‘Populisme’ 1: het Boek
Cafébaas-mijnwerkerskleinzoon contra Professor Zonnebloem
Is het een ramp dat politici klare wijn schenken, dat ze de taal van ‘het volk’ spreken? Kappen politici én journalisten niet terecht op al die intellectuelen, op al die ‘professors Zonnebloem’ (zoals ‘populist’ Stevaert ze in de ‘Mo’ van mei weer omschrijft) die met hun ‘dure’ woorden het ‘de mensen’ alleen maar lastig maken? Doen de geviseerde intellectuelen er goed aan, zich als egeltjes op te rollen, hun moeilijke-woorden-stekels vlijmscherp naar buiten gericht?
Naar een ‘kleutersocialisme’?
Het populisme heeft in Vlaanderen een bekend gezicht: Steve Stevaert. Zelden hadden we een politicus die zo vlot met ‘de mensen’ kan omgaan, die je kan laten lachen en huilen, een man die overloopt van ‘one liners’ én beeldrijke taal – van “het gat in de haag” tot “professor Zonnebloem”. Andere politici – zoals de Vlaamse burgemeester-president Bart Somers – spiegelen zich graag aan de man uit Hasselt omdat hij “de kunst verstaat om complexe dingen op een zeer eenvoudige manier uit te leggen.” En in één adem betreurt Somers (in De Morgen van 30/04) dat men Stevaert daarom “simplistisch” noemt.
Nu zijn de uitspraken van Stevaert zoals die waarin hij Het Laatste Nieuws een “kwaliteitskrant” noemt of stelt dat het socialisme goed is voor Alle mensen, op zijn minst bediscussieerbaar. De ‘kleuterpraat’ waarmee Stevaert zijn kiezers bij momenten benadert, steekt overigens schril af tegen de machtsdrang waarmee Stevaert de SPA naar zijn hand zet én tegen de intelligentie die Stevaert ten toon spreidt wanneer hij door een ernstig maandblad zoals ‘Mo’ geïnterviewd wordt. In het gesprek met Gie Goris in ‘Mo’ toont ‘simpele’ Steve dat hij wel degelijk een kijk heeft op ‘de globalisering’. Hij doorspekt zijn betoog ook met kritiek op de ingewikkeld pratende ‘andersglobalisten’. Stevaert verwijst naar “José Bové die er blijkbaar wel in slaagt om ingewikkelde problemen te vertalen in duidelijke eisen en daden. Die bereikt wel het hart van de mensen.”
Er zit echter ook een keerzijde aan sympathieke Stevaert. Soms borrelt er uit hem regelrecht misprijzen voor de ‘gewone man’ naar boven. Knack-editorialist Rik Van Cauwelaert merkte dat op toen hij in Knack van 21 april herhaalde wat Stevaert in Het Laatste Nieuws van 17 april verkondigde: “De mensen weten ternauwernood wat Paars is. Ze denken zelfs dat Jean-Luc Dehaene nog minister is. Je moet dat relativeren. In zekere zin zijn de mensen de politiek altijd beu.” Aldus Stevaert. Van Cauwelaert stelde dat “dit het soort dédain voor gewone mensen is dat je doorgaans opvangt in de franskiljonse bourgeoisie waar Philippe Dewinter in opgroeide.”
Steeds geniepiger reclametruuks
Stevaert mag dan wel het vlees geworden Vlaamse populisme zijn, hij heeft het populisme niet uitgevonden. Populisme is van alle tijden, van alle landen, van alle culturen. Overal heb je politici en ander leidinggevend volk dat zijn achterban met mooie woorden en hoopgevende beloften weet te paaien en ondertussen een politiek voert die minstens gedeeltelijk haaks staat op het mooie ‘verhaal’.
Over dat populisme heeft EPO een boek uitgegeven: ‘Populisme’. Het werd geschreven door Jan Blommaert (een professor taalkunde die eerder uitpakte met o.a. het boek ‘Ik stel vast; politiek taalgebruik, politieke vernieuwing en verrechtsing’), sociale wetenschapper Eric Corijn, cultuurjournalist Marc Holthof en docent en auteur Dieter Lesage.
‘Populisme’ opent met een gezamenlijke inleiding van de vier auteurs over “de nieuwe recepten van het populisme”. Blommaert, Corijn, Holthof en Lesage omschrijven hoe “onze samenleving een ingrijpende herstructurering ondergaat”, een proces dat je kan samenvatten met begrippen als globalisering, liberalisering, privatisering … De sociale gevolgen daarvan leiden tot een schrijnende opsplitsing (‘dualisering’) van de wereld en van ons land, in arm en rijk. In die kapitalistische context worden de media steeds meer als commerciële bedrijven georganiseerd wat er onder andere toe leidt dat haast alle media het consumptie- en concurrentiedenken ‘cultiveren’. Zoals Mark Holthof eerder al schreef naar aanleiding van ‘survival-soaps’, maak je hiermee finaal je samenleving kapot. We keren terug naar een primitieve strijd van allen tegen allen.
In die context duikt het moderne populisme op. Politici van rechts en ‘links’ praten de mensen naar de mond en doen daarbij beroep op steeds genieperige reclametechnieken waarmee men de emoties grandioos kan bespelen. Doordat de economische en politieke machthebbers in deze samenwerken met de bonzen van de media-industrie (soms zijn het zelfs fysiek dezelfde lui, zie Thomas Leysen van De Standaard Groep die tevens Umicore – ex Union Minière – leidt), is het voor critici zeer moeilijk om openbaar in te gaan tegen het neoliberale eenheidsdenken dat de mythe van ‘de vrije markt’ predikt als enig zaligmakende oplossing.
Eerder dan om een grote samenzwering – maar die is er op tal van niveau’s ook, denk aan het Amerikaanse ‘Skull & Bones’, de ultrageheime club waar ’toevallig’ zowel Bush als Kerry lid van zijn – gaat het bij de neoliberale herschikking van de wereld, vooral om processen die volgens de auteurs van ‘Populisme’, ‘systemisch’ zijn: “ze zijn verbonden met de diepe structurele veranderingen in de kapitalistische samenleving”.
