Hybride
Niet alleen het onderwerp, ook de manier waarop Vandecandelaere te werk ging is zeer hybride. De auteur noemt het zelf een reisverhaal en misschien is het dat ook wel, maar dan toch een van een tot nu toe onbestaand genre. Het is een soort reisverhaal, zo schrijft hij zelf, dat weliswaar zo veel mogelijk wetenschappelijke kennis naar een breder lezerspubliek wil brengen, maar dat voor de rest bol staat van ontmoetingen en subjectieve insteken. Dat lijkt me een goede omschrijving van zijn zoektocht naar de migratiecarrières van een dertigtal Brusselse ‘nationaliteitengroepen’.
‘In Brussel’ is een kanjer van een werk en bestaat uit tien forse hoofdstukken waarin hij ‘echo’s’ opvangt van in Brussel uit verschillende windstreken en om zeer verschillende redenen aangespoelde nationaliteiten. Na elk hoofdstuk volgen enkele sfeervolle journalistieke tekstboxen, want Vandecandelaere is als reiziger in eigen stad alomtegenwoordig: als bewoners, als interviewer, als historicus en onderzoeker, tout court als nieuwsgierige naar de mens zoekende bevrager. Hij steekt sterk van wal met een inleidend hoofdstuk waarin hij zestig jaar migratie in Brussel de revue laat passeren. Daarin wordt het historische frame neergezet waarin de portretten die hij in de negen volgende hoofdstukken schetst hun plaats vinden. In die inleiding zet hij de migratieproblematiek ook in een zeer duidelijk en vaak corrigerend perspectief. Zo vermeldt hij dat migratie wereldwijd ongeveer vier procent van de bevolking aanbelangt en dat daarvan slechts een klein gedeelte naar Europa en een nog veel kleinere fractie naar België en Brussel komt. In gekleurde persberichten wordt het dikwijls allemaal reusachtiger voorgesteld. Hij verwijt de media ook dat de opvangcrisis vaak verward wordt met een asielcrisis. Niet zozeer asiel nam de laatste jaren toe, wel de bezettingsduur in de opvangcentra en daarvoor verwijst hij naar het politieke gekibbel tussen voornamelijk PS en Open VLD.
In elk geval, en daarvoor haalt hij cijfers boven, is de nieuwe Brusselaar volop bezig om van de Belgische hoofdstad een nieuwe stad te maken. Sinds 2008 groeit de bevolking aan met een instroom van 20.000 nieuwkomers. De natuurlijke aangroei bedraagt de laatste jaren 7000 personen. Tegen 2020 zal de bevolking zijn gestegen met naar schatting 170.000 inwoners. Omstreeks 2050 zou Brussel 1.300.000 inwoners tellen.
Echo’s uit de wereld
Na deze vaststellingen begint de auteur aan zijn uitgebreide ‘echo’s’. In hoofdstuk twee zijn het er uit Zuid-Europa en komt hij bij Italianen, Spanjaarden, Grieken en Portugezen terecht. Vervolgens laat hij echo’s weerklinken uit Marokko, de sub-Sahara – hiervoor moet de auteur een breedstraler te voorschijn halen om iets te kunnen zeggen over al die zwart Afrikanen onder de Sahara tot Zuid-Afrika – uit Turkije en het Midden-Oosten (Turken, Suryoye, Koerden, Libanezen en Iraniërs), uit Azië met stemmen van Pakistanen, Indiërs, Vietnamezen en Chinezen. In hoofdstuk zeven vangt hij echo’s op uit de voormalige Sovjet-Unie en in een achtste legt hij zijn oor te luister bij Polen, Bulgaren, Roemenen en Albanezen. Hooggeschoolde echo’s verneemt hij van Europeanen en Noord-Amerikanen en afsluiten doet hij met enkele Latinostemmen van Brazilianen, Chilenen, Colombianen en Ecuadoranen. Als lezer ben je dan al aanbeland op pagina 458 van dit monumentale boek dat als naslagwerk kan worden gelezen, maar dat misschien nog boeiender is om, zoals ik deed, de reis van de auteur op de voet te volgen door het ‘exotische’ Brussel, dat vrijwel de hele wereld in zich heeft opgenomen.
Vandecandelaere is een uitstekende gids om de verschillende gelaagdheden van deze stad bloot te leggen aan een niet-Brusselaar zoals ik. Het gaat trouwens, zoals de auteur in zijn uitleiding opmerkt, om drie soorten migratieverhalen die in Brussel met elkaar vervlochten worden: de georganiseerde arbeidsmigratie en de spontane instroom die ze meebracht, de migraties gekoppeld aan de internationale politiek en economische functies van de stad en de veelzijdige migraties uit armere landen. Samen vormen zij een deel uit van de Zinneke Parade.
Het is onmogelijk om in een bespreking uitvoerig op al de hoofdstukken van dit boek in te gaan. Daarvoor is het te rijk. Ik wil me beperken tot één, met name het hoofdstuk met echo’s uit de Maghreb en dan voornamelijk uit Marokko. Vandecandelaere zocht drie Marokkaanse Brusselaars op voor een diepte-interview over hun brede identiteit als mens en dus niet zozeer als Marokkaan. Het is één van de beste en mooiste passages in het boek om de stelling van Vandecandelaere te illustreren dat een individu niet zomaar kan worden geëtiketteerd, dat hij of zij meervoudige identiteiten in zich draagt. De auteur hoedt zich voor veralgemeningen in de aard van breedstralers als de ‘Marokkaanse gemeenschap’ die in plaats van verhelderend eerder versluierend werken. In vele gevallen geraken de pers – en zelfs ‘onderzoekers’ – niet veel verder dan het bevestigen van een aantal vooroordelen.
