"Haïti is nu een bezet land". "President Aristide werd ontvoerd". Dat was de teneur van de gesprekken die enkele Haïtianen voerden ter gelegenheid van de Dertiende Internationale Vergadering van Oscar Romero Comités in Santo Domingo, hoofdstad van de Dominicaanse Republiek begin april dit jaar.
Op die vergadering stond het thema van de omverwerping van de democratisch verkozen regering en de verwijdering van president van Haïti einde februari hoog op de agenda. Onder de sprekers bevond zich Mgr. Serge Miot, hulpbisschop met recht op opvolging van het aartsbisdom Port-au-Prince.
De Europese media zetten voor ons de puzzel in mekaar. President Jean Bertrand Aristide is niet bij machte het land nog langer te besturen. Hij maakt te veel fouten. Hij vertoont dictatoriale trekken. Hij kan niet meer rekenen op de steun van het electoraat. Er is zelfs sprake van gewapende rebellie aan de grens. Bovendien zit de economie aan de grond. Het volk is ontevreden. Daarom was er ook geen weerstand tegen de oprukkende rebellen. De chaos groeit. Dat mag niet uit de hand lopen. Om erger te vermijden moet ingegrepen worden. Dus Aristide moet weg. En een multinationale troepenmacht moet de orde hestellen. Op 29 februari neemt president Aristide de benen en vlucht naar een nog niet bekende bestemming.
Dat is het scenario dat de wereld voorgeschoteld kreeg. De Noord-Amerikaanse minister van Defensie Donald Rumsfeld zegde onlangs nog: "Er kunnen zich toestanden voordoen waarbij het noodzakelijk is de waarheid niet prijs te geven aan de media".
Vandaar dat we in Santo Domingo een heel ander verhaal te horen kregen dan dat van de media.
Volgens de Noord Amerikaanse doctrine, op zeker ogenblik vertolkt door Madeleine Albright, voormalige ambassadrice van de VS voor de UNO, bestaan er tegenwoordig "schurkenstaten" en "mislukte staten". "Mislukte staten" zijn dan landen die onbestuurbaar geworden zijn, waar de economie aan de grond zit en waar geregeld chaos optreedt. Volgens de regering Bush beantwoordde Haïti aan deze definitie.
Niemand van de aanwezige gesprekspartners tijdens de vergadering van het internationaal Romero-netwerk loochende het feit dat Aristide fouten beging. Uit onzekerheid en zenuwachtigheid tegenover de nog aanwezige macht van de criminele duvalieristen ging hij af en toe repressief te keer. In de zuidelijke streek van Barahona in de Dominicaanse Republiek, niet ver van de grens met Haïti ontmoette ik enkele studenten die beweerden gefolterd geweest te zijn. In het buitenland werd over al deze problemen breeduit de nadruk gelegd. Haïti was onbestuurbaar geworden.
Echter geen woord over de alfabetiseringscampagne die doordrong tot in alle hoeken van het land en opgenomen werd door de katholieke en protestantse kerk en zelfs door de vertegenwoordigers van de Afrikaanse voodoo-religie. Geen woord over de blijvende populariteit van de president bij een deel van de bevolking. Niets over de een miljoen vijfhonderdduizend personen die op de verjaardag van de afzetting van de voormalige dictator Duvalier op straat kwamen om de regering van Aristide te steunen. Hoe kan het anders als men weet dat de vier tv-stations van het land lid zijn van de Noord-Amerikaanse Associated Press?
De onbestuurbaarheid van het land werd reeds in de hand gewerkt ter gelegenheid van de Noord-Amerikaanse interventie in 1991. Toen werd de wettig verkozen president Aristide aan de kant gezet door het leger dat gesteund werd door de VS. Eerst werden talrijke leiders van de volksbeweging Lavalás, die Aristide in het zadel hielp, vermoord. De VS van hun kant boden studiebeurzen aan en kansen in het buitenland om volksleiders weg te halen. Op die manier werd de volkssteun van Aristide bewust verzwakt, niet alleen door de Haïtiaanse machthebbers, maar ook door de Noord-Amerikaanse bezetters. En dat is doorgegaan tot vandaag. Toen Aristide mocht terugkeren, zag hij zich verplicht te regeren te midden van de vijandige structuren van oud-dictator Duvalier en de rijke kaste, die geen gelegenheid lieten voorbijgaan om het hem moeilijk te maken.
De economie zit in Haïti aan de grond, kregen we hier in Europa te horen. "Maar het is zoals met een schooljongen die geen papier, geen schrift, geen pen krijgt en toch goede punten moet halen", zei Auguste Euvonie, voodoo-priesteres, voormalige medewerkster van de alfabetiseringscampagne en nu politieke vluchtelinge in de Dominicaanse Republiek. Het Internationaal Muntfonds, de Wereldbank en de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank kregen opdracht van Washington Haïti droog te leggen. Maar op de financiële en materiële steun, die de regering Aristide ontzegd werd, konden de gewapende rebellen over de grens in de Dominicaanse Republiek wél rekenen. Bovendien konden haarden van rebellie in het land zelf rekenen op financiële steun van de Noord-Amerikaanse ambassadeur James Foley. Van chaos gesproken. Drie rebellenleiders, Guy Philippe, Louis Jodel Chamblain en Emmanuel Constant trainden hun troepen op Dominicaans grondgebied zonder lastig gevallen te worden en met fondsen van de CIA. Het gaat hier over paramilitairen, terroristen die misdaden en moorden op hun geweten hebben. De VS, die van de strijd tegen het terrorisme een prioriteit gemaakt hebben, steunden hen niettemin. Ze leverden 20.000 M-16 geweren aan het Dominicaans leger. Een deel daarvan, een vrachtwagen vol, ging op klaarlichte dag ongemoeid de grens over met de rebellen. Maar president Aristide, die herhaaldelijk aandrong om hen uit te leveren zodat ze voor de rechter konden verschijnen, ving bot. Ze werden hooguit een dag vast gehouden en terug vrijgelaten.