‘Links’ liet zijn kiezers in de steek
In zijn bijdrage ‘Het populisme en de autoritaire verleiding’, bespreekt Eric Corijn de context waarin het “nieuwe populisme vandaag hoogtij viert”. Vijf grondstromen bepalen die context:
- Het wil maar niet goed gaan met de economie;
- De samenleving is ontzuild en gedepolitiseerd;
- De uitvoerende macht is dominant tegenover de wetgevende en rechterlijke machten;
- De hele samenleving is gedompeld in een consumptiecultuur;
- De massamedia en vooral de televisie zijn de belangrijkste sociale scène geworden
Corijn zoekt de oorsprong voor de huidige situatie midden jaren zeventig toen niet alleen de gevolgen van de oliecrisis ons zuur opbraken, maar toen het kapitalistische raderwerk zelf verstopt raakte. Zo kwam het ‘fordistische regulatiemodel’, het sociaal bijgestuurde kapitalisme op losse schroeven te staan. “Het sociaal-democratisch project werd uit het centrum verdrongen door het liberale monetaristische model”. Het bestaan werd voor veel mensen veel onzekerder, de angst nam toe en de ‘sociaal liberaal’ geworden ex-socialisten hadden geen antwoorden. Extreem-rechts kon zijn fundamentalistisch verzet tegen de negatieve effecten van de liberalisering en globalisering beginnen propageren.
De opgang van extreem-rechts werd vergemakkelijkt betoogt Corijn, door het opschuiven van ‘links’ naar het centrum. ‘Links’ kon zo een “nieuw hoger geschoold middenklasse-electoraat” aantrekken. Maar “een deel van het traditionele electoraat, dat sterk onder druk stond van de bezuinigingspolitiek, werd achtergelaten. Dat heeft ongetwijfeld bijgedragen aan de groei van de volkse basis van het Vlaams Blok.”
Corijn merkt op hoe “de omvorming van SP tot sp.a, de personeelsvernieuwing en het kartel met Spirit, de partij nog meer inschrijven in een liberaal sociaal-economische politiek die haaks staat op het georganiseerde ledenbestand, steevast de ‘oude socialisten’ genoemd. De sp.a is in kader en stijl nog minder een volkspartij dan voorheen, ze staat verder af van de vakbeweging …” De sp.a is ook minder een strijdpartij dan vroeger: het is niet langer de partij die voordelen afdwingt door collectieve acties. Neen, het zijn Stevaert en zijn topministers die als ‘Goede Sinten’ gratis voordelen uitdelen. Net als veel ander partijen (waaronder kartelpartner Spirit) wordt de sp.a meer een kiesvereniging die minder om programma’s en meer om de te verkiezen politici draait: de ’teletubbies’ en ‘politieke babes’ die niet zonder de media kunnen, wat de media veel (ondemocratische) invloed op de selectie van het politiek personeel geeft.
Corijn vraagt zich ook af waar het verzet vorm zal krijgen tegen het populisme dat fundamenteel een “democratie ontwijkende legitimatie van de macht is”, één die “in verband gebracht moet worden met de nieuwe staatsopvatting. Daarin overweegt de repressieve functie van de staat”, een staat die in deze tijden van economische en andere moeilijkheden vooral de werking van het kapitalisme veilig moet stellen.
Corijn ziet het nieuwe verzet vooral ontstaan buiten de gevestigde structuren, onder andere in de ‘civiele maatschappij’. Hij besluit dat het verzet “nog steeds het best gebeurt vanuit de marge, dwars op de hegemonistische modellen, in de overtuiging dat dwarsliggers de sporen rechthouden.”
Populistisch spreekregime bepaalt wat Niet gezegd mag worden
De langste bijdrage in ‘Populisme’ is die van Dieter Lesage: 60 pagina’s op een totaal van 171 tekst-pagina’s. Maar het is een bijdrage die bijna nergens over ‘populisme’ handelt … “Populisme, de natiestaat en het Imperium” betitelde Lesage zijn bijdrage, maar in wezen brengt hij een analyse van de denkbeelden van Antonio Negri en Michael Hardt over ‘het Imperialisme’, denkbeelden die Lesage vervolgens laat botsen met de wereldsysteemanalyse van Immanuel Wallerstein.
Als inleiding tot de visies van de drie theoretici is Lesage’s bijdrage een waardevol werkstuk dat ook een aantal populaire waanbeelden doorprikt. Zo bv. de idee dat staten tegenwoordig veel minder macht zouden hebben. De natiestaat blijft echter nog altijd een belangrijk instrument ten dienste van het kapitalisme.
Aan het eind van zijn bijdrage beschrijft Lesage hoe het ‘populisme’ als een ‘spreekregime’ op een subtiele wijze overheerst. “Door de instelling van een spreekregime draagt de populist er het zijne aan bij dat die bedreiging” (voor “de positie van de transnationale elites”) “wordt afgewend. ‘Elites’, ‘kapitalisme’, ‘uitbuiting’, het zijn niet toevallige allemaal woorden die in het huidig populistisch spreekregime nauwelijks kunnen worden geduld. Op die manier wordt de analyse van het functioneren van de huidige Imperiale wereldorde bijzonder moeilijk. Indien men de sleutels voor maatschappelijke analyse weggooit, dan heeft men alvast één mogelijke oorzaak van contestatie geëlimineerd. De menigte wordt geleerd dat ze al blij mag zijn als er democratie is en dat democratie betekent dat men mag gaan stemmen.”
Ook Lesage zoekt naar vormen van verzet. Hij beklemtoont dat de strijd ook in, om en via de media zal gevochten moeten worden. Van de nieuwe media verwacht hij nog wel één en ander, maar die nieuwe media “zullen de komende jaren wel steeds sterker onder druk staan.”
Bent u een ‘gewone man/vrouw’? Zijn Steve en Yves ‘gewone mannen’?
Taaldeskundige Jan Blommaert diept de notie van het ‘spreekregime’ verder uit in zijn bijdrage ‘Populisme als spreekregime.’ Hij omschrijft een spreekregime zo: “normen en regels die worden opgelegd aan het spreken en die bepaalde spreekvormen uitsluiten terwijl ze andere naar voren schuiven als de enig legitieme”. Tijdens het lezen van de uitleg van Blommaert over hoe dit werkt, moest ik steeds weer denken aan de manier waarop het Vlaams filmbeleid tegenwoordig functioneert. Op zaterdag 24 april werd het eerste jaarrapport van het nieuw Vlaams Audiovisueel Fonds voorgesteld. Cultuurminister Van Grembergen en filmintendant Luckas Vander Taelen spraken daarbij mooie woorden over het overleg met de filmsector maar toen ik – na als enige vanuit de zaal kritische vragen gesteld te hebben – achteraf met Vander Taelen een gesprek aanging, bedreigde hij me met een proces omwille van de kritiek die ik eerder via Indymedia geuit had … Van een spreekregime gesproken.
