"Samira Bellil heeft onvermoeid gestreden tegen de schande van het barbaarse machismo en tegen het geweld. Haar trouw en inzet waren voor ons beslissend, zij hebben veel meisjes aangespoord tot verzet zodat ze zich konden emanciperen". Die lof komt uit het communiqué dat de Franse beweging "Ni putes ni soumises " verspreidde na de dood van de 31-jarige Bellil op 7 september, overleden aan maagkanker.
Bellil maakte in 2002 ophef met haar boek "L’enfer des tournantes". Met dat boek werd zij de eerste genoemd die zo publiek de hel van de voorsteden beschrijft, een hel die ze zelf zeer intens had beleefd. Op 14 jaar raakte ze al in een circuit beheerst door kleine benden met hun chefs. Haar chef beschouwde haar als een "prooi" die hij aan zijn maten uitleende, zij was toch maar "une salope". "De jongens leenden meisjes uit zoals ze een pull of een cd uitleenden", schreef Bellil die herhaaldelijk slachtoffer werd van groepsverkrachtingen.
Na de zoveelste verkrachting raapte ze haar moed samen en diende ze klacht in. Haar ouders reageerden vol onbegrip, de rest van haar omgeving vijandig. Haar advocate vergat haar in te lichten over de datum van het proces waardoor ze haar verkrachters op dat proces niet in de ogen kon kijken.
Door haar milieu verstoten, begint Bellil een nieuw leven. Ze wordt opvoedster, maar wil vooral de "buitenwereld" alarmeren over het leven van meisjes en vrouwen in de voorstedelijke getto’s. Om dat te doen en "om mezelf van een last te bevrijden", schrijft ze haar boek over het leven van meisjes uit moslimfamilies. Daarmee lag ze mee aan de basis van "Ni putes ni soumises" – "Hoeren noch slavinnen". "Wij, vrouwen uit de voorsteden, van diverse origine, al dan niet gelovig, doen een oproep voor onze rechten op vrijheid en emancipatie. We worden onderdrukt door een maatschappij die ons opsluit in getto’s waar ellende en uitsluiting troef is. We worden er verstikt door het machogedrag van mannen die zich op de traditie beroepen om ons onze elementaire rechten te ontzeggen", zo luidde vorig jaar de aanhef van de oproep van deze beweging. Die kwam op gang na enkele incidenten waarbij jonge vrouwen van allochtone afkomst slachtoffer werden van geweld door jongemannen uit de wijk. Zoals bij voorbeeld de moord op Sohane, een 17-jarig meisje die door een buurjongen in brand was gestoken.
Samira Bellil was een van de drijvende krachten achter de Vrouwenmars van maart vorig jaar (2003) die met succes de aandacht van Frankrijk vestigde op de situaties van geweld in de getto’s, geweld waarvan de vrouwen de grootste slachtoffers zijn. In de getto’s domineren machogedrag en patriarchaat de sociale verhoudingen. Er is toenemende segregatie, agressie, verachting, terugkeer van de seksuele taboes, gedwongen huwelijken. Jonge vrouwen die vrij willen leven worden als hoeren gebrandmerkt, degenen die zich naar de familiewensen plooien, worden als meiden behandeld. De situatie is het schrijnendst in Noord-Afrikaanse families. De opkomst van fundamentalistische stromingen die de islam misbruiken, maakt de toestand steeds erger.
Samira Bellil zei na de verschijning van haar boek dat ze daarmee wou beletten dat al haar miserie voor niets was geweest. "Ik wou alle vrouwen duidelijk maken dat er altijd hoop is om eruit te geraken", zei ze.
Een beweging als Ni putes ni soumises stuit in sommige progressieve kringen op onbegrip, vooral in de discussie rond het dragen van een hoofddoek op school of op het werk. Dit is nochtans zonder enige twijfel een beweging van emancipatie die volle steun verdient, ook in haar standpunten tegen de hoofddoek als symbool van onderdrukking.
(Uitpers, nr. 57, 6de jg., oktober 2004)