komt Gie Goris toe aan “de wellicht grootste ramp op het Indiase platteland: de zelfmoordgolf onder boeren.” “Tussen 1995 en 2014 pleegde niet minder dan 300.000 boeren zelfmoord in India en dat is slechts de officiële telling.” (p. 157)
Dat daar te weinig aandacht voor kwam, valt ook te verklaren doordat er “nul voltijdse plattelandsreporters” overblijven. En zo zijn de plattelanders “onzichtbaar in de media”.
Als hij inzoomt op de Indiase jeugd, heeft Gie Goris het over een ‘youth bulge’, en het ‘demografisch dividend’ dat het grote aantal jongeren voor de economie zou kunnen opleveren. “Als de jeugd de grootste kracht vormt van een land – en wie zijn wij om daaraan te twijfelen – dan is India een echte supermacht, met meer dan 500 miljoen Indiërs jonger dan 20.” Dat zijn er meer dan heel de bevolking van de Europese Unie.
Maar kan India dat potentieel aan met zijn belabberd onderwijs ? De hoge druk op studenten leidt ook al tot hoge zelfmoordcijfers … En een deel vertrekt, wat de ‘Indiaspora’ almaar groter maakt.
Onder Modi wordt wel veel ingezet op ‘Make in India’ om banen te creëren, maar naast gebrekkig onderwijs is er ook veel gebrekkige infrastructuur. Met name in de havens.
Deel 3: ‘Bharat ?’
“Bharat is de Sanskrietnaam voor India. Als het aan de hindoenationalisten ligt, wordt dat ook de enige naam van het land. Maar de veranderingen die ze nastreven zijn allesbehalve louter symbolisch. Hindoenationalisten zijn geen religieuze fundamentalisten, al is religie nooit ver weg. Wie zijn ze, wat willen ze en welke symbolen doen hun hart sneller slaan ? Op welke manier veroveren ze de steun van de bevolking, wat doen ze met de macht die ze hebben en welke gevolgen heeft dat voor minderheden, de rechtstaat en de democratie ?”
Ziedaar de vragen waar Gie Goris in zijn vierde deel een antwoord op tracht te geven. Omdat dit langste deel van het boek – van pagina 211 tot pagina 367 – grotendeels draait rond de opkomst en het beleid van de huidige premier Narendra Modi, verwerkte ik in de titel boven deze recensie dan ook Modi’s naam want het is dat India waar het Gie Goris vooral om te doen is.
Gie Goris opent zijn deel vier met het misbruik van het verleden door de hindoenationalisten en met te wijzen op de enorme diversiteit van het land met zijn 780 talen, zijn veelheid aan alle mogelijke soorten religies en de diversiteit aan praktijken binnen het hindoeïsme ook.
Ook de heilige koeien komen aan bod en wat later valt deze uitspraak van auteur Pankaj Mishra in een gesprek met Gie in 2017: “Wat links niet ziet of waarop het geen antwoord heeft, is de behoefte bij veel mensen om binnen de bestaande onzekerheid, een nieuw vast te vinden, een nieuwe gemeenschap van betekenis en zin. Daarvoor zijn symbolen belangrijk: een vlag, een tempel, een oord, een taal. Mensen die gekwetst zijn, op zichzelf teruggeworpen, machteloos en overgeleverd aan zelfzuchtige elites, die vinden elkaar rond dat soort symbolen.” (p. 221)
Modi nu, die heeft het hindoeïsme zo voor zijn kar gespannen dat hij van India een ‘illiberale democratie’ aan het maken is, met nog weinig rechten voor de minderheden. Een illiberale én een ‘ethnische democratie’ waarbij de hindoenationalisten een nationale meerderheid opbouwen door beroep te doen op “historische vernedering en religieus-culturele superioriteitsgevoelens”. En dat met name tegen de moslims.
Gie Goris kan het niet nalaten hier te verwijzen naar hoe Trump en Vlaams Belang te werk gaan, maar hij had daar ook NVA mogen bij vermelden.
Door verhalen te recycleren over de vroegere onderdrukking door moslimheersers – over wie we in het boek echter bijna niets vernemen – en door strijd te voeren rond plaatsen waar vroeger tempels plaats moesten maken voor moskeeën (en nu weer andersom), alsook door een mannelijke krijgsgeest te cultiveren, wisten de hindoenationalisten de leemte op te vullen van het door Modi’s BJP-partij gevoerde ultraliberale beleid, met zijn winnaars én nog veel meer verliezers.
