Werklozen die zichzelf in brand steken in Marokko en in Tunesië. De Egyptische militairen die met hangende pootjes terugkeren naar het Internationaal Muntfonds (IMF) om alsnog een lening van 3,2 miljard dollar te krijgen, die ze eerder dit jaar verwierpen omdat er voorwaarden aan verbonden waren, die ze als inbreuken op de Egyptische soevereiniteit beschouwden.
De “Arabische lente” mag dan wel de economische problemen bloot hebben gelegd, de nood is inmiddels groter dan ooit. En met de fundamentalisten, die het bij de verkiezingen in die drie landen goed deden, valt geen verbetering te verwachten als die echt de kans krijgen te besturen..
“Vrijheid, waardigheid en werk” waren de slogans van de zgn. “Arabische lente”, die meer en meer een “Arabische winter” aan het worden is. Enige vrijheid is er nog, maar de lijnen worden al uitgezet om die opnieuw in te dijken. Van waardigheid en werk is er nog altijd geen sprake.
In Tunesië begon de protestbeweging met de zelfverbranding op 17 december 2011 van de werkloze gediplomeerde Mohammed Bouazizi, die om iets te verdienen groenten en fruit ventte, maar daarbij voortdurend werd lastig gevallen door de politie. Een goed jaar later staken drie Tunesiërs zich in brand uit protest tegen de werkloosheid. Eén van hen stierf aan zijn verwondingen.
Loze beloften
De beloften, na de val van de door het Westen gesteunde dictator Zine El-Abidine Ben Ali, voor schepping van werkgelegenheid, zijn totnogtoe loze beloften gebleven. De eerste verjaardag van de vlucht van Ben Ali naar Saoedi-Arabië was dan ook geen reden tot vreugde. Hij werd gevierd met protestbetogingen tegen de hoge werkloosheidscijfers (meer dan 18%). Groei van de economie was er in 2011 niet.
Stakingen zijn schering en inslag in Tunesië. Zo ligt de winning van fosfaat in de streek van Gafsa al een heel jaar stil. In heel het land worden, volgens de cijfers van de militairen, elke dag gemiddeld vier wegen bezet door ontevreden manifestanten. Ten gevolge van de voortdurend strubbelingen is het toerisme in vrije val geraakt. Inflatie jaagt de prijzen omhoog. De deviezenreserves van de Centrale Bank van Tunesië beginnen onrustwekkend te dalen en dekken nog slechts een goede drie maanden van de invoer.
Geen wonder dat er ook wordt gemanifesteerd tegen de invloed van het islamistische emiraat Qatar, waarvan de emir, sjeik Hamad ben Khalifa al-Thani het verjaardagsfeest van de revolutie bijgewoonde. Het emiraat heeft blijkbaar wel geld om islamisten te financieren maar niet om Tunesië economisch te helpen. Ook de westerse landen komen niet over de brug, ondanks hun beloften. Frankrijk, destijds één van de belangrijkste verdedigers van Ben Ali, zegt klaar en duidelijk dat eventuele steun afhankelijk zal zijn van een reeks voorwaarden. Met andere woorden, het wil er voor zorgen dat Tunesië in het westerse gareel blijft lopen. Een doelstelling van blijkbaar van heel Europa, want geen enkel Europees land had een hoogwaardigheidsbekleder gestuurd voor de viering van de verjaardag van de revolutie, waar Europa officieel achter staat.
Islamisering
Inmiddels zijn de islamisten van Ennahda (De Renaissance) de grote winnaars geworden van de verkiezingen van oktober, met 40% van de parlementszetels (89 op 217), niet genoeg voor een absolute meerderheid. Voor de stembusslag probeerden ze de wereld ervan te overtuigen dat ze voorstanders waren van democratie en persoonlijke en religieuze vrijheid. Sedert de zege spreken ze enigszins anders. De secretaris-generaal van Ennahda, Hamadi Jebali, die inmiddels tot eerste minister werd benoemd, begroette de overwinning als “de komst van het zesde kalifaat”. (1) In het land proberen aanhangers van Ennahda een islamisering op te dringen. Zo bezetten ze enkele weken lang de letterenfaculteit van Manouba, in de buurt van Tunis, om te verkrijgen dat de niqab (de volledige sluier, die slechts de ogen onbedekt laat) voor meisjesstudenten zou worden toegelaten en dat er een gebedsruimte zou worden ingericht. Daarbij werden hoogleraren ook hardhandig aangepakt. Het kostte de universiteit heel wat moeite om de autoriteiten een einde te doen maken aan de bezetting.
