De "Loya Jirga" heeft plaats gehad, Afghanistan heeft een nieuwe president en een nieuwe regering die democratische verkiezingen gaan voorbereiden. Buitenlandse troepen helpen het nieuwe bewind enige orde te handhaven. Toch zijn veel Afghanen ontgoocheld, ze hadden beter verwacht. Want van de mannen die nu aan de macht zijn, valt niet zoveel goeds te verwachten, ook niet voor die vrouwen die illusies koesterden in al die beloften over democratisering.
Afghanistan heeft nu in theorie een overgangsregering die in anderhalf jaar voor een nieuwe grondwet en democratische verkiezingen moet zorgen. Het is natuurlijk niet redelijk hooggespannen verwachtingen te koesteren. Het land had tot aan de val van de monarchie in 1973 een autocratisch bewind met een vorst, Zahir Sjah, die niet eens oog had voor een van de grootste hongerrampen die het land kende. De Afghaanse samenleving werd beheerst door stam- en clanverbanden waardoor het centraal gezag in feite zeer weinig gezag over het land uitoefende. In de meeste regio’s’ was grootgrondbezit de regel en hadden de vrouwen veel minder rechten dan zelfs de ‘sharia’ van de islam voorschrijft. Nadien zijn lange periodes gevolgd van burgeroorlogen en buitenlandse gewapende interventies (Sovjet-Unie, Pakistan, de VS enz.). Die chaotische periodes waren een ideaal kader voor allerlei krijgsheren om met alle mogelijke middelen hún gezag te vestigen. Kortom, na deze voorgeschiedenis kunnen geen mirakels worden verwacht.
Maar er is een groot verschil tussen ijveren voor een sociaal rechtvaardiger en democratische maatschappij of integendeel de bestaande onrechten bestendigen. De voorlopige bewindvoerders die met Amerikaanse steun aan de macht kwamen na de val van de Taliban, behoren ontegensprekelijk tot de tweede categorie. Zij hebben er met de zegen van de Amerikaanse proconsul Zalmay Chalilzad ook voor gezorgd dat zij ‘voorlopige bewindvoerders’ blijven. Het getuigt toch wel van een bijzonder cynisme om van de Palestijnen te eisen dat ze leiders moeten kiezen die aan Washingtons criteria voldoen, terwijl in Kabul lieden aan de macht worden geholpen en gehouden die hun sporen hebben verdiend in het vertrappelen van mensenrechten.
Sleutelfiguren
De Loya Jirga heeft Hamid Karzai benoemd tot president van het voorlopig bewind. Karzai was op de conferentie van Bonn van eind vorig jaar de keuze van de Amerikanen. Als Pathaan was hij geschikt voor de nieuwe bondgenoot van de Amerikanen, de Pakistaanse militaire dictatuur. De Pakistaanse journalist Kamran Khan, een specialist ter zake, noemde Karzai toen "de man van de CIA en van de Pakistaanse militaire inlichtingendienst ISI, en dat sinds jaren". Karzai was in 1994 vice-minister van Buitenlandse Zaken toen hij werd opgepakt op de verdenking voor de ISI te werken. De arrestatie gebeurde op bevel van generaal Fahim, gewezen onderchef van de geheime dienst onder het communistisch bewind en toen chef van de geheime dienst van wijlen commandant Massoed.
Talrijke Pathaanse leiders uit Afghanistan bestempelden Karzai eveneens als "een marionet van de Amerikanen die niet opgewassen is tegen de chefs van de Noordelijke Alliantie". Die Noordelijke Alliantie wordt beheerst door Tadzjieken; de Amerikanen wantrouwden die Alliantie omdat ze nauwe banden heeft met Rusland en Iran en zeker niet Pakistan gezind is.