Het resultaat was een toename van geweld tussen hindoes en moslims en daar geeft Gie Goris een lange lijst van voorbeelden van alsook van de betrokkenheid van Modi. Hij gaat ook in op de conflicten aan de noordgrens van India met Pakistan en China. Conflicten vooral in het westen om regio’s zoals Jammu, Kasjmir en Ladakh. In India’s noordoosten zijn dan weer veel etnische groepen actief – zoals de ‘Muslim Liberation Tigers of Assam’ – en zij eisen allen hun eigen ‘thuisland’.
Hier vermeldt Gie Goris ook voor het eerst de ‘tweede man’ van het Modi-regime: Amit Shah, “de partijleider van de hindoe-nationalistische BJP en de man die de machine achter Narendra Modi uitbouwde en die verantwoordelijk is voor de groeiende grip van de BJP op de Indiase politiek”. (p. 285)
Vooral de moslims zijn daar de grote dupe van. Gie Goris wijdt een heel hoofdstuk aan “De pijn van het moslim-zijn”. “Er zijn naar schatting meer dan 200 miljoen moslims in India, wat hen tot de grootste nationale minderheid ter wereld maakt en India tot het op twee na grootste moslimland ter wereld.”
Hoe de moslims in India kwamen ? Gie Goris stelt het zo voor: “Er leven moslims in India sinds de achtste eeuw. In Noord-India kwamen ze over land vanuit West en Centraal-Azië, in het zuiden had de vroegste aanwezigheid te maken met handel en scheepvaart, die dankzij de moesson winden al eeuwen voor contacten tussen Zuid-Azië en de Arabische wereld zorgden. Die aanwezigheid werd later overschaduwd door de komst van moslimheersers: het sultanaat van Delhi, de invallen vanuit Afghanistan, later de mogol keizerrijken. Sommige heersers waren religieus gemotiveerd en deden inspanningen om mensen te bekeren tot de islam, anderen waren vooral in macht en rijkdom geïnteresseerd – zoals de meeste hindoe-vorsten en – rijken – en lieten hun onderdanen met rust wat geloof betreft, als ze maar hun belasting betaalden.”
Dat wat het verre verleden betreft. (p. 312) Waarna Gie Goris overgaat naar de onafhankelijkheid in 1947 én de opsplitsing van Brits koloniaal Indië in twee moslimgebieden – West- en Oost-Pakistan (het huidige Bangladesh) – en India. Opsplitsing die er mede kwam doordat “een deel van de moslimpolitici een aparte natie voor Zuid-Aziatische moslims was gaan eisen.” Iets waar het altijd op ‘verdeel en heers’ spelende Groot Brittannië “graag in mee ging”, zo stelt Gie Goris.
Het geweld tegen en de discriminatie van moslims in Modi’s India, richt zich ook tegen andere minderheden. “Maar ook media, middenveld en oppositie delen in de klappen” schrijft Goris. “Ook al gaat India er prat op dat het de grootste democratie ter wereld is, de rechtsstaat lijkt er in toenemende mate te wankelen en de rechten van burgers worden voorwaardelijk.” (p. 232)
In een hoofdstuk met als titel “Het zwijgen opgelegd” schetst Gie Goris hoe één en ander gebeurt. Hier gaat hij ook uitgebreid in op hoe “media worden geïntimideerd, gebroken of gekocht”. Het zou zo Poetins Rusland kunnen zijn, dacht ik. De corruptie in de politiek, het juridisch en fiscaal uitschakelen van tegenstanders, het onmogelijk maken om nog in India te werken voor buitenlandse NGO’s zoals Amnesty en Greenpeace, willekeurig toegepaste antiterrorismewetten, de nietsontziende militaire campagnes tegen opstandige ‘naxalieten’, het met bulldozers afbreken van heelder (moslim-)wijken … Het komt allemaal aan bod én laat absoluut geen leuke indruk na van het regime van Narendra Modi op wiens persoonlijkheid en regime Gie Goris in een volgend hoofdstuk inzoomt. En dat regime omschrijft hij zo: “een heel specifieke mengeling van neoliberalisme, religieus chauvinisme en politiek majoritair denken”, aangevuld met een “intensieve personencultus”. (p. 352)
Modi speelt wel van tijd tot tijd de verzoener maar dan zoals in Nederland Geert Wilders soms wil doorgaan voor Geert Milders. Mede door zijn greep op de media – waaronder de staatsomroep Doordarshan – kon het regime zich bekwamen in “politieke spektakelkunst”. Iets waarbij je dan aan een Donald Trump moet denken.