Ennahda is ook niet genereus geweest tegenover de twee seculiere partijen, die bereid waren een coalitie met haar aan te gaan: van de 22 ministerposten gingen er slechts 7, minder belangrijke, naar Ettakol en naar het Congres voor de Republiek (CPR). Wel moet gezegd dat CPR-lid Moncef Marzouk het presidentschap van Tunesïe kreeg, maar dat heeft maar beperkte bevoegdheden.
Media onder controle
Kwaad bloed hebben ook de benoemingen in de pers en in de audiovisuele media gezet. Die gingen allemaal naar leden van Ennahda. Sommige Tunesiërs zeggen dat zelfs dictator Ben Ali niet zover dierf gaan in het naar zijn hand zetten van de media. Nepotisme wordt gezien in de benoeming van Rafik Abdesslem, de schoonzoon van partijleider Rached Ghannouchi, tot minister van Buitenlandse Zaken. In slechte aarde vallen bij vele Tunesiërs – met uitzondering van de bazen van de financiële instellingen – ook de economische plannen van Ennahda. De voorzitter van de Tunesische beurs, Fahdel Abdelkefi, zei onder de indruk te zijn van de “extreem liberale” plannen van de partij. Het lijkt er sterk op dat Ennahda de neoliberale politiek van Ben Ali wil voortzetten. De partij rekent ook op buitenlandse investeringen. Het is juist die nefaste politiek die leidde tot de val van Ben Ali. Maar het is geen geheim dat, op enkele uitzonderingen na, alle islamitische fundamentalisten voorstander zijn van een liberale economie en van onbeperkt eigendomsrecht van de rijken. Zo slaagden bv. de fundamentalisten er in Egypte in onder de presidenten Sadat (1970-1981) en Mubarak (1981-2011) de hele landbouwhervorming van president Nasser (1954-1970) te laten terugschroeven omdat die in tegenspraak zou zijn met de sharia, de islamitische wet. Daarvoor vielen honderdduizenden boeren terug van het statuut van eigenaar naar dat van landarbeider en werd de klasse van machtige grootgrondbezitters opnieuw tot leven gewekt.
Geen wonder dat de partijen die bereid waren met Ennahda in zee te gaan, een deel van hun aanhang hebben verloren. Wat ze toegeven. Maar ze hopen terug in de gunst te kunnen terugkeren als ze met hun werk kunnen bewijzen dat hun keuze niet verkeerd was.
Maar dat is op zich niet zo evident. De eerste taak van het parlement is immers een nieuwe grondwet op te stellen, op basis waarvan binnen een jaar nieuwe parlementsverkiezingen zullen worden gehouden. Het is niet duidelijk wat de regeringscoalitie, waarvan de eerste aandacht naar de grondwet zal gaan, op een jaar tijd kan realiseren. Waarnemers sluiten daarom een nieuwe revolutie in Tunesië niet uit.
Veel zal afhangen van de militairen, die in afwachting van de nieuwe grondwet en de nieuwe verkiezingen de feitelijke machthebbers blijven. Onder Ben Ali werd het leger gewantrouwd en was het de politie die de Tunesiërs onder de duim moest houden. Nu zorgt het leger, met zijn 45.000 manschappen, voor orde en veiligheid. Onlangs werd de noodtoestand, waaronder het alle bevoegdheden heeft, nog tot 31 maart verlengd. Alle openbare gebouwen worden door het leger bewaakt. En het zullen ook militaire rechtbanken zijn, die de verantwoordelijken van het vorige regime zullen berechten. Het leger werd, en is nog populair in Tunesië omwille van het feit dat het de revolutie beschermde tegen de achterhoedegevechten van getrouwen van ex-president Ben Ali. De vraag is of het leger neutraal zal blijven of zich zal moeien met de redactie van de grondwet, en zo ja: in welke zin? Zeker is alvast dat het pro-westers is, zoals bleek uit de steun die het aan de opstandelingen tegen de Libische leider Kadhafi gaf.
