Er zijn eind juni, net voor, tijdens en vlak na de Europese top in Brussel, in Polen registers opengetrokken, die op de Europese politieke scène zelden gezien zijn. Er zijn uitspraken gedaan als “Polen zou dezer dagen een gròòt Europees land zijn, met meer dan zestig miljoen inwoners, als de Duitsers tijdens de oorlog er geen zes miljoen vergast hadden” of “het tegenwoordige Duitsland is net hetzelfde als dat van de jaren dertig onder Hitler”.
Om alle lidstaten, en dus ook de hooghartige Polen, eensgezind achter de tekst van een Europese grondwet of verdrag te krijgen, moet kanselier Merkel zich in het stof wentelen.
Er is altijd wel een Kaczynski om zonder gêne dergelijke grove woorden in de mond te nemen, hetzij Lech, de president, of Jaroslaw, de eerste minister, de eeneiige tweeling, die sinds een kleine twee jaar het politieke landschap in Warschau domineert. Niet uit elkaar te houden qua uiterlijk en ook niet wat hun ranzige ideeëngoed betreft.
Dat Polen binnen Europa koppig zijn eigen koers vaart, weten we al langer. Een week of twee voor de Europese top heeft de rapporteur van de Raad van Europa het zwart op wit geschreven: Polen heeft in de periode van 2002 tot 2005 op zijn grondgebied geheime detentiecentra geherbergd, waar de CIA vermeende terroristen opsloot, en clandestiene vluchten door zijn luchtruim toegestaan, waarmee diezelfde CIA illegaal gevangenen vervoerde. Bovendien is het zijn Europese partners binnen de Navo een doorn in het oog dat Polen ermee akkoord gaat om de Verenigde Staten hun antirakettenschild op zijn grondgebied te laten installeren.
Een land van verbazingwekkende uitzonderingen
De eigenzinnigheid waarmee Polen op de internationale politieke scène zijn Europese partners tegen de haren instrijkt, krijgt ook een vertaling in de aanpak van binnenlandse politieke dossiers. De aanslagen op de mensenrechten zoals Europa die geëerbiedigd wil zien, vallen moeilijk in organen als het Europese Parlement of het Europese Hof in Straatsburg. In maart veroordeelt het Hof Polen tot een schadevergoeding omdat een vrouw een abortus ontzegd is, waardoor ze nu blind door het leven moet. In het Poolse parlement gaat de discussie onverminderd verder om in de grondwet het recht op leven vanaf de conceptie in te schrijven, wat in de praktijk op een totaal abortusverbod neerkomt.
Nog in maart is een commissie van het Europese Parlement met een onderzoek gestart om uit te maken of een wetsontwerp dat ertoe strekt leraren die homoseksualiteit bespreekbaar maken te ontslaan, wel verenigbaar is met de richtlijnen tegen discriminatie, die binnen de Europese Unie gelden. De Poolse ombudsvrouw voor kinderen heeft zelfs al laten weten voorstander te zijn van een beroepsverbod voor homoseksuele leraren, sporttrainers én kunstdocenten.
De afrekening met het communisme
Het meest zorgen binnen de rest van Europa heeft de lustracja gebaard, de nieuwe zuiveringsoperatie. Een nieuwe wet van de 15e maart verplicht zo’n 700.000 Polen – al wie er een beroep uitoefent waarmee je invloed op de publieke opinie uitoefent, van verkozenen op alle niveaus over magistraten, hoge ambtenaren en academici tot advocaten en journalisten – om een verklaring te ondertekenen dat ze onder het communisme niet met de geheime politie samengewerkt hebben. Wie het formulier niet invult, is zijn baan kwijt. De deadline is de 15de mei.
Dat het de Poolse regering menens is, blijkt gauw. Als Tadeusz Mazowiecki, een van de iconen van de vrije vakbond Solidariteit en in 1989 Polens eerste niet-communistische premier, laat horen dat hij weigert om aan die eis te voldoen, is de sanctie een kwestie van uren. Ze schrappen hem meteen als lid van het erecomité dat aangeeft wie er in aanmerking komt voor de Orde van de Witte Arend, Polens belangrijkste onderscheiding.
Bronislaw Geremek neemt de handschoen op. Ook hij heeft aan de wieg gestaan van Solidariteit, is Minister van Buitenlandse Zaken geweest en is nu een gerespecteerd Europees parlementslid. Zijn uitgangspunt: dat soort heksenjacht staat haaks op zijn opvatting over burgerlijke vrijheden. “Waar blijft de autonomie van de hoogleraar en waar de vrijheid van de journalist?”, vraagt hij zich hardop af als ik hem in zijn bureau op het Europese parlement opzoek. Samen met een andere onverdachte gangmaker van de Poolse omwenteling, de publicist Adam Michnik, maakt hij een zaak ervan om tegengas te geven, ook al dreigt hem dat zijn zetel te kosten. Het Poolse parlement heeft al besloten om hem die te ontnemen, als op het nippertje, enkele dagen voor de deadline van de 15e mei, het Poolse Hooggerechtshof delen van de wet ongrondwettelijk verklaart.