Deel 4: ‘Nieuw India’
“India is een gigant en belooft de komende jaren steeds belangrijker te worden voor de geopolitiek en steeds meer te betekenen in de wereldeconomie.” Maar “hoe groot zijn de slaagkansen van de nu nog onzichtbare gigant om straks de grote, vriendelijke reus te worden waarvan al zijn burgers dromen en waaraan de naties van de hele wereld behoefte hebben ?” Aldus Gie Goris inleidind op deel 4.
Vraag is vooreerst: “Wat is vooruitgang ?” Op welke vlakken ? Ten koste van wat ? Voor Gie Goris is het duidelijk: “Het is niet op de eerste plaats economische groei, maar menselijke ontwikkeling (…) Het volstaat niet dat de mensen erop vooruitgaan als dat ook niet geldt voor hun milieu, de levensvatbaarheid van het landschap, de diversiteit van het leven, de vruchtbaarheid van het land.”
Nu zijn er “binnen een bevolking van 1,4 miljard mensen, ongeveer 20 miljoen Indiërs die goed genoeg boeren om zich Europese consumptieartikelen te kunnen aanschaffen, luxueuze huizen te bouwen en een duwtje geven aan het bovenste segment van de automarkt.” Maar het grootste deel van de rest van de bevolking heeft het moeilijk.
Dé grote uitdaging voor India bestaat in de schrijnende ongelijkheid en de armoede die – zal het verbazen ? – “geconcentreerd is in de volkrijkste deelstaten, ook wel de Hindi-gordel genoemd.” En daar neemt de ongelijkheid sinds 2000 nog voortdurend toe !
Maar ook het democratisch systeem in India staat onder hoogspanning en met het leefmilieu is het dramatisch gesteld, ook weer door dat ‘crony capitalism’ dat niets ontziet. Internationaal oogt de situatie sinds Poetins inval in Oekraïne er ook niet fraaier op en is het voor Modi’s India steeds lastiger om zoveel mogelijk iedereen tot nuttige vriend te houden.
Zijn laatste hoofdstuk, getiteld “de moeder van alle verkiezingen”, wijdde Gie Goris aan de stembusslag van april-juni 2024. Hij vreesde dat “deze verkiezingen wel eens de laatste democratische verkiezingen in India zouden kunnen zijn.” Zo citeerde Gie een anonieme Indische gesprekspartner. Als de BJP die verkiezingen opnieuw zou winnen zou ze wel eens heel hard kunnen doordrukken, in aanloop naar “het eeuwfeest in 2025 van de moederorganisatie RSS.”
Hier belanden we echter bij een eerste kritische opmerking bij het boek. Dat kwam uit net voor de verkiezingen. Handig om hier te lande te kunnen meesurfen op een tijdelijke mediabelangstelling voor India, maar daardoor was het boek ook al snel weer een tikkeltje achterhaald. En zie: het draaide niet uit zoals verwacht werd. De oppositie maakte weer een goede beurt. Modi raakte wel moeiteloos aan een derde ambtstermijn maar zijn ‘Bharatiya Janata Party’ (BJP) haalde niet de verhoopte absolute meerderheid, wat Modi’s imago een flinke tik gaf en de oppositie rond Rahul Gandhi nieuwe levensvatbaarheid. CNN titelde euforisch: “India’s newly galvanized opposition strikes back with ‘mandate to save democracy’”. Afwachten hoe de oppositie dat zal bewerkstellingen én hoe de politieke verhoudingen zich zullen ontwikkelen bij de talrijke regionale verkiezingen in een land dat zo’n 100 keer groter is dan ons eigen al zo moeilijk bestuurbare België en waar er niet drie deelstaten zijn, maar 28 deelstaten plus 8 ‘Union territories’. https://en.wikipedia.org/wiki/States_and_union_territories_of_India
Wat missen we nu nog ?
Drie leemtes vielen me op bij het lezen van het boek en het terug ter hand nemen.
Op pagina 107, een vierde ver, noteerde ik dat we nu altijd nog niets te lezen kregen over de rijke flora en fauna van India. Er leven daar toch nog andere wezens, dan die 1,4 miljard tweevoetigen die zich mens noemen. Niets over de verschillende vegetatiezones, de verscheidenheid in zowel de landbouw als de overal door de bevolkingsgroei bedreigde, resterende natuurgebieden. Verderop kwam het milieu wel aan bod, maar beschrijvingen van de natuurlijke rijkdom van het subcontinent, neen, daar had Gie bij al zijn bezoeken aan India blijkbaar geen tijd voor.