Terug naar Blommaerts bijdrage aan het Populisme-boek. Het belangrijkste daarin is misschien wel dat Blommaert aantoont dat de actuele afkeer van intellectuelen en hun moeilijke woorden – een afkeer zoals die geuit wordt door politici à la Stevaert en journalisten à laYves Desmet – een politiek-ideologische ingreep is. Eenvoudig samengevat: door moeilijke woorden te verbieden, maak je het ‘de mensen’ een stuk moeilijker om nog inzicht te krijgen in onze ingewikkelde wereld.
Blommaert analyseert helder het beruchte ‘kutmarrokaantjes-artikel’ van Yves Desmet waarin het boegbeeld van De Morgen ook de “Vlaamse progressieve intellectuelen kastijdde”. Blommaert merkt daarbij op dat types zoals Desmet en de kabinetsmedewerkers van Stevaert die zogezegd beter dan de ‘intellectuelen’ weten wat het ‘gewone’ volk echt bekommert, zelf ook geen ‘gewone’ lieden zijn. De systeemdienende intellectuelen zoals Desmet kunnen bovendien maar werken dankzij een complex media-apparaat dat veel technische know how omhelst én tal van truukjes van lezers- en kijkersmanipulatie inzet.
Op te merken is ook dat het lezerspubliek van een krant zoals De Morgen, niet bepaald uit “gewone mannen” bestaat; een gegeven waar we later nog op terug komen. Trouwens, wie is nu “die gewone man”? Moet je laaggeschoold zijn om tot deze leuke club te behoren? Staat ze alleen maar open voor mannen? Mag ook de laaggeschoolde allochtoon lid worden van “de gewone mannenclub”?
De ‘stem van de gewone man” is een commercieel mediaproduct
Blommaert stelt terecht dat “niets zo elitair is als het hanteren van de taal van de gewone man” vanuit de positie van een Stevaert of een Desmet, omringd als ze zijn door intellectuelen en een hele machinerie. “De gewone man, die komt publiekelijk enkel aan bod in de vorm van een zoveelste mediaformaat: als studiopubliek, in straatinterviews, tijdens inbelprogramma’s. De stem van de gewone man is een commercieel product dat massadistributie garandeert. Ze is dus ook in handen, niet van de gewone man, maar van een heel kleine elite die commercie en opinievorming met elkaar combineert en daarvan een professionele bezigheid heeft gemaakt.”
Blommaert besluit: “De gewone man heeft bijgevolg de ballen te zeggen, niettegenstaande alle beweringen van het tegendeel. Meer nog, de gewone man heeft misschien nog nooit zo weinig te zeggen gehad, want zijn stem moet, wil ze gehoord worden, passeren door een alsmaar complexer en exclusiever systeem van aanpassingen aan een markt van boodschappen.”
Met andere (en eigen) woorden: tussen gewone man en gewone man, tussen gewone man en de hem zogezegd vertegenwoordigende politicus staan commerciële media en die staan in de weg!
“Het comfort van ons aller domheid”
De meest ‘verontrustende’, ongemakkelijk makende maar ook boeiende inzichten opleverende bijdrage aan ‘Populisme’ is die van Marc Holthof: “Het comfort van domheid”. Holthof legt de schuld voor het populisme niet zozeer bij ‘het systeem’ maar bij ons aller onvermogen en nog erger, onze onwil om verantwoordelijkheid op te nemen.
Nadat hij zich verwonderd heeft over de massa domme radiospotjes die we over ons uitgekieperd krijgen – domme spotjes gemaakt door intelligente reclamemakers – stelt Holthof dat “populisme niets anders is dan de veruiterlijking van onze kleinburgelijke domheid. Het populisme is een gigantische poging om de realiteit te verdringen.” Om terwille van ons comfort de problemen in de wereld niet te moeten zien en te kunnen geloven in de simpele oplossingen die sympathieke rattenvangers en schijnheilige paterkes ons voorliegen.
Holthof spreekt de bekende meester-slaafparabel van Hegel en Marx tegen. Neen het is niet alleen de meester die de slaaf onderwerpt, het is ook de slaaf zelf die het juk van de tiran aanvaardt. Holthof heeft het ook over de ‘gewillige beulen’ van Hitler en dan kan je denken aan de uitspraak van de Führer dat het volk is als een (’traditionele’) vrouw: het vraagt een krachtige leider. Voor vrijheidslievende, humanistische (en dus ook feministische) denkende mensen een gruwel van een uitspraak maar misschien was Hitler wel slimmer dan zij die (zoals ondergetekende) vanuit hun eigen vrijheidsstreven denken dat dat streven ook bij andere mensen de doorslag geeft.
Holthof: “Onder ons dun laagje rationaliteit, onder onze verantwoordelijkheid als individuele burger, schuilt de domheid: een veel dikkere laag emotionaliteit, driften, je-m’en-foutisme, laat-mij-met-rust mentaliteit die géén verantwoordelijkheid op zich wil nemen, die niet rationeel wil zijn, die géén bewuste burger wil zijn. Maar veel liever een slaaf – en dan vooral van eigen gewoonten en collectieve modes. Kortom: wij zoeken onze toevlucht in een bewust gecultiveerde domheid of antirationaliteit.”
De ultieme antipolitiek: zelfmoord uit liefdesverdriet
Holthof plukt zijn inzichten bij ene Hans Jonas, de levenslange vriend van de iets bekendere Hannah Arendt. Jonas schreef een standaardboek over verantwoordelijkheid; een boek dat heuglijk genoeg in deze donkere context, goed verkocht. Er gingen in Duitsland meer dan 130.000 exemplaren van over de toonbank. Het werd ook vertaald. Niet iedereen wil dus zijn verantwoordelijkheid ontlopen … Oef.
