De eerste keer dat ik Viktor Orban opmerkte, was toen ik hem in 1989 in Boedapest hoorde spreken op een plechtigheid in 1989. Het ging om de “herbegrafenis” van enkele leiders van de Hongaarse opstand van 1956, onder andere Imre Nagy en Pal Maleter, toen premier en minister van Defensie. Orban zorgde voor de valse noot. Hij vond al dat eerbetoon aan communisten erg misplaatst. Want Nagy en Maleter waren communisten, ook al hadden ze toen de leiding genomen van de opstand tegen stalinisme en Sovjetdominantie. Orban leidde toen een kleine beweging van “jonge liberalen”, Fidesz. Die beweging evolueerde naar een conservatieve partij die na een nationalistische campagne glansrijk de parlementsverkiezingen heeft gewonnen.
Fidesz heeft overvloedig (52,8 % van de stemmen) kunnen profiteren van het rampzalig neoliberaal beleid van de uittredende sociaaldemocraten. Hongarije is een van de hardst door de financieel-economische crisis getroffen landen. De sociaaldemocraten hebben zich volledig onderworpen aan de regels van het IMF inzake afbouw van sociale en collectieve voorzieningen. Bovendien was na de verkiezingen vier jaar geleden uitgelekt dat de leider van de sociaaldemocratische MSZP op een interne vergadering verklaarde flink te hebben gelogen over de toestand van de staatskas.
Garde
De sociale gevolgen van de zware economische waren koren op de molen van Fidesz en van het uiterst-rechtse Jobbik. Dat laatste trok van leer tegen de klassieke zondebokken, de Roma (zigeuners) en het internationaal judaïsme dat tegen Hongarije samenzweert. Onder Jobbiks vleugels huist ook de militie van de “Hongaarse Garde” die vorig jaar wel illegaal werd verklaard maar verder in Roma-gebieden optochten houdt tegen “de criminelen”. Een van de verwijten aan het communistisch regime van weleer was dat het “de zigeuners vertroetelde” en dat het “vol joden” zat.
Die Garde stapt op met symbolen van het Horty-bewind, het Hongaars fascisme. Horty kwam in 1922 aan de macht na wat veel Hongaren beschouwen als een van de grootste drama’s uit hun geschiedenis, het Verdrag van Trianon van 1920. Jobbik is enigszins te vergelijken met het Vlaams Blok, de Garde met de VMO. Jobbik haalt net een zesde van de stemmen, de MSZP haalt met 19,3 % nauwelijks iets meer.
Trianon
Trianon blijft de geesten beroeren. Orban en Fidesz pakken ook al wel eens uit met een kaart van “Groot Hongarije”, met de grenzen van vóór de Eerste Wereldoorlog. Dat vooroorlogse Hongarije was drie keer groter dan het huidige en behelsde onder meer Slovakije en Transsylvanië (groot deel van het huidige Roemenië). In Slovakije wonen ca 600.000 Hongaren (12% van de bevolking), in Roemenië iets meer dan twee miljoen (ca 9%).
Vóór de sociaaldemocraten in 2002 aan de macht kwamen, had Orban als premier talrijke aanvaringen met die buurlanden en met de EU in Brussel. Hij had bij wet de Hongaren buiten de grenzen het staatsburgerschap verleend, iets wat de sociaaldemocratische regering snel introk. Orban speelt met het idee die etnische Hongaren uit de buurlanden (ook in Servië en Oostenrijk zijn er kleinere compacte minderheden) stemrecht te verlenen.
Uitverkoop
Maar het is vooral de sociale miserie die er toe leidde dat de sociaaldemocraten zo een zware klap kregen – van 43,2 naar 19,3 %. Terwijl Orban voor de komende tien jaar één miljoen nieuwe arbeidsplaatsen (Hongarije telt 10 miljoen inwoners) beloofde. Fidesz speelt de nationalistische kaart ook uit tegen de buitenlandse kapitalisten die Hongarije in de verdomhoek zouden duwen en van wie de sociaaldemocraten de medeplichtigen zijn. In Hongarije zijn net als in talrijke andere landen uit het gewezen Sovjetblok, de privatiseringen vaak neergekomen op een uitverkoop van belangrijke bedrijven tegen een spotprijsje, zowel aan lokale ‘oligarchen’ als aan multinationale ondernemingen. Het rechtse populisme van Orban gedijt in die context uitstekend.
Zijn grootste troef is en blijft de zwakheid van zijn tegenstrevers. De zwaar gediscrediteerde sociaaldemocraten, rechtstreekse erfgenamen van de communistische nomenklatura, bieden weinig weerwerk tegen dat populisme met zijn kaarten van “Groot Hongarije”. Het grootste weerwerk komt misschien wel uit de EU in Brussel waar er enige bezorgdheid heerst over de te verwachten wrijvingen met andere lidstaten – Slovakije en Roemenië. Het kwam in de zomer van vorig jaar al tot een incident toen de Slovaakse regering de Hongaarse president Laszlo Solyom de toegang tot het land ontzegde. Solyom wou een door Hongaren bewoond grensdorp bezoeken. In Slovakije regeren de sociaaldemocraten samen met de Slovaakse nationalistische SNP die zeer sterk anti-Hongaars is (maar ook wel even sterk anti-zigeuner).
Orban kan in Brussel echter op enkele goede vrienden rekenen, namelijk zijn partijgenoten van de EVP waarvan Fidesz als conservatieve partij lid van is.
(Uitpers nr. 120, 11de jg., mei 2010)