Moslimbroeders en soldaten
In Egypte wordt er al lang gespeculeerd over een machtsdeling tussen de moslimbroeders en het leger, dat nog bijna elke dag blijk geeft van zijn wil om onder een nieuwe grondwet voorrechten en een deel van de macht in het land te behouden. In tegenstelling tot Tunesië waar de islamisten slechts 40% van de zetels haalden, veroverden de fundamentalisten in Egypte driekwart van de zitjes in het parlement. De militairen hadden vooraf bedongen dat ze automatisch tien zetels zouden krijgen. Ze zijn dus lijfelijk aanwezig in de volksvertegenwoordiging. Enig probleem is dat de fundamentalisten verdeeld zijn in de Partij voor Vrijheid en Gerechtigheid van de moslimbroeders en de partij Al-Noer (Het Licht) van de meer extremistische salafisten. In principe zouden de moslimbroeders, die 235 zetels op de 508 haalden geen coalitie vormen met Al-Noer.
De verkiezingen hebben wel aangetoond dat de liberalen en links een machteloze minderheid van ongeveer 25% vormen in Egypte. Het liberale Egyptisch Blok haalde met 9% van de stemmen 30 zetels (op in totaal 508), de eveneens liberale Wafd haalde er 38, met eveneens 9%. De partij van de jongerenbeweging “de Revolutie duurt voort”, die de revolutie tegen Mubarak op gang trok, strandde op slechts 7 zetels. Dat is niet verwonderlijk, want het zijn niet alleen de armen en uitgeslotenen die in Egypte op de moslimbroederschap en op de salafisten stemden. Die hebben ook veel invloed bij en aanhang onder de vrije beroepen: handelaars, advocaten, dokters, ingenieurs… Kortom bij wat men de “religieuze burgerij” noemt.
Het leger en de moslimbroeders zitten alvast op dezelfde lijn wat de internationale politiek betreft. Ze willen beiden de “internationale verbintenissen”, lees: het vredesverdrag met Israël, dat de broeders wel zeggen te verfoeien, respecteren. De moslimbroeders voegen daar nog aan toe dat zij ook de vrije markt en de individuele vrijheid willen eerbiedigen. Het eerste sluit aan bij hun uitgesproken voorkeur voor economisch liberalisme. Het laatste, de individuele vrijheid, valt af te wachten, want officieel zijn ze voor een staat op basis van de islamitische wet die individuele vrijheid uitsluit. Geen wonder dat de Amerikanen toenadering zoeken tot de moslimbroeders, die bereid zijn de Amerikaanse belangen in Egypte – het vredesverdrag met Israël en neoliberalisme – te verdedigen. En individuele vrijheid? Ach, voor Washington is een regime dat zijn belangen behartigt democratisch of “zet het stappen in de richting van democratie” als het gedwongen wordt commentaar te geven over on- en antidemocratische praktijken. Het zwijgt ook al jaren over de systematische aanvallen op de christelijke minderheid in Egypte, de kopten, die zowat tien procent van de bevolking uitmaken, en die overduidelijk in tegenspraak zijn met de bewering van de fundamentalisten dat ze ook voor religieuze vrijheid zijn.
Ook het leger heeft niet veel op met individuele vrijheid. Honderden en honderden Egyptenaren worden voor militaire rechtbanken gebracht omdat ze kritiek hebben op het leger. In december kwam het tot een nieuwe oorlog van het leger tegen betogers op het Tahrirplein in Cairo, waarbij tientallen doden vielen. Tv-beelden toonden hoe hardhandig de soldaten insloegen op manifestanten. Het leger voerde ook raids uit op een reeks ngo’s omdat ze zich kritisch uitlieten over de militairen. De Hoge Raad van de Strijdkrachten blijft ook formeel de baas. Het pas gekozen parlement kan niet onafhankelijk een regering vormen of over een motie van wantrouwen stemmen. De enige echte bevoegdheid die het parlement heeft is het kiezen van een grondwettelijke vergadering, die een nieuwe grondwet moet opstellen. Maar het leger liet al weten dat het in die grondwet zijn voorrechten, zoals volledige autonomie zonder enige controle, en recht op ingrijpen in de politiek, bevestigd wil zien. Op de eis van de oppositie dat het leger van zijn macht zou afzien voor de presidentsverkiezingen die in juni plaats hebben wordt uiteraard niet ingegaan.
