Ramsey Nasr, In de gouden buik van Boeddha, een reis door voormalig Birma (met foto’s van Diego Franssens), De Bezige Bij, Amsterdam, 2010, 251 blz. ISBN 9789023457695
In de gouden buik van Boeddha is de dagboekaanvulling van de acteur en auteur Ramsey Nasr bij de vijfdelige reeks Wildcard Myanmar waarin de Palestijns-Nederlandse Antwerpenaar samen met een groep geneeskundestudenten van de Universiteit Antwerpen onder leiding van de rampendokter Luc Beaucourt op medische missie vertrekt naar het voormalige Birma. Het boek laat meer zien dan de documentaire.
Het succesrecept is bekend: wil je een ruim publiek aanspreken voor een project dan heb je de media en een Bekende Vlaming als kapstok nodig om een thema aan op te hangen. Zo verliep het ook met In de gouden buik van Boeddha. De coverfoto spreekt op dat vlak al boekdelen. Centraal op de foto zit een mijmerende Nasr met op de achtergrond enkele oude Birmese dames. Het hoofdpersonage is niet het land of de mensen, maar de blik van de buitenstaander.
Ramsey Nasr werd ingehuurd als BV – hij is niet aan zijn proefstuk toe – en trok met een medisch team (van stage lopende studenten en professoren) én een filmploeg naar Myanmar-Birma. De missie werd ter plekke begeleid door een boeddhistische ngo van Win Aung. Daardoor kreeg de TV-ploeg de toestemming van het Myanmarese regime om te filmen in ontoegankelijk gebied. Hoewel het team sterk in de gaten werd gehouden – ‘Ben-er-niet’ zoals Nasr hem noemt, was er voortdurend bij – werd het filmen hen nergens verhinderd.
De missie dringt door, tot grote tevredenheid van Luc Beaucourt, tot in het ontoegankelijke Irrawaddy-deltagebied waar in 2008 – na de verwoestende cycloon Nargis – amper hulp werd toegelaten.Nasr in Birma
In een dankwoord vermeldt Nasr de Nederlandse journaliste Minka Nijhuis. Dat is niet zo maar de eerste de beste dame. In 1992 trok zij voor het eerst naar Birma. Achttien jaar later loopt ze er nog steeds rond om de strijd, het verzet en het lijden van politieke dissidenten, studenten, monniken en Karen weer te geven. Haar boek ‘Birma: land van geheimen’ werd in 2010 bekroond met de zevende VPRO Bob den Uyl Prijs voor het beste Nederlandstalige reisboek is om verschillende redenen een heel bijzonder boek (zie Uitpers van november 2010). Achttien jaar en minder dan drie weken. Dat is alvast het verschil tussen Nijhuis en Nasr.
Ondanks dat korte verblijf ontsnapt de hele onderneming toch aan de oppervlakkigheid van een zoveelste toeristisch bezoek aan dat mysterieuze land met zijn dictatoriaal regime. Daarvoor is de insteek toch wel bijzonder, met name het uitvoeren van spoedoperaties in het veld onder het waakzaam oog van Ramsey Nasr die door zijn aanwezigheid en zijn scherpe pen toch wel een klein verschil weet te maken. Ramsey Nasr is zeker niet aanwezig in de rol van Kuifje in Birma. Ondanks zijn minieme voorbereiding op de reis – hij haalt pas op het vliegtuig enkele boeken over Birma, geneeskunde en boeddhisme boven – reageert hij niet op de stereotiepe manier van de Belgisch stripheld. Daarvoor zijn er te veel vraagtekens aanwezig bij de auteur. Al om te beginnen over de eigen status. Wanneer studenten een totaal uitgemergelde malariapatiënt onderzoeken, vraagt hij zich af: ‘Wat doe ik hier. Ik sta hier – maar als wat? Als journalist? Dagboekschrijver? Spion? Ramptoerist?’ (p. 140)’ Op het eerste gezicht lijkt Yangon voor hem op een doorsnee-ontwikkelingsland: ‘Dus toch kuifje in Birma? Maar ik wil geen toerist worden. Vers ananassap, CNN op mijn kamer…Ik word belazerd – maar door wie? (p. 27).
