West-Canada staat in brand. De temperaturen die er worden opgemeten zijn onleefbaar. Mensen en dieren sterven bij bosjes. Dit is klimaatverandering in actie, geen verre bedreiging meer maar harde en dodende realiteit, vandaag.
We weten bovendien dat dit enkel erger kan worden en niemand op aarde veilig is. Er moet dringend opgetreden worden. De uitstoot van broeikasgassen moet stoppen. Nu.
Maar het gebeurt niet. Regeringen en internationale organisaties blijven mooie verklaringen afleggen, doen plechtige beloften en de klimaatbeweging blijft braaf door de straten defileren, hangt hier en daar een spandoek op, gaat op een bootje in zee protesteren tegen de G7 bijeenkomst. Leuk, maar helpt het? Blijkbaar niet.
Waarom niet? En waarom blijft de klimaatbeweging zo braaf?
Het is deze cruciale vraag die de Zweedse activist Andreas Malm probeert te beantwoorden.
Het is geen makkelijke opdracht, zoals blijkt uit dit essay. Er is een vast geloof en een vaste afspraak binnen de beweging om geweldloos te protesteren. Dat is geen morele maar wel een strategische geweldloosheid. Je moet de steun van de bevolking krijgen, je moet je geloofwaardigheid vrijwaren, je moet al te zware repressie vermijden. Dat klopt. Maar wat als je vaststelt dat het allemaal niet helpt?
De auteur kijkt terug in de geschiedenis en herinnert aan andere grote sociale en politieke bewegingen. De beweging tegen de slavernij? De revolutie in Haiti was verre van geweldloos. De suffragettes hebben menig winkelraam vernield en huizen en kantoren in brand gestoken. Gandhi, de ‘Einstein van de geweldloosheid’ was niet te beroerd om zijn diensten aan het Britse leger aan te bieden, in Zuid-Afrika en in de Eerste Wereldoorlog. Of het ANC van Nelson Mandela dat uiteindelijk moest vaststellen dat vragen en pleiten niets opleverden.
De auteur wijst wel alle gewelddaden tegen mensen af, maar tast voortdurend de grenzen af van geweld dat enkel is gericht tegen eigendom, zoals sabotage. Hoewel ook dat geen zonneklare antwoorden oplevert.
De revolutionaire tactiek is aan het afsterven, zo stelt Malm, en de klimaatbeweging is niet voldoende gepolitiseerd. Greta Thunberg zal nooit een Angela Davids of Stokely Carmichael worden en dat Extinction Rebellion beweert van boven links en rechts te staan, helpt zeker niet.
Tel daarbij dat er weliswaar miljoenen militanten zijn, maar nauwelijks iemand die enkele jaren gevangenis wil riskeren, laat staan er het leven bij laten. Dat was vroeger wel anders.
En dus blijft het ‘business as usual’, en het geduld raakt niet op. Zijn de toekomst en het overleven van de mensheid dan geen hardere acties waard? Hoe dwing je verandering af?
Er komt stilaan een andere beweging op gang die niets beters dan een zekere fataliteit kan verkondigen. ‘Het is te laat’, ‘we’re doomed’, we moeten leren en aanvaarden te sterven. Je hapt naar adem als je dit leest, maar je denkt tegelijk aan alle geschrijf over ‘moeder aarde’, ‘terug naar de natuur’, ‘tegen de moderniteit’. Tja, dan zie je ook meteen af van verandering.
De auteur geeft geen definitieve antwoorden, maar stelt wel onomwonden dat de strijd voor verandering moet beginnen tegen de rijken en dat geweld tegen eigendom geenszins laakbaar is. En hij ziet dat extreem-rechts helemaal niet bang is van geweld.
De vraag naar de strategie van de sociale bewegingen is bijzonder actueel, wereldwijd. Veel te vaak beperkt men zich tot acties en campagnes, de uitblijvende resultaten komen zelfs niet meer ter sprake.
Men kan het toeschrijven aan onverschilligheid of aan een gevoelen van onvermogen. Toch is het uiteindelijk gewoon een keuze, een keuze om niets te doen. Zoals we lijdzaam toekijken hoe in Afrika miljoenen mensen sterven in conflicten of van honger, hoe duizenden verdrinken in de Middellandse Zee of tijdens hun tocht naar Noord-Amerika. En ja, misschien ook zoals de miljoenen jongeren die zich lievere niet laten vaccineren tegen COVID-19.
‘Het is beter rechtop te sterven dan te leven op je knieën’, zei Emiliano Zapata. Maar in zijn tijd waren er geen festivals en rave-parties.