Jonas wou een “futurologie die de pro’s en de contra’s van wetenschap, techniek en economie tegen elkaar afweegt”. Vond ik leuk om lezen want ik ben zelf al een decennium aan zo’n soort boek aan het werken en aan het les geven over de impact van de nieuwe media en technologieën op elf maatschappelijke domeinen, van onderwijs langs het digitale lichaam tot oorlogsvoering. En wees gerust: het wordt niet al kommer en kwel wat de digitale klok slaat.
Marc Holthof die zijn bijdrage blijkbaar tijdens een zwaar onweer schreef – als uitsmijter vertelt hij het verhaal van een politiek ambitieuze Franse generaal die zelfmoord pleegde uit liefdesverdriet: de ultieme antipolitiek! – die Holthof dus, die vindt dat je uit het werk van Jonas de “verpletterende conclusie moet trekken dat er geen ‘onschuld’ en ‘onschuldigen’ bestaan.” “Iedereen is – collectief – schuldig, al was het maar door nalatigheid.”
Een stelling die je soms ook wel hoort verkondigen door al dan niet fundamentalistische Arabieren als ze ons Europeanen onze onverschilligheid voor het Palestijnse of Irakese volk verwijten. Een stelling waarin je hen gemakkelijk gelijk kan geven als je denkt aan al de Vlamingen die jaarlijks dure reisjes maken, niet om steun te gaan betuigen aan de Palestijnen, maar om in arme/warme zuiderse landen de rijke toerist te gaan uithangen. Nu hoor ik de kritiek van sommigen al aankomen die vinden dat wereldreizen een mensenrecht zijn, maar zouden we niet beter eerst eens proberen om voor ieder kind zoiets fundamenteels als het recht op drinkbaar water of onderwijs te realiseren?
“Too many people create too many problems” (Phil Collins)
Holthof merkt op dat domheid tegenwoordig een “intellectuele constructie” is. Want het is gevaarlijk om intelligent over te komen. Je kan er aan toevoegen: het is gevaarlijk om intelligent te leven. Want wie zich bewust is van wat er allemaal aan het gebeuren is en consequent met zichzelf wil leven, moet dag in dag uit op de barricade staan of achter zijn pc zitten werken om vooreerst andere mensen te informeren, te motiveren en er dan nog samen iets aan te doen ook. Zo iemand betekent continu een gevaar voor de heersende machten én een kwelduivel voor al die medemenschen die niet verantwoordelijk willen leven. Met andere woorden: zo wordt je nooit zo populair als Steve !
Nu kan je de stelling van Jonas en Holthof ook omkeren: er lopen nu al meer dan 6 miljard homo sapiensen rond, straks 9 miljard of nog meer. En wat heel die bende allemaal uitspookt, daar kan je als bewuste én verantwoordelijke éénling onmogelijk allemaal zelf mee verantwoordelijk voor zijn. Als iedereen schuldig zou zijn aan alles, wordt dan niet iedereen onschuldig? Als 9 miljard mensen de boel verknoeien, dan kunnen u en ik als betrekkelijk machteloze individuukes toch niet al die anderen verhinderen slecht te doen. Met andere woorden: ook hier is nuancering nodig. En als u dan toch nog last zou hebben van een al te verpletterend verantwoordelijkheidsgevoel, probeer dit eens. Trek op een heldere nacht naar buiten om naar de ‘hemel’ te kijken. Mijmer dan maar eens goed door over begin en eind van ruimte en tijd én over uw eigen positie als dé centrale zandkorrel in het universum.
Dringend te ontwikkelen: intellectuele guerrilla, intellectueel syndicalisme …
Stel dat we toch maar (een beetje) verantwoordelijkheid opnemen – we zijn mensen, we komen graag sympathiek over in onze vrienden- en vriendinnenkring – wat kunnen we dan doen? Hebben de auteurs van ‘Populisme’ ons op dit vlak iets te bieden? Dragen ze boeiende vormen van verzet aan?
Onze vier musketiers mikken op vier verzetsstrategieën. De eerste bestaat in het “centraal stellen van kwaliteitsvraagstukken. Daarbij moet de heersende gelijkstelling van kwaliteit met verkoopbaarheid doorbroken worden.” Concreet loven de auteurs “initiatieven zoals Media Watch Global dat de media kritisch benadert en analyseert”. Ze voegen er aan toe dat “het tot navolging hier te lande kan inspireren”, maar ze vergeten de al bestaande initiatieven te vermelden.
De tweede verzetsstrategie is die van het “weigeren te consumeren”. Niet altijd makkelijk, maar hiermee raak je het consumptiekapitalisme wel in zijn hart en de beleggers in hun beurs.
Strategie drie “bestaat uit het benadrukken van deontologie, de wederinvoering van beroepsethiek, waarden en zelfrespect van de cultuurproducenten.” De auteurs roepen op tot een “intellectuele guerrilla” en tot het “ontwikkelen van een tegencultuur”, wat “vandaag belangrijker is dan even in de media verschijnen”. Verder betreuren ze “het opvallende gebrek aan syndicaal bewustzijn onder cultuurproducenten.” Wat nodig is, is een “intellectueel syndicalisme.”
Blommaert, Corijn, Holthof en Lesage besluiten: “De finaliteit van dit alles moet zijn: opnieuw controle verwerven over de eigen stem, en die stem daardoor op een andere, afwijkende manier kunnen laten horen. Kritiek die enkel oppositioneel is, maar niet de bestaande hegemonie verwerpt, is geen kritiek maar commentaar. De gemediatiseerde en gecommercialiseerde democratie werkt zoals de reclame, het populisme en extreem-rechts: ‘Wij zeggen wat jullie denken’. ‘Ons aanbod past bij jullie vraag.’ En dat gaat veelal gepaard met het demoniseren van de Ander, van de allochtoon tot de intellectueel. Het behoort tot de essentie van de democratie op te komen voor het recht van antwoord: ‘Ik zeg zelf wel wat ik denk !”
‘Sossen’ die overheidsbedrijven naar de Beurs brengen ! Verkoopt de paus straks porno?
Een boek van zo’n 170 pagina’s kan natuurlijk niet alles bevatten over het populisme, maar het boek ‘Populisme’ vertoont toch een paar belangrijke leemtes.