Na de drie interviews met Marokkanen eindigt Vandecandelaere met volgende wijze woorden: “De Marokkaanse gemeenschap heeft zeer veel gezichten. Leeftijd, gender, taal, de herkomststreek, het migratietijdstip, de scholingsgraad, de mate van religiositeit, de economische positie, de woonplaats in Brussel en natuurlijk de strikt persoonlijke interesses.” (p. 138) Het gaat over diversiteit ook onder Marokkanen en om die te kunnen herkennen moet er natuurlijk ook gekeken worden naar de strikt persoonlijke keuzes en naar het proces van culturele kruisbestuiving. Of zoals hij zelf schrijft: “Harry Potter is grensoverschrijdend en Bob Marley beet Karim (één van zijn geïnterviewden) in zijn achterwerk. Roer dit allemaal door elkaar en dan houd je maar beter één veilige conclusie over. Dé Marokkaan bestaat niet!”. (p. 142)
Meervoudig onderzoek
Dit boek is in de eerste plaats een pleidooi voor meervoudig onderzoek, niet alleen een zoektocht naar andere ‘gemeenschappen’ maar vooral ook naar differentiatie, naar het individuele reliëf binnen de groepen van nieuwkomers. Vandecandelaere laat zich nergens verleiden tot gemakkelijke conclusies op dat glibberige terrein waar vooroordelen welig tieren. Hij slaagt erin om op een genuanceerde manier te typeren zonder te stigmatiseren. Vandecandelaere nuanceert niet alleen, hij stelt ook voortdurend zijn eigen onderzoek in vraag. In zijn stuk over Marokkanen schrijft hij zeer eerlijk: “Met nieuwkomers sprak ik niet. Tijd ontbrak. Het beeld dat ik beschrijf is dus eenzijdig. Maar het spanningsveld tussen oud- en nieuwkomers lijkt me een boeiende verhaallijn.” (p. 153)
Zo slaagt hij erin om de eigen onvolkomenheden en tekortkomingen om te buigen tot een sterk wapen: op vele plaatsen in het boek doet hij boeiende voorstellen die uitnodigen tot verder onderzoek. De auteur gaat ook geen moeilijkheden uit de weg. Onder het leuke subtiteltje (en zo bedenkt hij er wel meer!) “Twee dozen Dafalgan en een aspirine” probeert hij uit de doeken te doen wat de subtiele, maar belangrijke verschillen zijn tussen Brusselse Koerden en Suryoye en hij slaagt erin om in deze moeilijke materie overeind te blijven. Il faut le faire! Soms moet de auteur noodgedwongen de breedstraler hanteren of kiest hij voor een relatieve gemakkelijkheidsoplossing zoals in zijn beschrijving van de Brusselse Indiërs waarvoor hij zich alleen beroept op het onderzoek van Hannelore Roos, maar dat kun je hem als einzelgänger nauwelijks verwijten.
Go-between
In een kort, maar sterk stuk over de komst van de Chileense politieke vluchtelingen in de jaren zeventig – toen was België blijkbaar nog zeer gastvrij ! – verwijst hij naar het uitstekend werk van de historica Yolanda Cieters. Waarschijnlijk is het niet toevallig dat Vandecandelaere naar een vakgenote verwijst, want, zoals hij terecht opmerkt, hebben vooral sociologen en antropologen het migratiethema naar zich toegetrokken. Het is zeer goed dat ook historici vanuit hun invalshoek zich over dit zeer complexe thema buigen, want, schrijft Vandecandelaere: “Laat het gebrek aan dergelijke achtergrondskennis gedijen, en er ontstaan kloven en vooroordelen.” (p.461).
De ambitieuze auteur is op een zeer breed terrein beginnen spitten waarover amper onderzoek werd gedaan. Naar mijn smaak is hij geslaagd in die moedige poging. Hij heeft een kwaliteitsvolle kaas met gaten afgeleverd. “In Brussel” is een zeer uitdagend boek waarin tevens suggesties voor een jarenlang studieprogramma vervat zitten ten behoeve van een multidisciplinaire academische werkgroep, die in zijn spoor verder migratie-onderzoek zou kunnen verrichten. Ik heb ook een groot respect voor de werkkracht van deze man. Achteraan is er een opsomming van al de interviews die hij heeft afgenomen en van al de studies die hij verwerkt heeft. Ronduit indrukwekkend!
De grootste pluim die ik hem zou willen geven, heeft echter te maken met de zeer uitzonderlijke positie van waaruit hij ‘In Brussel’ heeft geschreven. Hij werpt zich niet op als academicus met een geleerde zegging voor de happy few en ook niet als journalistieke eendagsvlieg. Door zijn aanpak en zijn bij momenten zeer sterke formulering is hij een go-between tussen een professionele onderzoekwereld en een breder publiek. Dat is zijn grote kracht en maakt “In Brussel” tot een publicatie die zeer uitzonderlijk is in het Nederlandse taalgebied. Als lezer krijg je er als toemaatje nog een reeks sfeervolle foto’s bovenop.