Dat Pathaans wantrouwen is na de benoeming van Karzai door de Loya Jirga niet verdwenen. In het vorige voorlopig bewind gingen alle sleutelposten in de regering naar figuren van de Noordelijke Alliantie: Dr. Abdullah op Buitenlandse Zaken, Mohammed Fahim op Defensie, Yunes Kanuni op Binnenlandse Zaken (en veiligheidsdiensten). Alleen Kanuni is na de Loya Jirga weg, volgens de Pathaanse chefs blijft het overwicht van de Noordelijke Alliantie (van de Tadzjieken en andere niet-Pathanen) te groot.
Federaal? Feodaal
De Loya Jirga heeft in de eerste plaats echter de macht van de lokale potentaten bevestigd. Het bewind van de Taliban had de macht van de krijgsheren die van 1992 tot 1996 een schrikbewind over Afghanistan uitoefenden, gebroken en de macht van de traditionele chefs vooral aan Pathaanse kant verminderd. (Om alle misverstanden te vermijden: dit is geen verdediging van het Talibanbewind). Het zijn die krijgsheren en chefs die nu revanche nemen en hun stempel op de Loya Jirga hebben gezet. Zij zien hun macht nu gewoon bevestigd.
De luttele vertegenwoordigers uit de samenleving kwamen er niet aan te pas. Enkele afgevaardigden die hadden getracht om tot een democratischer bestel te komen, kregen het dreigement dat ze in stukjes naar hun familie zouden worden gestuurd.
De regering in Kabul moet er dus voor zorgen dat ze zelf zo weinig mogelijk gezag uitoefent over het land, ten voordele van de lokale potentaten. Het gaat hier zeker niet om een federale opvatting van de staat, wel om een feodale, die van krijgsheren en traditionele chefs.
De Amerikaanse beschermers hebben daar een verklaring voor. Chalilzad, Bush’ vertegenwoordiger in Kabul, heeft daar ene goede uitleg voor: de gewapende milities maken deel uit van de Afghaanse samenleving. Dat ze aan de macht deelnemen is dus niet noodzakelijk negatief, dat weerspiegelt integendeel hun wil om de politieke problemen op te lossen. Tot zover de Amerikaanse proconsul.
Chalilzad wordt door talrijke buitenlandse experts in Kabul beschreven als de echte nummer één van het bewind. Het is Chalilzad en niemand anders die de Loya Jirga dirigeerde. Deze in 1984 tot Amerikaan genaturaliseerde Afghaan trad vorig jaar in dienst van de Amerikaanse Nationale Veiligheidsraad waar hij de Amerikaanse Afghanistan-politiek uitstippelde samen met zijn chef, Condoleezza Rice. Het is Chalilzad die na 11 september in Rome met Zahir Sjah contact nam en die de conferentie van Bonn van eind vorig jaar dirigeerde.
Washington mikt dus overduidelijk op de krijgsheren, ook al leveren die in noord en zuid, oost en west onderling slag om hun respectieve gebieden uit te breiden. Want een gebied controleren, betekent ook dat men er taksen kan heffen, reizigers kan beroven, papavers kan oogsten, smokkelroutes kan exploiteren.
Dekmantel
Maar Washington heeft ook graag een centraal gezag dat de Amerikanen de vrije hand geeft om militair op te treden. De Amerikanen hebben er alle belang bij dat het terroristisch gevaar blijft smeulen, zo hebben ze een goed voorwendsel om hun nieuwe militaire steunpunten in Centraal-Azië te behouden en verder te versterken.
Er is gezorgd voor een internationale dekmantel, de ISAF, International Security Assistance Force, die sinds juni onder Turks gezag staat. Daarmee krijgt Turkije een beloning voor bewezen diensten; het was Turkije dat de Oezbeekse generaal Rashid Dostom opving. Ondanks zijn verleden als communistisch generaal, als plunderend krijgsheer en als verkrachter van jonge meisjes, zorgden de Turkse generaals ervoor dat deze man een belangrijke bondgenoot van de Amerikanen werd. Meteen kan Turkije zijn ambities op een grotere rol in Centraal-Azië waarmaken.