Zo mist het bijvoorbeeld een grondige analyse van wat het neoliberalisme nu precies betekent voor ‘de mensen’. De theorie over het Imperium bv. is bij momenten adembenemend, maar nog adembenemender zou een overzicht geweest zijn van hoe er in België met de openbare diensten wordt omgesprongen. In het enige linkse weekblad dat Vlaanderen nog telt, het PVDA-weekblad Solidair vindt je daar wekelijks concrete en soms schrijnende voorbeelden van (denk aan de zelfmoorden onder het personeel van herstructurerende overheidsbedrijven zoals Post, Belgacom, Spoorwegen …). De sociale dumping die er ons in het Europa van de 25 te wachten staat, had ook vermeld kunnen worden.
Bij deze wil ik er ook even op wijzen dat in de Vlaamse media niemand het paradoxale heeft opgemerkt van het naar de beurs brengen van Belgacom door SPA- topman Johan Vande Lanotte. Een socialist die een gemeenschapsbedrijf uitlevert aan het grenzeloze winstbejag van aandeelhouders! Is dat niet alsof de paus in het Vaticaan een pornohandeltje zou opzetten? Maar blijkbaar is voor de Vlaamse ‘linkse’ elite ‘socialisme’ tegenwoordig te verzoenen met het ‘beurskapitalisme’, dat overigens te onderscheiden is van het ‘gewone’ kapitalisme waarin het volstond dat een ondernemer winst maakte, maar waarin die winst niet maximaal moest zijn. Nu we in het tijdperk van het wereldomspannend beurskapitalisme zijn beland, gaan we misschien nog heimwee krijgen naar het gewone kapitalisme … Overigens moeten we van Stevaert nog altijd de eerste grondige kritiek op het beurs-casino-kapitalisme te lezen krijgen, daar waar bv. een politicus als Jean-Luc Dehaene (die er ondertussen zelf goed betaald aan deelneemt) daar vroeger wel kritische stukken over schreef. Of hoe toplieden van de ‘linkerzijde’ (ACV) van het door Stevaert als ‘conservatief’ omschreven CD&V, soms linkser zijn dan Stevaert.
Wie vergelijkt het echte SPA- programma met het echte Blok -programma?
Een andere gemiste kans van het boek ‘Populisme’ is dat men niet eens grondig de programma’s van bv. SPA en Vlaams Blok op hun populistische inslag vergeleken heeft. Een concreet voorbeeld. Het Vlaams Blok is tegen de vakbonden maar zwijgt daar zedig over zodat zijn achterban niet beseft dat de partij in deze een ultraliberale opstelling inneemt. En de SPA? Is die niet ook tegen strijdbare vakbonden? Komt Stevaert daar open en eerlijk voor uit? Of doet hij zoals zijn Franstalige collega Di Rupo: voor een arbeiderspubliek stoere praat verkopen, maar als hij door de financiële pers geïnterviewd wordt, de ‘patroons’ een langdurige sociale vrede beloven …
Een derde mankement aan het boek is dat het te weinig aandacht heeft voor concrete vormen van verzet; dat er nergens naar media-initiatieven zoals Indymedia en Uitpers verwezen wordt. Ik heb één van de auteurs eerder al eens de opmerking gemaakt dat kritisch engagement mooi is, maar dat het niet alleen theoretisch mag zijn, dat het geworteld in een praktisch engagement moet zijn; anders blijft het te vaak steken in gevaarloze praat.
Opmerkelijk is verder dat nergens in het boek dat toch zwaar uithaalt naar de SPA van Stevaert, gerept wordt over het idee dat we o.a. via DIOGENE(S) en ook in De Standaard lanceerden om in België tot een nieuwe socialistische partij te komen, naar het voorbeeld van de SP in Nederland die daar “het gat ter linkerzijde” invult. Waarop wachten Vlaamse intellectuelen om het voortouw tot zo’n nieuwe partijvorming te nemen?
Academische prikkeldraad
Jan Blommaert gaat in het boek ook in op wat nu eigenlijk ‘moeilijke woorden’ zouden zijn. Hij schrijft: “Als taalkundige zeg ik: er zijn geen moeilijke woorden, er zijn alleen moeilijk beschrijfbare fenomenen.” Verder beschrijft Blommaert hoe moeilijke woorden vaak nodig zijn om moeilijke zaken uit te leggen, hoe andere dan de sociale wetenschappers wel moeilijke woorden mogen gebruiken (denk aan de uitleg in journaals over medische technieken) enzoverder.
Maar aan het eind van zijn bijdrage schrijft Blommaert: “In afwachting is het aan intellectuelen en anderen om hun stem niet op te geven, ‘moeilijke’ woorden te blijven gebruiken, te blijven werken voor een publiek van een handvol mensen,” (enz.).
Eén onderdeel van die opsomming klopt volgens mij helemaal niet. Dat we moeilijke woorden moeten blijven gebruiken.Misschien laat ik me in deze kritiek te veel door gevoelens leiden, maar als arbeiderszoon (en net als Stevaert kleinzoon van een koolputter) heb ik altijd een hekel gehad aan het blasé-taaltje van veel ‘intellectuelen’. En ik kan Stevaert en anderen ‘begrijpen’ als zij ook zo’n gevoel hebben, gevoel dat zij wel misbruiken om het volk te misleiden.
Neem nu de bijdrage aan ‘Populisme’ van mijn goede vriend en RITS- collega Dieter Lesage. Ik heb me met enige moeite door zijn bijdrage geworsteld want het arsenaal aan ingewikkelde termen dat Dieter opstelt is afschrikwekkend. Wat moet je denken van een zin als deze: “Het voluntarisme van de politieke populismen situeert zich exclusief op het niveau van de natiestaat en neemt daarmee het hele imperiale apparaat en zijn kapitalistische logica ‘for granted.”
En dat gaat zo nog enkele regels verder, inbegrepen begrippen waar ik me – nochtans ook communicatiewetenschappelijk geschoold – niets kan bij voorstellen. Wat bedoelt hij bv. met “de assymetrie tussen de politieke en economische ruimte”? En ik wil het graag met Dieter eens zijn dat “het globale constitutionaliseringsproces dat zich met het Imperium voltrekt, dringend gedemocratiseerd moet worden.” Ik ben altijd voor meer democratie, maar euh, … Wàt gaan we democratiseren beste Dieter?
