Dit boek van Paul Magnette, voorzitter van de franstalige sociaal-democratische partij PS, kwam uit in 2022. Dit jaar verscheen een tweede editie én een vertaling in het Nederlands. Ik heb het boek in het Frans gelezen, dus ik plaats er maar geen bladzijden bij.
Het ‘volle leven’ deed me denken aan ‘Le Socialisme gourmand’ van Paul Ariès, eveneens een zeer positief boek en eveneens gebaseerd op de ervaringen van de arbeidersbeweging.
Paul Magnette, laat ons dat niet vergeten, is hoogleraar politieke wetenschappen aan de ULB, en dat is duidelijk te merken aan zijn bijzonder goed gedocumenteerde boek.
De uitdaging is de noodzakelijke ecologische transitie die veel te lang op zich laat wachten. In de jaren ’70 en ’80 van vorige eeuw, aldus de auteur, stonden we veel dichter bij een democratische, sociale en ecologische kentering. Sicco Mansholt, lang geleden voorzitter van de Europese Commissie pleitte al tégen de economische groei! Nadien is alles weer dicht geslibd en het is niet de angst voor een dreigende ramp die ons zal doen beslissen snel snel iets te ondernemen.
Magnette neemt de lezer mee door een theoretisch goed onderbouwde tocht door de huidige milieucrisis, de grote principes die we niet uit het oog mogen verliezen en de ‘dode hoek’ van de ecologisten, met name de strategie en de actoren waarop we moeten rekenen. Hij doet tenslotte ook een aantal zeer concrete voorstellen.
Het kapitalisme en het communisme van de oude Sovjet-Unie zijn twee keerzijden van één medaille, zo stelt hij, beiden gebaseerd op de stelling dat de mens de natuur moet kunnen overwinnen. Het is een stelling waar we afstand moeten van nemen. Marx zelf is ietwat tegenstrijdig, stelt de auteur, in zijn ‘Kapitaal’ maakt hij zich zorgen over de uitputting van mens en aarde door het economisch systeem, maar in het ‘Communistisch Manifest’ moet de natuur worden onderworpen aan de mens. In feite, aldus Magnette, maken Marx en Engels zich vooral zorgen om het feit dat die natuurvernietiging nooit ten goede komt aan de arbeiders.
Hij sluit aan bij Jean Jaurès: om de proletariërs uit de ellende te kunnen halen is er welvaart nodig, en welvaart betekent economische groei. Hij pleit daarom niet voor ‘dé-croissance’, maar voor ‘acroissance’. (Ik weet niet hoe dit in het Nederlands is vertaald).
Het Westen heeft een heel aparte visie op natuur, maar dat betekent daarom niet dat we die natuur ook ‘rechten’ moeten toekennen of dat we moeten breken met het humanisme. De natuur heeft geen intrinsieke waarde, maar wel een esthetische, morele, wetenschappelijke en eventueel spirituele waarde. Dat is voldoende om die natuur te bewaren en te beschermen, maar ook om er een handelingsethiek aan vast te koppelen want het sociale mag vooral niet opgaan in een natuurlijke evolutie.
De motor van de veel te hoge uitstoot, aldus Magnette is de veel te grote en nog steeds groeiende ongelijkheid. Indien we een ‘vol leven’ willen voor iedereen, moet de economische hiërarchie worden aangepakt. We moeten collectieve waarden verdedigen en de planning democratiseren. En laat ons vooral niet vergeten dat we ook dingen kunnen verbieden, zoals privé-jets bijvoorbeeld, maar ook reclame voor kinderen.
Magnette bepleit een op marxisme gebaseerde sociaal-democratie en breekt met een aantal veel gehoorde oplossingen in ecologische kringen. Want je zal geen mensen overtuigen door hen zowel het vliegtuig als de auto, vlees en grote woningen af te nemen. Wél moeten we denken aan fiscaliteit, zoveel als mogelijk gratis openbare diensten, democratisering van ondernemingen, sociale rechtvaardigheid, bestaanszekerheid, fiscaliteit en een grondwettelijk recht op arbeid. Het is de Staat die de markt moet corrigeren. En vooral, we moeten breken met het productivisme en het consumentisme.
We moeten af van alle voorstellen die nog nauwelijks een band hebben met de reële wereld, zoals de groepen die zich – zeer depolitiserend – terugtrekken in ‘de woestijn’, of de gemeenschappen van kleine gemeenschappen naar het voorbeeld van Murray Bookchin.
Wel zullen we moeten denken aan een meer representatieve democratie en een weldoordachte niet-naïeve en misplaatste participatie van burgers.
Door te kijken naar de ervaringen en de geschiedenis van de arbeidersbeweging kunnen heel wat lessen worden geleerd, zoals het zoeken naar eisen die breed gedragen kunnen worden, met een mondiale horizon, zoeken naar convergenties met de sociale strijd van andere groepen, de noodzakelijke permanente dialoog en vooral, het voorop stellen van een concrete utopie. We moeten een wereld zien te creëren die verlangen opwekt, en niet vasthangen in een nieuw ascetisme.
Misschien zijn mensen niet zozeer bang van verandering, aldus Magnette, integendeel, veel mensen zijn bang dat er niets verandert, en dat hun kinderen géén beter leven zullen hebben.
Dit korte overzicht doet onrecht aan het boek, omdat het werkelijk zeer goed geargumenteerd is. Men hoeft het zeker niet eens te zijn met alle punten van de auteur, maar de stellingen zijn goed onderbouwd en schetsen een positieve horizon, voorbij het zogenaamde ‘geluk’ van nogal wat groenen.
Tegelijk doet dit boek snakken naar meer van dit soort literatuur in Vlaanderen. Wie dit vergelijkt met de holle praat van iemand als Conner Rousseau, zal zeker besluiten dat de sociaal-democratie in de twee landsdelen sterk verschillen van elkaar.