‘Solidariteit in diversiteit’ is het inspirerend werk van geëngageerde wetenschappers die in een heldere taal aan terreinverkenningen doen naar kleinschalige ‘werkplaatsen en laboratoria voor maatschappelijke verandering en vernieuwing’ in het hier en nu en daarbij ook niet vergeten om concrete handvatten aan te reiken voor professionals en vrijwilligers die hen willen vergezellen in die boeiende zoektocht.
Solidariteit en diversiteit? Zijn dat geen onverenigbare begrippen? Is solidariteit niet het cement tussen een homogene groep van gelijkgestemden? Neen, zeggen de onderzoekers die dit boek samenstelden, die twee begrippen bijten elkaar niet, want solidariteit in diversiteit overstijgt sociale, economische en culturele grenzen. Vanuit dat breed perspectief sluit dit werk volledig aan bij ‘Superdiversiteit, hoe migratie onze samenleving verandert’, een boek dat intussen aan een zevende druk toe is, van – zeker niet toevallig – inleider Dirk Geldof,.
Diegem-onderzoek
De auteurs baseren zich op het vierjarige DieGem-onderzoek dat staat voor Diversiteit en Gemeenschapsvorming, waaraan werd meegewerkt door een multidisciplinair team van sociologen, geografen, pedagogen en politieke wetenschappers. Ze exploreerden hoe concrete praktijken van solidariteit en burgerschap vorm krijgen op het microniveau: op de werkvloer, aan de schoolpoort, in de sportploeg of in de wijk. Hun uitgangspunt is even simpel als duidelijk: het feit dat we hier en nu samen zijn, vormt een goed vertrekpunt om solidair met elkaar te zijn. Met andere woorden: onderzoek naar de superdiverse samenleving-in-actie
waarin wij leven. In dat DieGem-onderzoek werden 21 casestudy’s uitgevoerd op verschillende plekken in Vlaanderen en Brussel waarbij gefocust werd op, zoals op de cover uitgebeeld wordt, vier levensdomeinen, met name wonen, werken, leren en vrije tijd. Dat zijn dan ook vier kloeke hoofdstukken in het boek geworden waarin op een zeer zorgvuldige manier en uitgaande van een duidelijke visie ‘handvatten’ worden aangereikt om werk te maken van solidariteit in superdiversiteit.
Geëngageerd karakter
Deze casestudy’s worden voorafgegaan door twee algemene hoofdstukken waarin in kort bestek de superdiverse samenleving geduid wordt en tevens de wetenschappelijke bril waarmee de onderzoekers naar dat maatschappelijk fenomeen kijken. Vooral uit deze inleidende hoofdstukken blijkt het geëngageerde karakter van de onderzoekers en dat is volgens mij een van de grote kwaliteiten van dit werk. Zo willen zij met hun onderzoek innovatieve vormen van solidariteit in het hier en nu bestuderen die soms nogal eens afgedaan worden als ‘liefdadigheid’ en te ‘weinig structureel’, maar die volgens hen ook voorafspiegelingen kunnen worden van meer structurele vormen van solidariteit.
De auteurs winden er geen doekjes om: de realiteit van superdiversiteit vereist de bereidheid om de heersende consensus te bevragen en op losse schroeven te zetten. In plaats van integratie, inpassing in het systeem dus, moet er gestreefd worden naar transformatie, naar het fundamenteel willen herdenken van de regels, normen en verwachtingen en structuren die een samenleving op een bepaalde plaats vormgeven. Daarmee sluiten ze aan bij onder meer het denken van een Ivan Illich (‘convivialiteit’), maar ook bij de denkwereld van Hannah Arendt in verband met democratie en burgerschap. Volgens deze filosofe is de mens iemand met ‘het vermogen tot beginnen, tot het nemen van initiatief, tot het in de wereld brengen van iets nieuws’.
Grijze ruimtes betreden
Dat uitgangspunt wordt mooi geïllustreerd in het derde hoofdstuk ‘Tussen integratie en transformatie op de woningmarkt’ waarin de kleinschalige projecten van ‘Leeggoed’ in Brussel en ‘Solidair wonen Sint-Niklaas’, die als solidaire woonvormen kunnen worden bestempeld, besproken worden. Uit die beschrijving blijkt onder meer dat deze nieuwe initiatieven voortdurend botsen met de bestaande woonorde, in het bijzonder de sociale wetgeving, de stedenbouwkundige diensten, de Vlaamse wooninspectie, de Brusselse en Vlaamse huisvestingscode, enz. Vandaar dat de auteurs aangeven dat dergelijke projecten pas ten volle kunnen worden gerealiseerd als de bestaande woonorde kan worden getransformeerd. Zij noemen het ‘werkplaatsen en laboratoria voor maatschappelijke verandering en vernieuwing’. Die kleine, alternatieve initiatieven betreden een grijze ruimte; ze maken die zone zichtbaar waardoor het een publieke ruimte wordt, een ruimte die de bestaande orde opnieuw bespreekbaar maakt. Het kader van die werkplaatsen en laboratoria voor maatschappelijke verandering en vernieuwing is het ‘hier en ‘nu en ‘van onderuit’.
In het laatste hoofdstuk ‘En wanneer volgt het beleid?’ voegt Dirk Holemans eraan toe dat die beloftevolle onderstroom in onze samenleving zeer zeker belangrijk is, maar dat ook een overheid die superdiversiteit erkent daarin een belangrijke rol te spelen heeft. Hij ziet die overheid, in navolging van auteurs als Michel Bauwens, als een partnerstaat. Bij een partnerstaat gaat het om politici en administraties die erkennen dat het type initiatieven en projecten die het DieGem-project onderzocht, van levensbelang zijn voor een toekomstgerichte samenleving die niemand wil uitsluiten. ‘Als de overheid het meent met de emancipatie van haar burgers, moet ze structureel investeren in de professionals en de publieke ontmoetingsinfrastructuur die projecten nodig hebben.’ (p. 154)
‘Solidariteit in diversiteit’ is het inspirerend werk van geëngageerde wetenschappers die in een heldere taal aan terreinverkenningen doen naar kleinschalige ‘werkplaatsen en laboratoria voor maatschappelijke verandering en vernieuwing’ in het hier en nu en daarbij ook niet vergeten om concrete handvatten aan te reiken voor professionals en vrijwilligers die hen willen vergezellen in die boeiende zoektocht.
Ik hoop dat het uitstekend DieGem-onderzoek nog voort kan worden gezet, want het is precies dat soort wetenschappelijke benadering die de ploeteraars van onderuit een hart onder de riem kan steken waardoor ze boven het bricolageniveau kunnen uitstijgen en hierdoor ook een voorafschaduwing kunnen worden van hoe in een superdiverse samenleving het ‘hier’ en ‘nu’ en het ‘van onderuit’ een superbelangrijke rol kan spelen.