Armoede, werkloosheid, vrijheid, waardigheid. Dit waren de thema’s waarvoor van Tunis tot Jemen de Arabieren op straat kwamen – maar ook, en dat is minder bekend, Koerden in het autonome noorden van Irak. Het zijn allemaal thema’s waar het Westen een grote verantwoordelijkheid in draagt. Sedert het er in slaagde het Arabisch nationalisme te breken ging het een reeks corrupte cliëntenregimes ondersteunen en legde ze een beleid op dat tegen de belangen en verzuchtingen van de grote meerderheid van de bevolking inging. Het krijgt daar nu de rekening voor gepresenteerd.
De Arabieren waren niet de eersten om te revolteren tegen het westerse juk. Sedert ruim tien jaar geleden ontstond, vooral met het aan de macht komen van Hugo Chávez, in 1999 in Venezuela, een reactie tegen de traditionele dominantie van de Verenigde Staten in Latijns-Amerika. Nu heeft het grootste deel van het continent afstand genomen van Washington. De Vrijhandelszone van de Amerika’s, de droom van Washington om van heel het continent één grote vrijhandelszone te maken, is er niet gekomen.
Maar de VS begonnen inmiddels wel aan een tegenoffensief vanuit hun basis Colombia. Het boekte alvast een succes met de staatsgreep tegen president Manuel Zelaya in Honduras op 28 juni 2009. Het valt te verwachten dat de Amerikanen, en het Westen in het algemeen, ook in de Arabische wereld zullen proberen hun posities te recupereren. Zowel in Tunesië en Egypte is het nog maanden wachten op nieuwe verkiezingen en niemand weet hoe die zullen uitdraaien.
In Afrika moet het Westen wijken voor de zeer actieve Chinezen. Het begon eigenlijk al in 1970 toen ze begonnen met de bouw van een spoorlijn van Zambia naar de Tanzaniaanse havenstad Dar-es-Salaam. De zgn. Tanzam was in 1975 af. De dag van vandaag voeren de Chinezen overal in Afrika grote infrastructuurwerken uit – zo zijn ze volop bezig Ethiopië voor het eerst in zijn geschiedenis een degelijk wegennet te geven.
De Chinezen krijgen in Afrika de voorkeur op de Europeanen omdat zij immers geen lastposten zijn zoals de westerlingen die in ruil voor (duur betaalde) hulp het politiek, economisch en financieel beleid van de “begunstigde” landen willen bepalen. Met de Chinezen gaat het bij grote werken om ruilakkoorden – grondstoffen voor wegen, krachtcentrales… – waardoor ook allerlei “commissies” worden vermeden. Al dan niet louche “bemiddelaars” worden buiten gehouden..Ook geen toevloed van peperdure ingenieurs, experts en andere consultants.
Mohammed Ali
Door het uitschakelen van het Arabisch nationalisme, vooral na de zesdaagse oorlog van 1967 en de dood van de Egyptische president Nasser in 1970, door het Westen lag de weg vrij naar het invoeren van neoliberale recepten zoals privatisering, vrijhandel, afschaffing van voedsel- en andere subsidies. Maar tegelijkertijd werd het enige waarin vele van die landen echt competitief zijn, de landbouw buiten de vrijhandel gehouden. De Europese Unie is daarin een kampioen: de Arabische landen moeten hun markten openzetten voor Europese industriële producten, zodat hun eigen industriële ontwikkeling zwaar wordt gehypothekeerd, maar kunnen niet vrij groenten en fruit exporteren. Gewoonweg neokolonialisme.
Met het oude kolonialisme had Egypte eerder al slechte ervaringen. De stichter van het moderne Egypte, Mohammed Ali (1769-1849), begon zijn land te moderniseren en een industrie uit te bouwen. Na zijn dood hebben de Britse kolonisatoren die deskundig afgebouwd, want “niet-competitief”, zo werd gezegd. Dat deden ze ook met de lokale industrie in India. De Britse fabrieken moesten immers volop kunnen draaien.
De Egyptenaren ondervinden nu al jaren de gevolgen van het neokolonialisme en neoliberalisme. Ook Tunesië werd daar erg door getroffen. Met als gevolg een voortdurende verarming van de bevolking, ook van de middenklasse. Diploma’s en opleiding zijn al lang geen garantie meer voor een verzekerde toekomst. Er zijn immers veel te weinig investeringen om diploma’s te kunnen valoriseren.
Algemene verarming is niet alleen het doel in Afrika, Latijns-Amerika… maar ook in de Verenigde Staten, Europa… Dankzij het neoliberale Europa telt bv. België al 15% armen, Brussel, de Europese hoofdstad, zelfs 25%. Het jaar 2010 werd door de EU uitgeroepen als “Europees jaar tegen armoede en uitsluiting” en ook nationale regeringen hebben programma’s voor armoedebestrijding. Uiterst hypocriet. De enige oplossing is immers de armoede genererende sociaal-economische neoliberale politiek grondig herzien. Nu overheerst in neoliberale milieus de opvatting, hoe armer de mensen, hoe beter dat is voor iedereen, want op termijn zal dat welvaart scheppen en de lonen doen stijgen. Een illusie, want de arbeiders hebben vanaf de 19de eeuw hard moeten vechten voor betere lonen, goede levensomstandigheden en sociale bescherming. Rijken willen immers altijd meer en zijn, zonder dwang, zelfs niet bereid de kruimels van hun tafels te verdelen. Dat wist Christus al. Zie het verhaal van de arme en met zweren overdekte Lazarus die vergeefs aanklopte bij een rijke maar geen overschotjes kreeg (Lucas, 16: 19-31).