Desondanks is er van Amerikaanse kant nooit geëist dat dit geweld tegen burgers zou worden gestopt, noch werd er gedreigd met het stopzetten of zelfs maar bevriezen van de jaarlijkse Amerikaanse dotatie van 1,3 miljard dollar voor het Egyptische leger. Waar andere landen worden gedemoniseerd en zelfs gebombardeerd, wordt er wat Egypte betreft alleen wat lippendienst bewezen aan de princiepen zolang het land in het westerse kamp blijft.
Zoals in Tunesië zit ook in Egypte de economie helemaal aan de grond. Het toerisme, één van de voornaamste bronnen van inkomsten van Egypte, zit aan de grond, wat de werkloosheid de hoogte heeft ingejaagd. De beloofde westerse economische en financiële hulp is ook in Egypte een loze belofte gebleken. Het is zelfs zo erg dat het leger toch maar opnieuw bij het IMF is gaan aankloppen ondanks de voorwaarden die het eerder als inbreuken op de Egyptische soevereiniteit beschreef. Het denkt er zelfs aan meer te vragen dan de eerder aangeboden 3,2 miljard dollar. Hiermee heeft het Westen een bijkomend wapen om Egypte in het westerse kamp te houden. Het is ook een bijkomend element dat er kan voor zorgen dat er in Egypte, nog meer dan in Tunesië, kans is op een nieuwe revolutie. De vraag is of de eerste verjaardag van het begin van de revolutie tegen president Mobarak, op 25 januari, de aanzet kan worden voor zo’n tweede revolutie. Maar veel Egyptenaren zien daar weinig in omdat het volgens hen allemaal de goede weg op zou gaan.
Koning Mohammed VI
In Marokko is er nooit enige twijfel geweest over wie de baas was en de baas blijft: koning Mohammed VI. Deze heeft wel hervormingen beloofd en een referendum over een grondwetswijziging laten houden, waarbij wat beknabbeld wordt op de bevoegdheden van de vorst, maar dat hem de onbetwiste machthebber laat blijven. Ook in Marokko hebben de islamisten het bij de parlementsverkiezingen van november goed gedaan. De Partij voor Gerechtigheid en Ontwikkeling bracht haar zetelaantal van 47 op 107 en werd daarmee veruit de grootste partij qua zetelaantal. Maar het parlement telt 395 zetels. Waarvan er 99 naar twee partijen van het paleis zijn gegaan. De islamisten krijgen wel wat meer macht, maar dat behoort tot de traditionele strategie van het koningshuis: neem de oppositie op in de regering en knuffel ze zo dood. Zo is dat in het verleden gebeurd met de oude nationalistische Istiqlal-partij en met de linkse partijen zoals de Socialistische Unie van Volkskrachten (USFP).
Hier moet het Westen nog niet direct vrezen voor een nieuwe golf van onrust – van een echte revolte is er in Marokko nooit sprake geweest. Maar dat wil niet zeggen dat het allemaal peis en vree is. Er is nog geen enkel economisch probleem aangepakt en opgelost. Met als gevolg dat de werkloosheid hoog is. Uit protest daartegen staken vijf werkloze Marokkanen zich in januari 2012 zich in de hoofdstad Rabat in brand staken. Dat gebeurde tijdens een bezetting van het ministerie van Onderwijs om meer jobs te eisen. Drie van de vijf liepen daarbij ernstige brandwonden op.
(Uitpers nr. 139, 13de jg., februari 2012)
(1) Met de vijf eerder kalifaten verwijst Jebali naar de regeerperiodes van vijf kaliefen die de naam “rashidun” (rechtgeleiden) kregen. De moslims kijken nog altijd met heimwee terug naar die tijd omdat die de verdwenen gouden tijd van de islam zou zijn geweest. Tot de vijf worden de eerste vier opvolgers van de profeet Mohammed, plus een latere, waarover geen eensgezindheid bestaat, gerekend.