Bert Cornillie & Hans Declerq (red.). In de schaduw van Saddam. Het Koerdisch experiment in Irak. Amsterdam-Leuven: Bulaaq – Van Halewyck. 2003. 288 blz., 3 kaarten en 56 foto’s. 23,50 euro.
Van een boek gesproken dat net op tijd verschijnt, ‘In de schaduw van Saddam. Het Koerdische experiment in Irak’. Want in de aanloop tot de oorlog in Irak of tijdens die oorlog zelf, komt een van de belangrijkste aspecten van het conflict – het lot van de Koerden in Irak – in de media slechts zijdelings aan bod. En hoe. Hoe zou het anders kunnen, gehoorzamend aan zogenaamde ‘marktwetten’ moeten de meeste media ‘focussen’ op de ‘match’ Bush-Saddam en op de spektakelwaarde. Hopelijk zullen enkele Nederlandstalige media gebruik maken van dit boek om hun lezers, luisteraars en kijkers ook in deze meer dan zijdelingse problematiek wegwijs te maken.
De Iraakse Koerden zitten hoe dan ook in een bijzonder lastig parket. Aan de ene kant Saddam, de man die in 1988 van Halabja het "Koerdische Guernica " maakte. Hans Declerq herinnert in de historische aanloop tot het boek (De Koerden tussen de Turken, Arabieren en Perzen) aan de twintig minuten inferno waarop de Westerse leiders, toen vrienden van Saddam, niet reageerden. "Het paste ook niet in de politieke agenda van die dagen".
In een verder hoofdstuk (7) toont Michiel Leezenberg aan hoe Halabja de katalysator was voor de ontwikkeling van een islamitische guerrillabeweging. De religieuze beleving is in het dagelijks leven van Iraaks Koerdistan de voorbije jaren veel duidelijker geworden. Maar vooral in Soeleimaniya en Arbil heeft dat ook politieke vorm aan genomen. De ‘Islamitische Beweging’ die eind van de jaren 1980 het licht zag, is echter uit elkaar gevallen, andere radicale groepen zijn een lokaal en marginaal verschijnsel. Leezenberg plaatst grote vraagtekens bij de vermoedens dat sommige groepen contacten hadden met het al-Qaeda-netwerk.
De historische inleiding van Declerq is verder onontbeerlijk om inzicht te krijgen in de frustraties van de Koerden omdat het democratisch beginsel van zelfbeschikking hen permanent werd ontzegd. Of als het dan toch werd toegestaan, zoals met het Verdrag van Sèvres in 1920, werd het terstond weer opgeborgen.
Dat historisch overzicht wordt door Bert Cornillie verder uitgediept aan de hand van de taalproblematiek in de 20ste eeuw. De Britten speelden ook hier een verdeel-en-heerspolitiek door bij voorbeeld de ene Koerdische variant voorrang te geven op de andere. Onder de Iraakse monarchie werden Koerden slachtoffer van pogingen tot assimilatie waaraan de republiek een einde maakte. Om dan zelf weer te zwalpen tussen het toestaan van autonomie en pogingen tot assimilatie om van Irak één natie te maken. Dit hoofdstuk besteedt ook aandacht aan belangrijke nevenaspecten, zoals de culturele diversiteit van Iraaks Koerdistan en de plaats van minderheden als Assyriërs en Turkmenen die zwaar onder de arabisering hebben geleden.
Rivalen
Men zou na al de nare ervaringen met buitenlandse ‘bondgenoten’ verwachten dat de Koerdische leiders, ook die van Irak, achterdochtiger zijn in het sluiten van allianties. Maar dat is, zoals verder in het boek wordt uitgelegd, niet altijd het geval. Paul Vanden Bavière gaat in op de rivaliteit tussen de twee grote Koerdische bewegingen in Irak, de KDP van Barzani en de PUK van Talabani, een rivaliteit waar zowel Saddam Hoessein als buitenlandse mogendheden van profiteerden. Vanden Bavière geeft een overzicht van de ingewikkelde onderlinge verhoudingen en van hun wisselende allianties met buitenlandse regeringen. De lezer begrijpt meteen hoe onvoorspelbaar de houding van die leiders tijdens en na de oorlog wordt.