Het was Luis Barrios, een Anglicaanse pastor uit New York, die voor de Dominicaanse tv zei dat Washington de Dominicaanse president Hipólito Mejía onder druk zette om te laten betijen. De media zwegen ook als vermoord over het weerwerk van het Haïtiaanse volk tegen de invasie, dat er wel degelijk was. De bevolking van Port-au-Prince, zonder vuurwapens, barricadeerde de hoofdstad met rotsblokken en ijzeren staven tegen de gewapende paramilitairen. De regering, zonder leger en met 5.000 slecht getrainde politieagenten, was geen partij voor de goed gewapende paramilitaire indringers.
De Organisatie van Amerikaanse Staten (OEA) heeft onder meer als opdracht juridisch en diplomatiek ter hulp te snellen als een van de lidstaten aangevallen wordt. Die hulp kwam er niet. Ook vanuit de UNO kwam geen steun voor de Haïtiaanse regering.
Als we alles op een rijtje zetten, kunnen we gerust stellen dat de kenmerken eigen aan een "mislukte staat" uitgerekend door de VS (met medeplichtigheid van Frankrijk) in de hand gewerkt werden.
"De chaos werd bewust, cynisch en met beslistheid geprovoceerd door Washington", besluit in een artikel Jeffrey Sachs, professor van de Noord-Amerikaanse universiteiten van Columbia en Harvard.
Noord-Amerikaanse en Franse troepen vielen de residentie van de president binnen, verplichtten hem zijn ontslag te ondertekenen zonder dat daar ook maar één Haïtiaanse vertegenwoordiger bij aanwezig was, voerden hem naar de luchthaven en zetten hem op een Noord-Amerikaans militair vliegtuig. De regering werd afgezet en de nieuwe – tegen de grondwet in – ingezworen voor de Noord-Amerikaanse en Franse ambassadeurs.
Waarom moesten de VS zo node de democratisch verkozen regering omverwerpen en een onwettige regering instaleren? " Het is een oud zeer", beweerde Auguste Euvonie. Het is al herhaalde keren gebeurd in het verleden. Telkens een president het waagt de negerbevolking vooruit te helpen, krijgt hij te doen met de racistische VS. Het soort collectivisme en gelijkheidsprincipe dat Aristide voorstond, week af van het Noord-Amerikaanse samenlevingsmodel en was dus gevaarlijk. Bovendien bestond er een goede verstandhouding tussen de regering van Haïti en die van Cuba, volgens de Noord-Amerikaanse regering, een "schurkenstaat".
De Mexicaanse journalist Carlos Fazio, aanwezig op de Romero-vergadering, voegde daar het voornemen aan toe van de VS om een "Vooruitgeschoven Operationeel Centrum" (een militaire basis) te installeren in Haïti. Sinds een aantal jaren geleden de Noord-Amerikaanse militaire basis weg moest uit Panama zoeken de VS koortsachtig hun positie en controle in de Zuid-Amerikaanse regio te verzekeren. Het was de ultraconservatieve Heritage Foundation, een denktank die grote invloed uitoefent op de Republikeinen en de regering Bush, die vond dat de aanwezigheid van het leger moest versterkt worden in het zuiden tegenover de "terroristische bedreiging" (sic) van Cuba en Venezuela. Sommigen zien in deze manoeuvres reeds de voorboden van nieuwe Noord-Amerikaanse oorlogen in de Zuid-Amerikaanse regio.
En Frankrijk dan? De Haïtiaanse regering had bij de Franse staat een eis neergelegd. Schadevergoeding voor de schuld die Frankrijk opgelopen heeft door de verovering van het land enkele eeuwen geleden en vooral voor het leed de massa slaven berokkend. Prijskaartje: 27 miljard dollar. Dat kon Frankrijk niet aanvaarden. Tenslotte waren de vijf miljoen slaven gedeporteerd uit Afrika. En wat dan met de Franse ex-kolonies in Afrika? Een domino-effect was dan niet ver weg.
Hoe reageerde de Kerk? Mgr. Serge Miot vertelde ons dat de vertegenwoordigers van de katholieke, protestantse en Episcopaalse kerk na de gebeurtenissen een oproep deden om te bidden voor de vrede. In hun brief hadden ze het over de "bezetting van het land". Mgr. Miot had de regering verzocht 2002 officieel uit te roepen als het "jaar van de boeren". Dit werd aanvaard. Hij zelf coördineerde het project. Dat leverde hem onder meer de faam op een handlanger van Aristide te zijn. Klachten in die zin gingen naar het Vaticaan. Bij de omverwerping van de regering vreesde hij een ogenblik voor agressie tegen de kantoren van het aartsbisdom. Wat niet gebeurde. Sommige priesters kregen wel last. Aristide met al zijn fouten was een symbool en hield de hoop voor een deel van de bevolking levendig. Die hoop is nu verdwenen. Als de kerk aan kracht wint, kan ze een alternatief bieden voor de hoop van het volk", besloot de hulpbisschop van het aartsbisdom.
(Uitpers, nr. 53, 5de jg., mei 2004)
Guido De Schrijver is lid van het Europees Netwerk van Oscar Romero Comités.
Voor de gebeurtenissen op Haïti, zie ook vorig nummer van Uitpers (nr. 52, april 2004): Ramsey Clark: Bush werkte drie jaar aan regimewissel op Haïti.