Deze ISAF kan volkomen op eigen houtje optreden, de troepen moeten niet vrezen dat ze ooit last zouden krijgen voor de manier waarop ze orde handhaven en jacht maken op Taliban en Al Qaeda. De Washington Post onthulde in juni dat Groot-Brittannië begin 2002 in alle discretie met de regering in Kabul een akkoord sloot waardoor de militairen van ISAF onschendbaar zijn, de Afghaanse overheden kunnen hen niet arresteren of berechten. Een mooi staaltje van hypocrisie van regeringen die het Internationaal Gerechtshof zeggen te erkennen.
Mensenrechten
Dat is niet het enige staaltje van hypocrisie natuurlijk. De strijd tegen het internationaal terrorisme ging in Afghanistan gepaard met zeer grove schendingen van de zo geroemde mensenrechten. De linkse fractie in het Europees Parlement liet op 12 juni jl. in Straatsburg een documentaire zien over een massaslachting onder Taliban die in de noordelijke stad Mazar-i-Sharif waren opgepakt. Het ging om 7.500 personen die werden opeengepakt in containers, 300 per container, om ze naar een gevangenis te brengen. Meer dan de helft van die mannen kwamen tijdens het vervoer om het leven. De meesten van hen waren verstikt, anderen waren doodgeschoten omdat ze protesteerden. Volgens ooggetuigen gutste het bloed uit sommige containers en gaven Amerikaanse officieren opdracht de lijken in de woestijn te dumpen.
Dit verhaal klinkt aannemelijk als we ook zien hoe Amerikaanse vliegtuigen en helikopters nog altijd met genoegen dorpen en reizigers bombarderen zonder na te gaan om wie het gaat, het volstaat dat een of andere bevriende chef hen zegt dat het om aanhangers van de Taliban gaat.
Verscheidene krijgsheren ontzien niets of niemand als het erom gaat hun gebied uit te breiden. Bewegingen voor mensenrechten zoals Human Rights Watch zijn erg verontrust over het resultaat van de Loya Jirga die de krijgsheren in feite een vrijbrief geeft om in hun regio hun macht te laten gelden.
Veel van die krijgsheren zijn niet minder fundamentalistisch dan de Taliban. Op het centrum van Kabul en de noordelijke steden na, is er erg weinig veranderd voor de Afghaanse vrouwen. Sommige vrouwen hadden iets meer verwacht van de Loya Jirga. Maar Sima Samar, gewezen minister van vrouwenzaken, ondervond zelf wat de nieuwe heersers er van denken. Enkele dagen vóór de Loya Jirga begon, werd ze ervan beschuldigd de islam te hebben beledigd. Toen ze toch tot een van de ondervoorzitters werd verkozen, kreeg ze het verwijt de Afghaanse Salman Rushdie te zijn. Die zware beschuldiging kwam van de Jamiat-Islami, de partij van wijlen Massoed die een deel van de westerse pers en minister Louis Michel vorig jaar een vooruitstrevend democraat noemden. Die partij riep op tot een gepaste straf (lees: de doodstraf).
Voor de Afghaanse bevolking zijn er dus samengevat weinig redenen tot optimisme. De hongersnood in een groot deel van het land is geen wereldnieuws meer, de beloofde financiële hulp komt met mondjesmaat omdat de schenkers ook wel weten dat het gros bij hun (bevriende) potentaten terechtkomt. In feite is Afghanistan nu herleid tot de status van protectoraat, met één grote "protector", de Verenigde Staten, en met allerlei andere mogendheden die hun vrienden in Kabul en enkele regio’s hebben: Rusland, Iran, Oezbekistan, Turkije en vooral Pakistan.
De machthebbers (feodalen, krijgsheren) hebben tegengestelde belangen, hun buitenlandse beschermers ook. Dat houdt dus grote risico’s in op verdere gewapende botsingen waarin de belangen van de Afghaanse bevolking zelf geen enkele rol spelen.
(Uitpers, juli-augustus 2002)