Het is verbazingwekkend dat daar in Europa, de bakermat van sociale bescherming en voorzieningen, die nu geleidelijk worden afgebroken, zo weinig verzet tegen komt. De toenemende kloof tussen rijk en arm wordt door alle partijen, ook socialistische, en vakbonden aanvaard. Eén positief teken is dat de vakbondsleden in België, op de christen-democratische na, in het verzet zijn gegaan tegen hun leiders, die in het kader van een nieuw Interprofessioneel akkoord (IPA) instemden met de afbraak van het beschermende bediendestatuut en met feitelijke loonbevriezing op een moment dat de bedrijfswereld het goed doet en met mooie winstcijfers op de proppen komt, ondanks de zgn. “loonhandicap” tegenover de buurlanden.
In de Arabische landen pikt men het niet meer. Daar is de voortdurende vernedering door de door het Westen gesteunde dictators, de armoede en uitzichtloosheid, uitgemond in een revolte. Tot grote paniek in het Westen, dat nu plots met voorstellen komt voor grootscheepse hulp “ter bevordering van de democratie”. Ook willen ze nu ineens onrechtmatig verkregen fortuinen van “hun” dictators in beslag nemen. Maar toen die fortuinen werden bijeengestolen hield men de lippen op elkaar. In België werd er direct na de val van de Tunesische president Ben Ali een onderzoek geopend naar witwaspraktijken van de presidentiële familie, waar voorheen de ogen voor werden gesloten.
De factor Israël
En dan is de voortdurende vernedering door de onvermoeibare westerse ijver voor Israël en tegen de Palestijnen. Het Westen is erin geslaagd Egypte en Jordanië een vredesverdrag met dat land te doen sluiten. Dat is in beide landen nooit aanvaard door de overgrote meerderheid van de bevolking. Zowel in Egypte als Jordanië proberen de achtereenvolgende regeringen al jaren het verzet te breken van de professionele organisaties van dokters, advocaten, journalisten, ingenieurs… die Israël blijven boycotten en weigeren contacten te hebben met collega’s in Israël. Leden die dat toch doen, worden geschrapt van de ledenlijsten. Wat neerkomt op een beroepsverbod. Datzelfde verzet vindt men ook op alle niveaus in de administratie. Van de douanier die mensen uit Israël komend aan een scherper en tijdrovend onderzoek zal onderwerpen, dan andere bezoekers, tot de rechters van het Administratief Hooggerechtshof in Cairo, die vorig jaar juni bepaalden dat Egyptenaren die met Israëlisch-joodse vrouwen trouwen, omwille van de nationale veiligheid, het Egyptisch staatsburgerschap verliezen. Eerder al vaardigden gezaghebbende islamitische geestelijken fatwa’s uit tegen dergelijke gemengde huwelijken.
Ook economisch worden de Arabische landen zoveel mogelijk gedwongen met Israël samen te werken. Israël heeft een vrijhandelsverdrag met de Verenigde Staten, maar zijn bondgenoten Egypte en Jordanië krijgen dat niet. Ze kunnen wel vrijstelling van invoerrechten krijgen als ze in de producten van hun “gekwalificeerde economische zones”, waaraan Israël zijn goedkeuring moet geven zelfs als ze er niet in investeren, ongeveer 10% uit Israël afkomstig materiaal verwerken. Waarvan de Israëlische leveranciers gebruik maken om daar buitensporige prijzen voor te vragen, stukken hoger dan de prijzen op de wereldmarkt. Egypte en Jordanië hebben immers geen keus. Anderzijds is Egypte onder sterke druk gezet om gas te leveren aan Israël aan een uiterst voordelige prijs – een derde van de wereldmarktprijs! Dat alles wordt door de Egyptenaren en Jordaniërs als beledigend beschouwd.
Dan is er nog het Europees-Mediterraan Partnerschap (of het zgn. Barcelona-proces) dat in 1995 door de EU werd gelanceerd om de Arabische landen tot samenwerking te dwingen met Israël over milieuproblemen en dergelijke, met geld als incentive. In 2008 is het Partnerschap vervangen door de Unie van de Middellandse Zee. Maar het enige dat in dat forum niet mag worden besproken is de oplossing van de Palestijnse kwestie, nochtans hét grote knelpunt in de relaties tussen de Arabische landen en Israël. De NAVO heeft een gelijkaardige Mediterrane Dialoog lopen, die om dezelfde redenen geen succes is.