Toegegeven, als Dieter en Co sommige van mijn artikels, boeken of cursussen zouden analyseren, zouden ze me een koekje van eigen deeg kunnen bakken. Maar sinds we in 2001 met de ‘mediawatch’ DIOGENE(S) begonnen, is me te vaak gewezen op het belang van een begrijpelijke taal, om er nu nog zorgeloos te kunnen aan meedoen. Integendeel. Tijdens een nog onafgewerkte bespreking van een ander boek, ‘Esperanza’ kwam ik tot de idee dat hier wel heel veel “academische prikkeldraad” in stelling gebracht was (rond een overigens interessante inhoud). En met zo’n taal kwetsen we ‘de lezers’ nodeloos.
Verstaanbaar Nederlands spreken zodat iedereen meepraten kan
Het grote verschil tussen een professor die op televisie over medische ontwikkelingen komt praten en een sociale wetenschapper is dat “de mensen” terecht vinden dat ze over de onderwerpen van die sociale wetenschapper moeten mogen meepraten. Dus moeten we verstaanbaar Nederlands praten zodat iedereen die aan de dialoog over ons aller samenleven wil deelnemen, ook effectief kan deelnemen. Met de medeburgers in een open dialoog treden: dat is ook het antwoord op het ‘opvoeden’ waartoe populisten als Stevaert en Desmet zich (vreemd genoeg, want dan volgen ze de stem van het volk zeker niet) geroepen voelen.
Als “nieuw echt links” waar je nu hier en daar aanzetten van vindt, ooit wil doorbreken, dan zal het dus verstaanbaar Nederlands moeten spreken maar dat betekent nog niet ‘kleutertaal’. Het één gelijkschakelen aan het ander zou overigens getuigen van minachting voor de ‘gewone’ mens, ‘gewone’ mens die we overigens allemaal op heel veel domeinen zijn.
De val van Oskar Lafontaine
Er bestaan tal van eenvoudig toe te passen methoden om begrijpelijk te leren denken, spreken en schrijven. Als jonge medewerker aan wat toen nog het maandblad ‘Amada’ noemde – noteer dat ik ondertussen tegen het communisme ben: dat is een ideologie die niet is aangepast aan ons mensdom – kreeg ik ooit een boek in handen over dat helder spreken enzoverder.
Eén van de dingen die ik daaruit leerde is dat je lezers niet alleen op hun verstand maar ook op hun gevoelens moet aanspreken; zonder emoties hebben verstandelijke redeneringen geen ‘zin’ voor mensen. Mensen moeten gemotiveerd worden om zich in problemen te verdiepen en dat motiveren kan je niet – dit is eigenlijk heel mooi – zonder over mensen te spreken. Dus laat de systemen niet achterwege, maar vul ze in met concrete mensen. Neem ook persoonlijke standpunten in. Stel de lezer vragen enzoverder.
De auteurs van ‘Populisme’ hebben het – op uitzondering van Holthof na – vooral over systemen. Dat is wel hoogst noodzakelijk, maar het mag niet het enige zijn. Als ze nu hun teksten eens begonnen te doorspekken met concrete voorbeelden?
Eén voorbeeld. Kan je beter de macht van het bedrijfsleven en de onmacht van de ‘socialistische’ partijen in het huidige Europa duidelijk maken dan met de ‘Val van Lafontaine’? Oskar Lafontaine. Kent u hem nog? Wel enkele jaren was “de Napoleon van de Duitse politiek”, dé sterke man van de regerende SPD. Maar toen hij de belastingen op de bedrijven wou verhogen om de Duitse welvaartstaat te redden, kwam een tiental Duitse multinationals in Berlijn samen. Ze stelden de regering een ultimatum: u verhoogt de belastingen, wij vertrekken naar het buitenland. Tegen zo’n chantage kon zelfs Lafontaine niet op. Geen week later trad hij af. Nu voert zijn opvolger Schröder een politiek van welvaartsafbouw die de Duitsers niet spaart maar de bedrijven wel.
Door zulke gebeurtenissen in herinnering te brengen, geef je het neoliberalisme een concreet, een ‘menselijk’ gezicht en kan je er met haast iedereen over praten. Met zulke voorbeelden doe je zelf niet mee aan de dualisering van de samenleving waar het systeem zelf al genoeg voor zorgt.
“Populisme”, auteurs: Jan Blommaert, Eric Corijn, Marc Holthof, Dieter Lesage, Uitgeverij EPO, Berchem, 2004, ISBN: 90 6445 339 X, 192 p., 22,5 Euro; jos.hennes@epo.be
Populisme – Triptiek
2. Who the fuck is Walter Pauli?
‘Populisme’ en het EGO van De Morgen
“Hoe vermoord ik een boek en zijn schrijvers, deel 1”. Zo kan je het artikel samenvatten dat sterjournalist Walter Pauli op 21 april in ‘De Morgen Boeken’ liet verschijnen. “Linkse intellectuelen en simpele zielen” titelt Pauli. Volgens hem is ‘Populisme’ geschreven door auteurs die “uitpakken met een links-progressieve saus maar die in wezen de lezer een conservatief-elitaire visie oplepelen.” “Tussen de regels lees je de nostalgie naar het ancien régime” … “Populisme levert het bewijs dat zelfverklaarde linksen niet immuun zijn voor een rechts-elitair discours.” Pauli eindigt met luid de loptrompet te blazen: “Bref: ‘Populisme’ is rommel.”
Pauli schoffelt de auteurs van ‘Populisme’ onderuit als lieden die “zo graag bij de intellectuele elite willen behoren, maar met hun boekje tonen ze aan waarom ze dat niet zijn: omdat ze het eigenlijk niet echt goed kunnen.” Tijdschriften als Knack (14/4) en ‘Raak’ (KWB-maandblad, mei) dachten daar gelukkig anders over en gaven Jan Blommaert uitgebreid ruimte om zijn stellingen toe te lichten. In Knack vertelde Blommaert met name over het gelijkheidsdiscours van ‘Derde Weg’-‘socialisten’ als Stevaert, interessante dingen. “Als men er van uitgaat”, stelt hij, “dat iedereen al gelijk is, dan wordt de reële ongelijkheid tussen de mensen ontkend.” Volgens Blommaert heeft onze samenleving “als voornaamste kenmerk diversiteit. Het verschil tussen man en vrouw, is geen triviaal verschil, om maar iets te noemen.”