Van in het begin van de reis is de dagboekschrijver in dit land op zijn hoede: ‘Ik heb mijn ogen en oren een extra opdracht gegeven: voorkomen dat ik in een valstrik trap. Zij moeten propaganda van oprechtheid, goed van vals onderscheiden, want ik wil zuiver blijven.’ (p. 27) En dat is geen gemakkelijke opdracht. Nasr beschrijft zeer goed dat hij bijna paranoïde wordt, zeker wanneer hij met studenten een pillenfabriek bezoekt. In ziekenhuizen zat hij tijdens het promopraatje van de dokter vaak te denken: ‘Ben jij een échte dokter of gewoon een agent met een stethoscoop om je nek?’ De directeur van het pillenfabriek leidt hen rond. ‘Hij wil ons tonen wat er gebeurt. Wij willen wéten wat er gebeurt. Die twee gaan niet goed samen in Myanmar.’ (p. 47) Zijn twijfel reikt nog verder. Bij het buitengaan denkt Nasr: ‘Alle goede bedoelingen ten spijt twijfel ik aan deze fabriek, ik twijfel aan het nut van planten en aan het nut van mijn eigen aanwezigheid.’ (p. 52) Er is niet alleen verwarring over het land, maar ook over het project. Heeft het allemaal wel zin? Waarom mogen wij dit allemaal filmen? Worden wij niet gebruikt door het regime? Wanneer Nasr dan toch iemand ontmoet die recht voor de raap haar mening geeft, heeft hij het daar natuurlijk ook moeilijk mee. ‘Bij het schrijven van dit boek heb ik geregeld aan haar gedacht. En nee, ze heet geen Nai Nai, ze droeg geen lichtblauwe blouse, zulke details heb ik veranderd. Misschien was ze wel niet eens zo bijzonder. Maar ze was uniek en met niets te vergelijken. Echter dan dit boek.’ (p. 57) ‘Misschien moeten jullie wat minder aan je geweten en meer aan de Birmezen denken,’ krijgt Nasr als uitsmijter mee van een oudere Birmees die in een achterafkamertje een cybercafé runt.
Verder wordt Nasr tijdens de reis ook voortdurend gedwongen om na te denken over zijn westerse bestaan. Dat is een bekend fenomeen tijdens het reizen, maar heeft als dusdanig niets met de ‘andere’ te maken. ‘Ik heb al dagenlang geen status meer,’ schrijft hij ‘en ik betrap mezelf erop dat ik onbewust voortdurend naar mijn gsm grijp om combinaties van nummers of letters in te tikken. Ik vertoon ontwenningsverschijnselen.’ (p. 62)
Luc in Birma
Dokter Luc Beaucourt lijkt in de ogen van Ramsey Nasr veel minder last te hebben van die moeilijke vragen. Hij typeert de spoedinterventiearts als volgt: ‘Voor Luc zijn ‘avontuur’ en ‘hulpverlening’,’moed’ en ‘lol’ synoniemen. Wanneer een kraanwerker bij een ongeluk al zijn vingers verspeelt en hulpeloos op zeventig meter hoogte hangt, heeft Luc er lol in als een acrobaat de kraan te beklimmen, de draaiarm op te klimmen en dan te wachten, samen met het slachtoffer, op een helikopter. Hij heeft er lol in om, als hij toevallig op een congres in New Orleans is en hoort dat Katrina eraan komt, zijn vliegtuig ’s avonds expres te missen en op de orkaan te blijven wachten daarmee zijn assistent dwingend eveneens in het gebied te stranden; helpen mochten ze niet, het was gewoon om er bij te zijn.’ (p. 80) Beaucourt heeft op alles eenvoudige antwoorden: hij is een doener en een pragmaticus, maar ook wel bij momenten een bazige dokter, die daardoor wel eens in aanvaring komt met zijn studenten, zoals ook op deze reis. Met de woorden van Ramsey Nasr: ‘De studenten zijn moe, gefrustreerd, in de war; Luc is uit het lood geslagen, zijn gezag brokkelt zienderogen af.’ (p. 188)
