Bij de opening van het Afrika Filmfestival in Leuven de 9e oktober stond “Kazungu, de metis” geprogrammeerd, een documentaire uit 1999 van filmmaker Georges Kamanayo. Daarin gaat hij op zoek naar zijn wortels in België, Frankrijk en Rwanda. Kamanayo heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt om zijn boek, “Tussen twee werelden”, voor te stellen. Het eerste exemplaar overhandigt hij aan Junior Mthombeni, tegenwoordig als regisseur verbonden aan de KVS in Brussel, waar hij hoge ogen gooit met Winnie en Malcolm X. Zowel Kamanayo als Mthombeni zijn metis, de eerste heeft een Rwandese moeder, de tweede een Zuid-Afrikaanse vader. Die dubbelbloedigheid houdt Kamanayo bezig, het is de leidraad in zijn boek. Getuige daarvan ook de ondertitel, “Een leven in Europa en Afrika”.
Kamanayo gaat ervan uit dat er van metissen een kracht uitgaat, die perspectief biedt voor de toekomst. Al in de inleiding maakt hij zijn kinderen en kleinkinderen zijn visie duidelijk: “Ik wil liever een hoopvol verhaal vertellen over métissage en ‘culturele verbinding’ – een verhaal waardoor in de toekomst fysieke en culturele vermenging als iets positiefs zal worden aangezien. Ik wil hun een nieuw verhaal voorspellen waarbij volkeren en verschillende culturen elkaar zullen omarmen, in de plaats van elkaar te exploiteren. Ik wil hun een verhaal vertellen waarbij racisme en uitsluiting geen rol meer zullen spelen.” Het is de positieve boodschap van iemand, die zich zijn hele leven lang het slachtoffer gevoeld heeft van discriminatie en dat in zijn boek dik in de verf zet.
Van Rwanda naar België
Kamanayo komt op de wereld op een van de duizend heuvels in Rwanda, zijn moeder is een analfabete Tutsi. Met de man, van wie hij vermoedt dat hij zijn vader is, een Frans industrieel, eigenaar van verscheidene mijnen in de streek, heeft hij geen contact. Georges brengt daar tot zijn dertiende, wanneer de overheid hem van zijn moeder wegneemt en naar België stuurt, zijn jeugd door. “Voor mijn vertrek naar België was ons gezin rijk: we hadden een dozijn koeien, een hoop geiten en een mooi huis met een aparte keuken en zelfs een goed gevuld graanschuurtje. Bij valavond zaten we met de hele familie rond een smeulend vuurtje, lekker te eten en te drinken, omringd door onze koeien.”
In 1960 gooit de Belgische administratie, die tot in 1962 in opdracht van de Verenigde Naties de voogdij over Rwanda in handen heeft, Georges zijn leven overhoop. Zijn moeder ondertekent een document, waarvan later blijkt dat ze haar zoon afstaat. Georges vliegt naar België, een ander leven tegemoet, dat zich eerst in een weeshuis in Schoten, daarna in een pleeggezin in Deurne afspeelt. Hij is een van de honderden halfbloeden, zoals we ze vroeger noemden, vruchten van de zonde, kinderen van een informele relatie van een koloniaal met een Burundese, Kongolese of Rwandese vrouw, die de overheid uit het zicht van de samenleving wil houden. Pas de laatste jaren is het officiële België zich ervan bewust geraakt welke catastrofale gevolgen die gedwongen afstand en verbanning in vele gevallen gehad heeft. Op 4 april 2019 verontschuldigt toenmalig eerste minister Michel zich in de Kamer voor het gedane onrecht. Kamanayo luistert mee op de tribune, trots dat hij aan de kar getrokken heeft om die formele excuses af te dwingen. Al in 1974 draait hij voor Panorama “De vreugdezaaiers, mulattenkinderen”. De lijdensweg heeft 45 jaar geduurd.