Blommaert blijkt ook elders een man die kan nuanceren maar toch verwijt Pauli hem net dat hij dat niet kan. Dat een journalist van het kaliber van Walter Pauli persoonlijk de moordopdracht op ‘Populisme’ kreeg, wijst op het belang dat ze bij De Morgen aan het boek hechten. Het komt blijkbaar iets te dicht bij belangen die De Morgen mee helpt dienen. En ja, als Yves Desmet en Filip Rogiers in hun hemd gezet worden, als hun krant samen met Stevaerts socialisme als “het voorgeborgte van het Vlaams Blok” (de fantasierijke omschrijving van Pauli) aangeklaagd worden, dan slaat de krant terug.
Inktkoelie Pauli zwijgt echter over bv. de rol van zusterkrant Het Laatste Nieuws en zusterbedrijf VTM in de verrechtsing van Vlaanderen. Is De Morgen als dé Vlaamse krant die het stevigst kritiek levert op het Blok, niet het schaamlapje van de door winstcijfers gedreven Persgroep? Een Persgroep die in zijn populaire media wel degelijk het rechts extremisme aanwakkert zonder dat natuurlijk ooit toe te geven.
“Wij schrijven voor u én over u”
Dat mensen door de media gemanipuleerd worden, Pauli relativeert dat heel sterk. “Af en toe” schrijft hij “wordt de meer rechtstreekse dialoog met de bevolking, via de media, inderdaad gemanipuleerd.” “Maar zolang we ons daar maar van bewust zijn”, is er volgens hem geen vuiltje aan de lucht. Zoals er ook geen vuiltje aan de lucht is in onze steden maar we wel steeds meer aan astma en andere longziekten lijden zonder dat daar politiek kabaal over gemaakt wordt.
Walter Pauli is met zijn aanval op ‘Populisme’ niet aan zijn proefstuk toe. Eerder bewees hij bv. zijn waarde voor De Morgen door het afkraken van Dyab Abou Jahjah.
Maar vergeten we purperen Pauli, kijken we even naar een merkwaardig initiatief dat De Morgen een paar weken geleden nam: de dagelijkse life style bijlage ‘Ego’. Proeft u even mee van het pure populisme dat DM’s hoofdredacteur Rudy Collier uit zijn pen liet druipen toen hij op de cover van De Morgen van 10 april ‘Ego’ aankondigde. Collier schreef: “Ego, beste lezer, gaat kort samengevat over u. En over uw leven, uw relatie, uw gezin, uw werksfeer, uw … alles, eigenlijk. (…) Waarom u eigenlijk bent wie u bent. We vinden u zo belangrijk dat we voortaan niet langer alleen voor u, maar ook over u beginnen te schrijven.”
Moeten we Collier nu een toffe pé vinden omdat hij zo bezorgd over ons is of wordt dit niet akelig griezelig? Als de hoofdredacteur van De Morgen al zoveel van ons weet dat hij er dagelijks een krantenkatern mee kan vullen … Collier vermeldt in zijn column dat de reclamejongens hun kennis over ons “genadeloos uitbuiten”. En hij? Zijn hij en zijn baasje Van Thillo niet krak hetzelfde van plan?
En dan moet ik nu voor een tijdschrift een artikel schrijven over de vraag of “De Morgen nog een linkse krant is”. Zijn er echt nog mensen die dat kunnen geloven? Naar het schijnt komt mijn stukje naast een tekst van Geert Vanistendael die wel nog zou geloven dat De Morgen links is. Ik kan bijna niet geloven dat een intellectueel als Vanistendael zoiets nog kan geloven.
Waarom houden ‘intellectuelen’ van kritiek op ‘intellectuelen’?
De kritiek door Stevaert, Desmet & Co op de intellectuelen valt te vergelijken met de kritiek op de “te linkse” journalisten. In het boek “De media en de Golfoorlog” verwerkten Ludo De Brabander en ondergetekende een analyse van hoe in de V.S. de media vaak als te links worden bekritiseerd. Daar waar die media allesbehalve links zijn. Maar de kritiek op de te linkse media helpt wel hen nog meer naar rechts te duwen.
Ook de ‘doorsnee’ Vlaamse intellectueel is allesbehalve links. Progressief misschien wel, maar op de sociaal-economische as staan hij en zij niet meteen vlak naast de ‘gewone’ arbeiders en bedienden. En als het op hun jobke aankomt, dan kruipen ze. We zouden hier een hele lijst van namen kunnen geven van proffen die hun partij-horigheid al meermaals bewezen. Denk ook aan de onthullende uitspraak van Johan Vande Lanotte enkele jaren geleden toen hij nog eens een studie wou bestellen en hij het had over “onze professoren” en die “van u” (van de VLD). Neen, de ‘doorsnee’ Vlaamse intellectueel is – ook als hij aan de uniefs werkt en dus bv. niet voor reclamebedrijven, marketingbureau’s’, op kabinetten of bij commerciële kranten en omroepen – vaak een laf wezen dat zijn intellectuele taak de rug toegekeerd heeft. Het al vaker beschreven “verraad van de klerken”, weet u wel.
Daardoor kan het ook dat een krant zoals De Morgen die toch veel ‘intellectuelen’ bereikt, meedogenloos op intellectuelen kan inhakken, op kritische intellectuelen. De Morgen wordt immers vooral door systeemdienende intellectuelen gelezen en die zetten zich wat graag af tegen de onafhankelijke intellectuelen die de lafaards herinneren aan hun intellectuele opdracht van vrij te denken, te praten en te handelen.
Populisme – Triptiek
3. Populisme in de praktijk
Stevaert contra Van Duppen
Dat er ook binnen de SPA ongenoegen bestaat over het populisme van voorzitter Stevaert bleek eind april toen Vlaams parlementslid Jan Van Duppen zich terugtrok van de Antwerpse SPA-lijst.
“Zo stappen we mee in de retoriek van het Vlaams Blok”
“Steve Stevaert vaart een populistische, autoritaire koers” titelde De Morgen van 28 april boven een artikel met een foto van Van Duppen. De kwestie leek te gaan om de zesde plaats die huisarts/parlementslid Van Duppen op de verkiezingslijst van de partij toegewezen kreeg. Volgens Van Duppen verliep daarbij één en ander op autoritaire wijze, waarbij een hele regio, de Kempen, buitenspel gezet werd.