De Kaczynski’s zoeken het conflict, is Geremeks analyse. Ze willen de mensen laten voelen dat ze macht over ze uitoefenen, ze willen domineren. Precies dat soort houding heeft in hem weer de geest van de oude dissident wakker gemaakt. Als overtuigd Europeaan tilt hij zwaar aan de vlekken, waarmee de Kaczynski’s Polens blazoen besmeuren. Nu lijkt het erop dat Polen zich het Europese gedachtegoed niet eigen gemaakt heeft, en juist dàt – de terugkeer van Polen in de schoot van het oude Europa, waar het volgens hem altijd thuisgehoord heeft – is Geremeks leidraad in zijn politieke handelen geweest.
De lustracja zet de problematiek van de verwerking van het verleden hoog op de agenda. In 1989, toen de communistische leiders de handdoek in de ring wierpen, heeft Mazowiecki een streep onder dat verleden getrokken. Geen revanche, was zijn stelregel, de Polen goede vooruitzichten bieden, daarnaar moet onze aandacht gaan. De manier waarop het conservatieve, anticommunistische Polen, dat nu de lakens uitdeelt, bijna twintig jaar later toch zijn gram probeert te krijgen, wijst erop dat het beleid van straffeloosheid geen goede optie was. De roep om vergelding klinkt luider dan ooit. De afweging tussen ofwel een afrekening of een toekomstgerichte aanpak rijst in Polen even goed als in Rwanda en Zuid-Afrika en je ziet hoe elke maatschappij uiteindelijk naar een oplossing sui generis grijpt en er nergens volledige tevredenheid heerst over het bereikte resultaat.
De ontsluiting van de archieven
Geremek is uitgegroeid tot een pleitbezorger van het voorstel om de archieven van de veiligheidsdienst open te stellen. “Je moet verhinderen dat politici willekeurig informatie uit die archieven plukken politieke tegenstanders te beschadigen”, is zijn stelling. Geïnspireerd door de wetenschap dat nogal wat inlichtingen die de geheime politie in de tijd verzamelde, gekleurd of vervormd waren, omdat ze daarmee nu eenmaal mensen onder druk wou zetten.
Toch vraagt Geremek begrip voor de Poolse houding, die op zoveel weerstand stuit in de rest van Europa. “Houd rekening met de diversiteit binnen de Unie”, vraagt hij, “wij, die van het oosten, spreken een andere taal en gebruiken een andere munt, onze economie is anders; we zitten ook met een ander verleden, een verleden onder het communisme, dat misdaden begaan heeft, zoals de moordpartij op tienduizend Poolse officieren tijdens de tweede wereldoorlog; laten we dat in ons achterhoofd houden”.
Zijn strijdmakker Michnik is minder toegeeflijk in zijn uitlatingen. Hij spreekt over de huidige machthebbers in Polen als nationalisten, die tuk zijn op revanche, provincialistische onrustzaaiers, antisemieten en vreemdelingenhaters, erfgenamen van een vooroorlogs chauvinisme en spreekbuizen van een etnisch-klerikaal fundamentalisme.
Het oprukkende populisme
We moeten de peripetieën van de Poolse tweelingbroers in een ruimer perspectief durven plaatsen. Het valt op dat er een golf van conservatief populisme door Europa waart. Schering en inslag zijn de verwijzingen naar behoud en versterking van de nationale identiteit, fatsoensnormen en traditionele gezinswaarden, en begrippen als gezond verstand en hard werken.
Extreem formulerende politici als in Nederland Fortuyn en Wildiers en bij ons Jean-Marie de Decker maken binnen dat kader de blits, evengoed als politici die zich voorzichtiger uitdrukken, genre Leterme en zijn voorbeeld van boven de Moerdijk, Balkenende. Ook de nieuwe Franse president Sarkozy heeft die trend herkend en zich eigen gemaakt. Zelfs bij partijen die zich links noemen, zijn er populistische oprispingen te bespeuren, zoals uit het hoofddoekendebat in Antwerpen blijkt. Maar de aangebrande leuzen uit het extreem-rechtse kamp, de gaskamers van Le Pen en het racistische discours van Dewinter en consorten, vinden we bij de politici van de nieuwe conservatieve golf veel minder terug. Al gaat de met een kärcher het racaille bestrijdende Sarkozy wel een flink eind in die richting.
De voedingsbodem
De broers Kaczynski hebben dat conservatieve populisme tot in het extreme doorgetrokken. Ze kennen geen schroom om alle snaren te betokkelen, die hun conservatieve kiezers als muziek in de oren klinken, gaande van communistenhaat en de vermaledijde Europese Unie – bron van alle kwaad – over anti-Duitse en anti-Russische gevoelens tot homoseks. De Kaczynski’s hun opvattingen enten zich op in Polen wijd verspreide maatschappelijke tendensen als patriottisme, op de keper beschouwd een vorm van ongeremd nationalisme, en een preconciliaire beleving van het katholieke geloof. De partij van de Tweelingen, de PIS – wat staat voor Recht en Gerechtigheid – profiteert van de aanwezigheid van die negatieve gevoelens om in een land, dat in een moeilijke politieke en economische overgang zit, haar macht te consolideren. In die zin moeten we het optreden van Polen op het Europese forum ook interpreteren als een zet met binnenlandse politieke oogmerken.
(Uitpers, nr 88, 8ste jg., juli-augustus 2007)