Geen natie-staat
De hoofdstukken over de relaties tussen de Iraakse Koerden enerzijds, de Verenigde Staten, de niet-Koerdische Iraakse oppositie in het buitenland en Turkije zijn dezer dagen bijzonder actuele lectuur. Men weze gewaarschuwd, het is geen simpele kost. Want er komt natuurlijk zeer veel bij kijken. Robert Soeterik onderstreept in het hoofdstuk over de Iraakse oppositie en de VS het zeer belangrijk feit dat de staat Irak zich niet heeft weten om te vormen tot een natie-staat in de betekenis van een staatkundige eenheid waarmee de verschillende bevolkingsgroepen zich kunnen identificeren.
De Iraakse eenheid staat dus onophoudelijk van binnenuit onder druk, wat natuurlijk een zeer grote weerslag heeft op de verhoudingen met de buitenwereld. Iran met zijn sjiïtische meerderheid heeft een andere kijk op de sjiieten van zuidelijk Irak dan Turkije met zijn Koerdische minderheid op de Koerden van noordelijk Irak waar het bovendien het gewicht van de Turkmenen in de stad Kirkoek kan uitspelen.
Dat stelt ook problemen voor Washington dat de versnipperde oppositie tegen die achtergrond toch tot eenheid tracht te brengen. Waarbij de internationale gemeenschap wil vasthouden aan het voortbestaan van de Iraakse eenheidsstaat.
De invalshoek Turkije en de rest van de regio (Iran, Israël, Palestijnen, Saudi-Arabië) komen uitgebreid aan bod in afzonderlijke hoofdstukken (9 en 10) van Cornillie. Zo worden we heel wat wijzer over de zeer specifieke haat-liefdeverhouding tussen Ankara en Bagdad en over de ambigue relaties tussen de Turkse leiders en de Iraakse Koerden. Terecht wordt veel aandacht besteed aan de sjiïtische factor in de regio, tenslotte toch geen detail in Irak zelf.
Aanhoudend lijden
De speciale behandeling die Noord-Irak heeft gekregen in het sanctiebeleid van de VN wordt uitgelegd in een hoofdstuk (4) gewijd aan het embargo tegen Irak. Daarin maakt Raf Gerits een analyse van het "Olie voor voedsel programma" en van de gevolgen van de sancties op het dagelijks leven in Irak, met oog voor de regionale verschillen. De stelling van de auteur is dat het aanhoudende lijden van de Iraakse bevolking niet uitsluitend aan die sancties kan worden geweten. "Die sancties hebben ongetwijfeld enorme economische, maatschappelijke en persoonlijke schade aangericht, terwijl ze hun officieel gestelde doelen niet bereiken. Niettemin is het duidelijk dat het Iraakse regime beduidend minder heeft gedaan om de belangen van zijn onderdanen te behartigen dan het had gekund".
Het hoofdstuk over de Koerdische vluchtelingen is ook aanbevolen lectuur vooral al wie zich in West-Europa, zeker ook in België, afvraagt hoe het komt dat de Iraakse Koerden bij de top drie van de clandestiene vluchtelingenstromen zitten. De redenen waarom zoveel Koerden uit Irak "met hun voeten stemmen" veranderen met de jaren, legt Saar Roosen uit. De vluchtelingenstroom is sinds 1991 explosief toegenomen. Economische redenen, de onderlinge gevechten en vooral de onzekere toekomst van hun gebied drijven veel Koerden in de armen van mensensmokkelaars.
Ter afsluiting analyseert Ludo de Brabander de Amerikaanse oorlogsvoorbereidingen, waarin hij ten overvloede aantoont dat heel de heisa rond de massavernietigingswapens één façade is waarachter andere motieven schuil gaan. Samengevat: militaire belangen en oliebelangen lopen parallel. En de Koerden daarin? "Washington is niet duidelijk over het lot van de Iraakse Koerden". Hun achterdocht lijkt in het licht van de geschiedenis meer dan gewettigd.
Elf hoofdstukken, elf zeer goede redenen om dit werk aan te bevelen aan al wie met kennis van zaken over het conflict rond Irak een ernstig woord wil meespreken. (fdp)
(Uitpers; nr. 38, 4de jg., februari 2003)