Los van wat er nu al dan niet gebeurd is, is het hoe dan ook interessant dat Van Duppen de stelling van de ‘populistische, autoritaire koers’ van Stevaert dik in de verf zet. Hij komt af met pijnpunten die binnen een socialistische partij toch zouden moeten bestaan: zoals de onvrede over de toenemende controle op werklozen, zoals het door Stevaert tot ‘non-debat’ uitroepen van de discussie over de hoofddoeken (zo’n verbod is wellicht dé methode om de discussie te laten verrotten), het lege Zilverfonds-doosje, de visie van Stevaert op de kiezer als een “infantiel wezen, een consument die direct moet bevredigd worden. Ik geloof dat dat een grote fout is en dat we zo meestappen in de retoriek van het Vlaams Blok. We moeten de kiezer niet naar de mond praten. De mensen verwachten echte debatten en geen schijndebatten. Nu zijn socialisten, liberalen en christen-democraten bijna inwisselbaar geworden.” Aldus Jan Van Duppen. De Morgen (Ruud Goossens) vroeg Van Duppen ook commentaar op Stevaerts kritiek op de intellectuelen. Van Duppen: “Dat lijkt wel een neurotisch trekje van Stevaert. Dramatisch ook want het socialisme is ontstaan vanuit intellectuelen die zich verbonden voelden met het lot van de zwaksten. Intellectuelen schrijven geschiedenis, populistische reclamegoeroes doen dat niet. Weet u wat Stevaert onlangs in P-magazine zei toen De Gucht hem in een interview een stalinist noemde? ‘Dat ben ik niet, want Stalin had nog dissidenten.’ Weet u wat dat betekent?”
Nog zo één en de zon gaat onder.
“Precies daar zit de oorzaak van het fameuze gat in de haag van Stevaert”
“Van Duppen ontgoocheld weg” betitelde De Standaard op 28/4 een kleiner artikel over Van Duppen. Die dag bracht De Standaard (niet De Morgen) ook een opiniestuk van de politicus: “Democratie heeft voorrang op socialisme”. Van Duppen waarschuwt in zijn stuk ervoor dat de kiezer die zich niet kan vinden in de kleurloosheid van de traditionele partijen, “alleen nog de keuze zal hebben tussen het extreem-rechts of de blancostem, zoals door de Portugese Nobelprijswinnaar José Saramango in zijn nieuwe Essay over de Luciditeit, wordt uitgetekend. Zo verwatert elke politieke interesse bij de bevolking die verder gaat dan door hormonen aangedreven sympathie voor de verleidelijke uitstraling van een B.V.”
Van Duppen stelt ook dat Stevaerts oneliners en populistisch gekokketeer, “met sneren naar verzuurde intellectuelen geen lapsus of toeval zijn. Binnen de SPA rest van de eens zo prestigieuze studiedienst Emile Vandervelde nauwelijks meer dan een bedrijf van inktkoelies die fiches mogen schrijven of voorzetjes mogen formuleren om al te magere ideetjes in te kleden. Degelijk studiewerk is voor de socialistische partijtop overbodig geworden. Zij luisteren immers naar wat dé mensen denken, wensen en zeggen. Bijgevolg kan je een partijprogramma het best opstellen aan de hand van de maandelijkse peilingen naar wat de mensen willen.”
Maar wie op zo’n basis te werk gaat – en Van Duppen beschrijft het allemaal in detail – ondergaaft volgens hem de democratie. “Precies daar zit de oorzaak van het fameuze gat in de haag van Steve Stevaert” (de monsterscores van het Blok dus).
Stevaert als goede leerling van Pauli
Op donderdag 29/4 was het aan Steve Stevaert om te reageren. “Ik begrijp er niks van” titelde De Standaard boven een kort interview met Stevaert. “Als Jan Van Duppen een probleem heeft met mijn aanpak, dan moet hij aan politiek doen.”
In De Morgen van 29/4 kwam Stevaert wat slimmer uit de hoek. Hier luidde de titel: “SPA-Voorzitter Stevaert: “Ik begrijp Van Duppen wel, maar ben het niet met hem eens.” Wat Stevaert aan Van Duppen begreep was dat hij “ontevreden was over zijn plaats.” Over de inhoudelijke kritiek van Van Duppen stapte Stevaert zowel in De Standaard als in De Morgen heen. In
De Morgen eindigde het stukje met deze zinnen van Stevaert: “Van Duppen gedraagt zich ook niet echt als een intellectueel. Zijn opiniestuk ontziet niemand, in plaats van het wat perfider te spelen door zogenaamd plaats te maken voor een jongere. Nu denk ik niet dat hij nog veel vrienden heeft. Zelf is mijn rug breed genoeg. Maar voor anderen is dit niet leuk.”
Stevaert toont zich hier een goed leerling van Walter Pauli. Eén door Van Duppen af te schilderen als geen echte intellectueel. Stevaert heeft er een patent op genomen, wist u, op de erkenning van echte intellectuelen. Twee door Van Duppen te isoleren als een man zonder vrienden, iemand die niemand ontziet enzoverder. “Vermits ik zijn boodschap niet kan onderuit halen”, zal onze man uit Hasselt gedacht hebben, “zal ik de boodschapper wel even pakken”. Drie – over Steve’s oproep om perfider te zijn, stappen we vergevingsgezind heen – door het zo te spelen dat hij zelf zich niet geviseerd voelt, alhoewel Van Duppen juist hem bekritiseert. Neen: dit is “niet leuk” voor de anderen binnen de SPA, stelt Stevaert om zo “die anderen” mee tegen Van Duppen te keren.
Als de SPA van Stevaert een echt democratisch socialistische partij zou zijn, dan zou ze eens een open debat organiseren met al haar interne en externe linkse critici. Maar wat als zo’n debat uitloopt in een partijcrisis? Daar kan het land niet mee gediend zijn? Zal Stevaert dan toch maar verder het schijnsocialistisch paterke van Vlaanderen spelen? Want er is geen Alternatief! Waar blijft die Belgische SP?! Kan de “Sta Op” (voor werk en democratie) – lijst die vanuit Stevaerts Limburg opgestart werd, de aanzet worden tot een alternatief?
(Uitpers, nr. 53, 5de jg., mei 2004)
Jan-Pieter Everaerts, mediadoc.diva@skynet.be
Voor info over het tweetalige Sta Op: http://www.debout-sta-op.tk/