Aandacht mistte ik ook voor wat de Indiase religies inhoudelijk en spiritueel voorstellen. Iets wat hen ook in het Westen enige populariteit gaf … Denk aan een boek dat mensen van de generatie van mij en Gie vaak wel kennen: ‘De Tao van Fysica’ (1982). Daarin onderzocht Fritjof Capra de opmerkelijke overeenkomsten tussen de kwantummechanica en de mystieke tradities van hindoeïsme, boeddhisme en taoïsme.
Wat ik direct bij het doornemen van de inhoudslijst van Gie Goris zijn klepper mistte: een uitgebreid woordje geschiedenis. Gie zelf verantwoorde me dat in een mail door te zeggen dat hij toch vooral een journalistiek boek wou schrijven. Maar de geschiedenis is wel van belang om iets te kunnen duiden waar Gie Goris uitgebreid aandacht voor heeft: het conflict tussen hindoes en moslims. Hoe kan je dat ‘begrijpen’ als je niet teruggaat tot de gewelddadige verovering door de moslims van grote delen van het subcontinent ?
Gie gebruikt in zijn hierboven geciteerd historisch minischetsje op pagina 312, opvallend ‘neutrale’ woorden zoals ‘komen’ en ‘inspanningen’, maar de moslims kwamen niet zomaar toe …
Bij Wikipedia is dit overzicht te vinden van de moslimveroveringen in India: https://en.wikipedia.org/wiki/Muslim_conquests_in_the_Indian_subcontinent
Hier geen vergoelijkende omschrijvingen zoals “ze kwamen” en “ze deden inspanningen” maar een overzicht van de talloze ‘battles’, ‘struggle’, ‘conquests’ en ‘massacres’ alsook aan het eind een overzicht van diverse ‘conversion theories’.
Vaak drongen de nieuwe heersers wel degelijk hun ‘religie’ op. In het boek “Inleiding tot het boeddhisme” van Lama Karta kan je op pagina 130 dit lezen: “Na de verwoestende golf van de islam zou er in India geen spoor meer overblijven van het boeddhisme: zo werd de grote Universiteit van Nalanda, die van de zesde tot de negende eeuw een belangrijk cultuurcentrum was geweest in 1198 door de muzelmannen verwoest”. En ook op Indonesië waar het boeddhisme in de achtste en negende eeuw een grote uitstraling kende “werd het in de 12e eeuw onder de voet gelopen door de islam.” Een blijvende herinnering aan dat boeddhisme op Indonesië vormt nog altijd de beroemde Borobudur-tempel. Een ander iconisch boeddhistisch kunstwerk, de monumentale Boeddha’s van Bamyan, werden in 2001 door de Taliban vernield.
Dat er in Azië mensen zijn die nog een historische rekening denken te moeten vereffenen met de islam, is vanuit hun geschiedenis te ‘begrijpen’. Bij ons zijn er die voor minder elk jaar op 11 juli een Vlaamse feestdag vieren en in Iran/Perzië bv. zijn ze nog altijd kwaad op Alexander de Grote …
Maar ook het hindoeïsme verdient een kritische benadering. Daar schuilt zo’n kinderachtige afgoderij in, dat het vaak voor nuchtere westerlingen, belachelijk is. In mijn lessen wereldfilmgeschiedenis op het RITCS liet ik elk jaar fragmenten zien uit de verfilmde Hindoe-epossen ‘Ramayana’ en ‘Mahabharata’ die op die Indiase televisie werden uitgezonden en mee aan de basis lagen van de BJP-successen. Het was in de klas elke keer lachen geblazen als je de bijzonder kleurrijk uitgedoste godheden op vliegende tapijten door de lucht zag klieven. Onvoorstelbaar dat eind 20ste en begin 21ste eeuw mensen op aarde nog in zulke sprookjes geloven.
Nog op 6 juli bracht Al Jazeera een bijdrage over het succesvolle ‘spirituele toerisme’ in India: “Gen Z, social media helping fuel spiritual tourism in India – Spiritual tourism is seeing a boom in India thanks to the wide reach of social media and better transport connectivity.” Gen Z, social media helping fuel spiritual tourism in India | Tourism | Al Jazeera
Jammer genoeg zijn er voor de reizen van al die ‘zingeving’-zoekers naar de ‘heilige plaatsen’, nog geen vliegende tapijten uitgevonden … Zou ruimte-grootmacht India daar niet eens werk van maken ?
Enfin, nog even terug naar Gie Goris met een bedankje om ons weer heel wat meer inzicht geboden te hebben in wat dan toch het ‘volkrijkste’ land ter wereld is.
Jan-Pieter Everaerts, 20/7/2024
India, de onzichtbare gigant, Gie Goris, 2014, 426 p., ISBN 9789-4014-96766; www.lannoo.com