Midas Dekkers. Lichamelijke Oefening. Uitg. Contact, A’pen-A’dam, 2006
In een tijd van gezondheidsgekte, doet een boek als dat van Midas Dekkers deugd. Eindelijk iemand die de heisa rond sport en lichamelijke beweging relativeert en dit met gezag. Want Midas Dekkers is bioloog en citeert een uitgebreid bronnenapparaat om zijn stellingen kracht bij te zetten.
Hij begint zijn uiteenzetting met bespiegelingen over de relatie geest en lichaam, waarbij het lichaam de dienaar van de geest is, maar anderzijds het lichaam sterk genoeg is om z’n willetje aan de geest op te dringen. Een geest die zijn lichaam negeert, tekent zijn doodvonnis. Dat is een waarheid als een koe. Maar dat negeren kan verschillende vormen aannemen, van het weigeren van voedsel tot zich te nemen tot het afbeulen van het lichaam, gedreven door allerlei religieuze, sportieve of andere aandriften. Een lichaam dat pijnsignalen uitzendt mag niet genegeerd worden, doceert Dekkers. In de moderne sportbeoefening is dat vaak het geval met alle gevolgen vandien.
En dan begint het eigenlijke betoog. Onze voorouders sporten niet. Ja, er is het verhaal van Sparta in de klassieke oudheid, een samenleving gebaseerd op onderdrukking en geweld, en waar ik, en wellicht u evenmin, niet graag geleefd zou hebben. Maar doorgaans hadden onze voorouders al genoeg beweging bij het louter overleven, zodat de gedachte om nog’s extra aan sport te doen zeker niet bij hen opkwam. Ook na de industriële revolutie, toen machines meer en meer het werk van de mens overnamen, werd dit niet onmiddellijk gecompenseerd door een massale vlucht richting sport. Ja, de adel jaagde, reed paard en beoefende vreemde sporten zoals cricket. Maar geen haar op het hoofd van de nobele jonkers dacht eraan zwaar te trainen om te kunnen uitblinken. Meer zelfs, trainen om betere sportprestaties neer te kunnen zetten werd beschouwd als onsportief. Rond de eeuwwisseling ging het verkeerd. Toen werd er opeens gegoocheld met platitudes zoals ‘mens sana in corpore sano’ (een gezonde geest in een gezond lichaam) en vond men lichamelijke opvoeding plotsklaps een wezenlijk onderdeel van de menselijke verheffing. In die periode blies iemand als Coubertin de Olympische gedachte nieuw leven in. Sport en natuur gingen samen, sportbeleving gebeurde bij voorkeur in de vrije natuur en naakt. En het meesterschap van de geest bewees zich door het lichaam tot steeds grotere prestaties aan te zetten. Dekkers legt een directe band tussen deze gecombineerde natuur- en sportbeweging en het latere fascisme, waar de perfecte mens een onderdeel van de officiële ideologie werd. Een rode draad in Dekkers betoog is trouwens dat sport en autoritaire regimes iets met elkaar hebben.
In zijn boek rekent Dekkers, op basis van sociologische studies, af met de idee dat sport zou bijdragen aan de wereldvrede of de internationale verstandhouding. Integendeel, sport doet appel op concurrentiegeest, op de wil de andere te overtroeven. Geweld in en omheen het sportstadion is geen ongewild neveneffect, maar een logisch, zelfs biologisch gevolg van de reacties die sport veroorzaakt in het menselijk lichaam. Evenmin draagt sport iets bij aan sociale of culturele integratie. Tja, sport houdt een aantal lastposten van straat, maar of ze daardoor beter geïntegreerd zijn in de samenleving, durft Dekkers te betwijfelen, weer op grond van wetenschappelijke studies.
Dekkers gelooft niet dat sport een gunstig effect heeft op de lichamelijke gezondheid. Hij hekelt het gebrek aan objectieve studies die deze veronderstelling steunen. Wat hij wel weet is dat het massale sport beoefenen leidt tot een enorm aantal blessures, vaak met blijvend gevolg. Alleen al in Nederland zijn er jaarlijks zowat 2,5 miljoen letsels te wijten aan sport. Het menselijk lichaam is niet gemaakt om zich af te beulen in sportbeoefening. Dat we snel kunnen lopen of springen is enkel om in crisissituaties te gebruiken. Wilde dieren neigen naar een gemakzuchtig leven, enkel bij gevaar of uit nood om voedsel te garen dwingen dieren hun lichaam tot extreme inspanning. Dekkers betwijfelt trouwens of intensieve training mensen atletischer maakt. Iemand die snel kan lopen, kan dat omwille van de genetische aanleg. Ontbreekt die, dan mag de persoon in kwestie zich suf oefenen, kampioenschap zit er nooit in. Wil men sportieve mensen, stelt Dekkers uitdagend, dan moet men de massa niet in sportzalen jagen, maar overgaan tot genetisch bepaald fokken. Het fascisme loert om het hoekje. En ook mensen die genetische aanleg hebben voor deze of gene sporttak kunnen beter twee keer nadenken alvorens deze met wat training op te peppen. Intensieve, op prestatie gerichte sportbeoefening leidt onafwendbaar tot lichamelijke schade. Vroeg of laat zal de atleet zijn drang naar medailles en roem bekopen.
Maar ja, sport is big business. Kleding, materiaal, voeding… het gaat om miljardenbelangen. En ook de overheid heeft baat bij sport. Want wie zich concentreert op sport houdt bijvoorbeeld minder tijd over om, laat ons zeggen, maatschappijkritisch te zijn.
Wil dat zeggen dat Dekkers vindt dat we met z’n allen in onze luie zetel moeten blijven hangen. Helemaal niet. Dekkers kant zich vooral tegen de overdrijving. Hij pleit voor wat lichaamsbeweging geïntegreerd in een normaal levenspatroon, niet als een opdracht naast andere opdrachten. Wandelen of fietsen naar het werk, de trap nemen … een half uurtje dergelijke beweging per dag volstaat ruimschoots om het lichaam in goede conditie te houden. Een betoog waarin hij trouwens gevolgd werd door andere deskundigen, die n.a.v. dit boek geïnterviewd werden. Maar net dat gebeurt niet. I.p.v de mensen aan te zetten tot sporten – iets wat dan nog vooral lukt bij de mensen die het niet echt nodig hebben – zou de overheid de ruimte zo moeten inrichten dat er op een natuurlijke manier bewogen wordt. I.p.v. bejaarden te doen sporten kan men ze bijvoorbeeld beter zo lang mogelijk helpen om hun normale bezigheden uit te oefenen.
Om dit alles te vertellen heeft Dekkers ruim driehonderd bladzijden nodig, rijkelijk veel, zelfs als men rekening houdt met de vele illustraties en het uitgebreide bronnenapparaat. Hij neigt ertoe in herhaling te vallen. Maar voor de rest is het boek een verademing, en die herhalingen nemen we er graag bij. Het boek biedt nuttig weerwerk aan het bombardement van pseudo- gezondheidsadviezen en sportaanmaningen van onze moderne tijd.
(Uitpers, nr 88, 8ste jg., juli-augustus 2007)
Deze bespreking verscheen eerder in AKTIEF, ledenblad van het Masereelfonds, juni 2007.
U kunt dit boek via de link hieronder rechtstreeks bestellen bij:
en wie via Uitpers bestelt, helpt Uitpers!
De link:
http://www.groenewaterman.be/anne/index.dll?webpage=index.htm&inpartcode=429518&refsource=uitpers