Georges heeft het niet makkelijk om zijn leven op de sporen te zetten. Hij spreekt vloeiend Kinyarwanda en wat Frans, geen woord Nederlands. Zijn achterstand op school is immens. De kazungu, zoals ze hem met een Swahiliwoord in Rwanda noemen, de kleine blanke, verandert in het negertje. Discriminatie maakt deel uit van zijn dagelijkse bestaan, Kamanayo gaat daarop uitvoerig in. Die geschiedenis en de zoektocht naar zijn identiteit vormen mee de onderstroom van zijn boek. In het reine met zijn verleden komt hij op zijn tweeënzeventigste nog niet helemaal, blijkt uit het slot van “Tussen twee werelden”: “Mijn voornaamste existentiële vragen zijn de volgende: ben ik de vrucht van de liefde tussen mijn vader en mijn moeder? Waarom moest ik in 1960 mijn geboorteland verlaten? Wat zijn voor mijn leven de gevolgen geweest van de Belgische kolonisatie? Waarom moest er een genocide tegen Tutsi’s in Rwanda plaatsvinden? Welke rol kan ik als metis spelen als vader en grootvader in deze complexe wereld?”
Van cameraman tot gelauwerd filmmaker
Zijn racisme en achterstelling de ene kant, de andere kant van de spagaat is Kamanayo’s niet aflatende gevecht om wat van zijn leven te maken. Hij volgt filmschool en begint als cameraman op de toenmalige BRT te werken, vooral voor de nieuwsdienst.
In 1984 zijn we samen op pad in Eritrea. We trekken er op met de rebellen van het EPLF, het Eritrese Bevrijdingsfront, dat voor de onafhankelijkheid van het land opkomt. We verplaatsen ons ’s nachts, omdat overdag de Ethiopische MiGs de streek bestoken en het te gevaarlijk is om je in openlucht te vertonen. Georges en ik zitten achteraan in de pick-up, waarmee we door de heuvels en de savanne naar onze volgende bestemming rijden. We praten over van alles en nog wat, we hebben niets anders te doen. Ik leer met stukken en brokken zijn verleden kennen maar krijg het niet als een traumatische ervaring meegegeven, toen niet. Hij had nog maar een deel van de weg afgelegd, denk ik nu. Ik leer Georges de juiste uitspraak van sommige Antwerpse woorden. Had hem beter gevraagd om me wat Kinyarwanda bij te brengen maar de belangstelling voor dat bergstaatje in de streek van de Grote Meren, tien jaar voor de volkenmoord, was indertijd minimaal. Om 2u. ’s nachts interviewen we in zijn arendsnest Isaias Afewerki, de leider van het EPLF. We hebben een uitstekende indruk over de beweging en het vooral ondergronds georganiseerde verzet. 36 jaar later bestuurt Afewerki Eritrea als een regelrechte dictator maar dat is een andere historie.
Later werkt Kamanayo zich in zijn eigen bedrijf op tot filmregisseur en –producent. In 1999 krijgt “Pièces d’identité” op het Fespaco in Ouagadougou, in Burkina Faso, het grootste filmfestival in Afrika, de Gouden Hengst. M.a.w., Kamanayo grijpt de kansen die onze maatschappij ondanks de discriminatie hoe dan ook biedt, meer zelfs, hij creëert die kansen. De manier waarop hij, pas afgestudeerd, op de BRT op zoek gaat naar werk, is hilarisch, hoe hij van kantoor naar kantoor loopt om zich aan te melden tot hij de juiste persoon gevonden heeft. Het zou dezer dagen niet meer kunnen, hij zou gewoon niet meer binnen raken.
Het is tegenwoordig een moeilijke discussie met militante vrouwen en mannen uit de Afrikaanse diaspora, of je ondanks het besef van soms versmachtende discriminatie, zoals een rapport van de Koning Boudewijnstichting van november 2017 onomstotelijk aangeeft, toch evenzeer ervoor pleit om niet bij de pakken te blijven zitten en je in een slachtofferrol te wentelen. Het lukt lang niet iedereen om zijn hoofd boven het maaiveld te houden maar wie daarin slaagt, zoals Georges Kamanayo, kan uitgroeien tot een rolmodel en een pleitbezorger in de strijd tegen racisme.