Was het wel een goed idee om met studenten te gaan? Volgens Win Aung duidelijk niet. ‘Stuur minder studenten en meer experts. Die hebben we nodig,’ zegt hij. Die passage moest echter door eindredacteur Johan Terryn geschrapt worden omdat het TV-programma juist het nut van deze stage wilde aantonen. Het programma van het Noorden weegt dus duidelijk zwaarder dan dat van het Zuiden. Dat is ook in kringen van ontwikkelingssamenwerking een gekend fenomeen. Mijn conclusie? De TV-kijker van Wild card Birma moet dus ook het boek lezen om wat verzwegen wordt te weten te komen. Zoals die reactie van een Gentse oogarts die toegeeft dat de Birmese artsen in wezen beter sneden dan de westerse omdat zij nog met klassieke instrumentarium en niet met hoogtechnologische snufjes moesten werken.
Studenten in Birma
Dat Nasr verward is door de confrontatie met de Birmese werkelijkheid en die verwarring ook kenbaar maakt, pleit voor hem. Hoe is het echter met de negen studenten gesteld? Hoe hebben Nathalie, Sarah, Dries, Johannes, Marloes, Hans, Nick, Simon, Philip, Michaël en Lien die ‘onderdompeling’ in Birma ervaren? Dat komen we in dit boek niet te weten en dat is jammer. Uit enkele terloopse opmerkingen aan de zijlijn blijkt dat enkele studenten behoorlijk onder de indruk zijn. Wat doe je daar verder mee? In mijn boek ‘De ziel reist te voet’ stel ik dat de emotionele verwerking van een heftige confrontatie met armoede en ontbering in veel gevallen in slow motion, in uitgesteld relais plaats vinden. (1) Dat bedoel ik met ‘de ziel reist te voet’ Wat zijn de duurzame effecten van zo’n blootstelling op langere termijn? Vragen naar de transfer van exposure-effecten op het verdere leven van de deelnemers vereisen longitudinaal onderzoek en dat is vrijwel onbestaande. Hogescholen en universiteiten ‘internationaliseren’ graag maar ze hebben meestal zelf geen zicht op de effecten op langere termijn die ze bij hun studenten losmaken. Dat blijkt ook hier weer in dit boek.
View van de outsider
Wie uit de mooie titel zou afleiden dat dit boek een poging is om in de huid te kruipen van een Boeddha of van een gewone Birmees komt bedrogen uit. ‘In de gouden buik van Boeddha’ blijft het verhaal van een intelligente outsider met een vaardige pen die aantekeningen maakt in de marge van een weliswaar niet-toeristische reis, maar die hen toch amper dichter bij de andere brengt. Dit is het dagboek over de eerlijke verwarring van een westerling die ondergedompeld wordt in een compleet vreemde wereld. Myanmar-Birma zette zich even open voor een medisch team met aanhangsel, maar na die enkele weken bleef het land nog steeds een gesloten boek voor Ramsey Nasr. Misschien zelfs zijn de indringende foto’s van Diego Franssens informatiever dan veel woorden.
(Uitpers nr. 129, 12de jg., maart 2011)
(1)
Walter Lotens, De ziel reist te voet, excursies over duurzaamheid, Borgerhout, 2008U kunt dit boek via de link hieronder rechtstreeks bestellen bij:
en wie via Uitpers bestelt, helpt Uitpers!
De link:
http://www.groenewaterman.be/anne/index.dll?webpage=index.htm&inpartcode=967991&refsource=uitpers