Ook de onvoorwaardelijke westerse steun – politiek, financieel, economisch – voor Israël, zonder dat daar enige eis voor naleving van de mensenrechten, afschaffing van het staatsracisme, naleving van het internationaal recht, vervolging van daders van oorlogsmisdaden en van misdaden tegen de menselijkheid tegenover staat – stuit erg tegen de borst. Alhoewel ze beweren tegen de Israëlische nederzettingen in de bezette Palestijnse gebieden te zijn, stelden de VS op 18 februari in de Veiligheidsraad hun veto tegen een resolutie, waarin het Israëlische nederzettingsbeleid werd veroordeeld. Volgens de Amerikaanse ambassadrice bij de VN mag daar echter niet de conclusie worden getrokken dat de VS de bouw van nederzettingen steunen… Een zoveelste slag in het gezicht van Palestijnen en Arabieren van president Obama, die bij zijn aantreden beloofde werk te maken van het vredesproces.
Ook voor de Europese Unie is het vredesproces officieel een prioriteit. Maar in de praktijk laat de EU Israël betijen en blijft het dat land door dik en dun steunen en saboteert het feitelijk elke mogelijkheid tot vrede. Als de Arabieren bij het Internationaal Atoomagentschap bv. een resolutie indienen waarin Israël wordt gevraagd het verdrag tegen de verspreiding van kernwapens te onderteken stemmen de EU-landen tegen, alhoewel ze lippendienst bewijzen aan een kernwapenvrij Midden-Oosten. Bovendien helpen ze Israël met het fabriceren van massavernietigingswapens (atoomwapens, chemische en biologische wapens). Zo is er een project van de Franse president Sarkozy voor de bouw van een nieuwe kerncentrale in Israël, dat een taboe is waarover niet mag worden gesproken.
Op 6 februari vergaderde het “Kwartet” (de VS, Rusland, de VN en de EU), dat in 2002 een (nooit uitgevoerd) stappenplan voor de oplossing van het Israëlisch-Palestijns conflict lanceerde, nog eens. Op de bijeenkomst in München werd geweigerd de nederzettingenpolitiek te veroordelen en werd de erkenning van een Palestijnse staat binnen de grenzen van 1967 verworpen, zoals de Palestijnen hadden gevraagd. Ondanks het feit dat de onderhandelingen tussen Israël en de Palestijnen al maanden stil liggen sprak het kwartet de hoop uit dat ze tegen september zullen afgerond zijn en dat er dan dus een Palestijnse staat zal zijn. Die staat was al voorzien voor 1998 in de akkoorden van Oslo van 2003. Geregeld werd de deadline verschoven. President George Bush hoopte de Palestijnse staat nog te kunnen meemaken voor het einde van zijn ambtstermijn op 20 januari 2009. Nu is het dus september 2011! De zoveelste leugen, want niemand doet er iets voor, noch de VS noch de EU. Integendeel zelfs.
Meer nog er wordt voor gezorgd dat aanhangers van Israël een grote vinger in de pap hebben in de Midden-Oosten diplomatie. Uitgelegd wordt dat dit bedoeld is om Israël niet te verontrusten. De Arabische landen, en hun burgers, mag men natuurlijk wel verontrusten en schofferen. Zo werd de Britse oud-premier Tony Blair de leider van het kwartet en kon hij dat blijven ondanks het feit dat hij in 2009 in Israël de Dan David Prijs kreeg ter waarde van 1 miljoen dollar voor “zijn buitengewoon leiderschap” en voor zijn hulp bij het tot standkomen van “blijvende oplossingen in conflictgebieden”. Daarmee wordt in elk geval niet Palestina bedoeld, want Blair, als “poedel van Bush”, heeft altijd ten dienste van Israël gewerkt. De prijs lijkt dan ook eerder een betaling voor bewezen diensten.
Een andere man, die een prominente rol speelde in de Palestijns-Israëlische onderhandelingen en ook bij de Verenigde Naties belast was met belangrijk werk in de Palestijnse kwestie, is de Noor Terje Roed-Larsen. De man kreeg, samen met zijn vrouw Mona Juul, die nog altijd werkt voor het Noorse ministerie van Buitenlandse Zaken, in 1999 100.000 dollar van het Shimon Peres-centrum. Hij zat eerder in het bestuur van dat centrum. Ook dat lijkt sterk op beloning voor bewezen diensten. Het was bij hem thuis in Oslo dat Palestijnen en Israëli’s in 1993 in het geheim onderhandelden over wat later bekend zou worden als de Oslo-akkoorden. Nadien is gebleken dat Terje Roed-Larsen niet gewoon een bemiddelaar was, maar nauw samenwerkte met de Israëli’s in een grootscheepse spionageoperatiezaak tegen de Palestijnse delegatie. En dat hij de Palestijnen steevast aanspoorde hun eisen te matigen en in te stemmen met wazige en dubieuze teksten – met name wat het stopzetten van de bouw van nederzettingen betreft.
(Uitpers nr. 129, 12de jg., maart 2011)