Om die reden vind ik het jammer dat Kamanayo niet ingaat op zijn kennelijke slechte ervaring met de Stedelijke Overlegraad voor Etnisch Culturele Minderheden in Antwerpen. In 2007, onder het burgemeesterschap van Patrick Janssens, legt hij gedesillusioneerd het voorzitterschap neer. Ik had hem graag licht zien werpen op de moeizame, onverkwikkelijke manier waarop onze samenleving omgaat met de verzuchtingen van metissen e.a. burgers met een etnische achtergrond, racistisch geweld en de hoofddoekenproblematiek.
Sterke passages en onvolkomenheden
Soms spelen zijn herinneringen Kamanayo parten. Zo passeert wie in 1960 van de kust naar Antwerpen rijdt niet via de Kennedytunnel maar door de konijnenpijp. Soms maakt hij ook onverklaarbare sprongen. Paul, de jongen die samen met hem naar Belgisch Kongo afreist om er een tijdje school te lopen, blijkt zo’n honderd bladzijden verder zijn halfbroer. Hoe dat in elkaar zit, lezen we niet. Er zijn nog van die gedachtekronkels in het boek. Overigens strookt ook Georges zijn beschrijving van het radio-interview dat ik met hem maak in een studio van de VRT niet met de werkelijkheid. Ik was nl. op het Fespaco, toen “Pièces d’identité” er gelauwerd werd. Maar goed, dat zijn schoonheidsfoutjes, details. Ze verdrinken in het niet, als je passages onder ogen krijgt, die je als lezer stil maken.
Zo is er het ontroerende moment, wanneer Kamanayo na 22 jaar voor het eerst zijn moeder weer ontmoet. Hij is zijn moedertaal vergeten maar dat maakt niets uit: “Toen mijn oude moedertje mijn stem hoorde en mijn geur rook, sprong ze op van vreugde. Zoals bij de bevalling van een eerste kind slaakte ze een vreugdekreet, om dan spontaan in mijn armen te vallen. Zachtjes en met veel genegenheid klemde ik haar vast in mijn armen. Instinctief, zoals bij een jong kalf, herkende ik haar lichaamsgeur en haar unieke tederheid, die als een teletijdmachine werkte en me 33 jaar terug in de tijd katapulteerde, toen ze me nog op haar rug droeg en ik met mijn rechteroor haar hartslag duidelijk kon horen. Toen ik haar zachtjes tegen me aan drukte, voelde ik niet de zachte moederborsten van weleer, maar harde scherpe botten. Ik voelde haar kwetsbaarheid en haar vermoeidheid.”
De kennismaking met zijn vader in het zuiden van Frankrijk, die Kamanayo in 1993 opzoekt, het allereerste gesprek van hun leven, is van een andere aard, maar even beklijvend: “Ik nam mijn portefeuille en liet hem foto’s van mijn vrouw en onze twee jongens zien. Met veel tederheid en aandacht nam hij die foto’s tussen zijn lange sierlijke vingers en begon de foto’s van zijn kleinkinderen te strelen alsof hij twee pasgeboren baby’s in zijn handen had. Vervolgens stond hij op en ging bij het raam staan om nog meer licht op de foto’s te laten vallen – het waren magische minuten, die ik nooit zal vergeten. Het was duidelijk dat zijn twee kleinkinderen als een geschenk uit de lucht waren gevallen. Samen hebben we nog een fles champagne leeggedronken.”
Georges Kamanayo, een man van 72, die terugblikt op zijn leven. Vanop de heuvel in Rwanda waar hij zich teruggetrokken heeft, reflecteert hij op zijn wereld, dé wereld. Af en toe keert hij terug naar België, waar zijn kinderen en kleinkinderen hun leven vorm geven. Hij leeft tussen twee werelden, in Europa en Afrika.
.